ECLI:NL:RBNNE:2013:8082

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 december 2013
Publicatiedatum
24 december 2013
Zaaknummer
18/630192-11
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in overval op Turkse winkel te Hoogezand

Op 24 december 2013 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van een overval op een Turkse winkel in Hoogezand op 25 maart 2011. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde poging tot doodslag en poging tot afpersing. Ondanks het feit dat er wettig bewijs aanwezig was, ontbrak het aan overtuiging om de verdachte te veroordelen. De rechtbank oordeelde dat de betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen in twijfel getrokken moest worden, vooral door de manier waarop het politieonderzoek was uitgevoerd en de inconsistenties in de verklaringen van de getuigen. Er bleven alternatieve scenario's mogelijk, wat leidde tot de conclusie dat de verdachte niet met voldoende zekerheid als dader kon worden aangewezen.

De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de verklaringen van verschillende getuigen, waaronder anonieme getuigen, en de technische bewijzen die in het dossier aanwezig waren. De getuigenverklaringen waren vaak inconsistent en leken beïnvloed door geruchten binnen de gemeenschap. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen, en dat de aangetroffen bewijsmiddelen niet voldoende waren om de betrokkenheid van de verdachte bij de overval vast te stellen.

De benadeelde partijen, waaronder de slachtoffers van de overval, werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, aangezien de verdachte was vrijgesproken van de tenlastelegging. De rechtbank benadrukte dat de benadeelde partijen hun vorderingen enkel bij de burgerlijke rechter konden indienen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en de rechters hun overwegingen uitvoerig uiteenzetten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/630192-11
op tegenspraak
raadsman: mr. S. Weening
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.
24 december 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
25 augustus 2011, 17 november 2011 en 13 december 2013.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 maart 2011, te Hoogezand, gemeente Hoogezand-Sappemeer,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter
uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf
om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 1]
- met een vuurwapen één of meer kogels in de buik en/of de schouder, en/of
elders in het lichaam heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke vorenomschreven poging doodslag werd gevolgd en/of vergezeld en/of
voorafgegaan van enig strafbaar feit (zijnde feit 2), te weten poging
afpersing in vereniging van die [slachtoffer 1] en een of meer andere personen, te weten
[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], althans poging diefstal met geweld in vereniging
en welke poging doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van
dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping
op heterdaad, aan zichzelf en/of zijn mededader(s) straffeloosheid en/of het
bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 25 maart 2011, te Hoogezand, gemeente Hoogezand-Sappemeer,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter
uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf
om opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven te
beroven, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, die
[slachtoffer 1] met een vuurwapen één of meer kogels in de buik en/of de schouder en/of
elders in het lichaam heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 25 maart 2011, te Hoogezand, gemeente
Hoogezand-Sappemeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s)
voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van geld, in elk geval
van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] en/of [bedrijf 1]
en/of [bedrijf 2], althans aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met
geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn
mededader(s), althans alleen,
- met gezichtsbedekking de winkel waar die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]
verbleven, is binnengekomen en/of
- heeft geroepen "buit, buit, buit" en/of
- ( een) vuurwapen(s) heeft gericht op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]
en/of
- die [slachtoffer 1] met een vuurwapen één of meer kogels in de buik en/of de schouder
en/of elders in het lichaam heeft geschoten,
terwijl dat feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 25 maart 2011, te Hoogezand, gemeente Hoogezand-Sappemeer,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter
uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen
geld, in elk geval enig goed geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4]
en/of [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2], althans aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die
voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te
doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 3], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn
mededader(s), althans alleen, met voormeld oogmerk
- met gezichtsbedekking de winkel waar die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]
verbleven is binnengekomen en/of
- heeft geroepen "buit, buit, buit" en/of
- ( een) vuurwapen(s) heeft gericht op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]
en/of
- die [slachtoffer 1] met een vuurwapen één of meer kogels in de buik en/of de schouder
en/of elders in het lichaam heeft geschoten,
terwijl dat feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder 1 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De officier van justitie heeft daarbij aangevoerd dat er naast de aangiften, getuigenverklaringen zijn van [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3], waaruit blijkt dat het verdachte en zijn medeverdachte zijn geweest die de overval hebben gepleegd. Ook is er de verklaring van een anonieme getuige. Op de mogelijke vluchtroute zijn een wit hemd en handschoenen aangetroffen. Op het hemd is DNA van verdachte aangetroffen, op de handschoenen DNA van medeverdachte [medeverdachte 1]. Uit verscheidene verklaringen blijkt dat verdachte met medeverdachte [medeverdachte 1] omging en dat verdachte over een wapen beschikte. De aangevers en enkele getuigen hebben verklaard dat de overvallers witte gezichtsbedekking hadden.
Er is sprake van medeplegen, hoewel niet kan worden vastgesteld wie er heeft geschoten. Er was een nauwe en bewuste samenwerking, verdachten gingen immers samen naar binnen en er was een taakverdeling. Zij speelden beiden een belangrijke rol in de overval. Bij beide verdachten bestond ten minste voorwaardelijk opzet op het gebruik van geweld nu zij wapens bij zich hadden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de gehele tenlastelegging. Daarbij heeft de raadsman aangevoerd dat de politie veel contacten met de aangevers en met getuigen ten onrechte niet heeft geverbaliseerd. Ook heeft de politie op een moment waarop het onderzoek nog volop gaande was, de namen van de daders die zij op het oog hadden, aan de aangevers medegedeeld. Dat is een vormfout, die bovendien blijk geeft van tunnelvisie bij de politie. De verklaring van getuige [getuige 1] is niet betrouwbaar nu zij niet consistent over de tijdstippen heeft verklaard waarop zij langs de winkel zou zijn gekomen en ook niet over de manier van lopen van de daders. Bovendien was het donker op het tijdstip van de overval waardoor ze niet heeft kúnnen zien wat ze verklaart. Zo heeft zij verklaard over zwarte hoofdbedekking terwijl alle andere betrokkenen spreken over witte gezichtsbedekking. Ook de verklaring van getuige [getuige 2] is niet bruikbaar voor het bewijs. Zij meent een van de verdachten te herkennen aan zijn loopje, hetgeen niet erg sterk is, en bovendien is dit pas achteraf verklaard. De verklaring van getuige [getuige 3] kan eveneens niet worden gebruikt voor het bewijs. Zijn verklaring dat hij geen getuige is geweest van de overval lijkt ondersteund te worden door de verklaring van zijn vriendin en getuige [getuige 4]. Hij lijkt dus de waarheid te spreken wanneer hij verklaart er niet bij aanwezig te zijn geweest. De anonieme getuige heeft enkel verklaard dat tegen hem is gezegd dat er iets buit gemaakt zou gaan worden, maar waarmee en op welk moment is niet duidelijk. Een link met deze overval is niet sluitend te leggen. Voorts heeft verdachte een plausibele verklaring gegeven voor het aantreffen van zijn DNA op het op de mogelijke vluchtroute aangetroffen hemd. Tot slot zijn er door verschillende getuigen andere namen genoemd van mogelijke daders. Al met al is er teveel twijfel dat het verdachte is geweest die deze overval heeft gepleegd, zodat hij moet worden vrijgesproken.
Beoordeling
Vrijspraak van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde niet bewezen en zal verdachte daarvan vrijspreken. De rechtbank overweegt daarbij het volgende. De rechtbank stelt vast dat zich in het dossier, naast de aangiftes, voldoende wettige bewijsmiddelen bevinden voor een bewezenverklaring van het ten laste gelegde. De rechtbank heeft echter niet de overtuiging bekomen dat hetgeen is ten laste gelegd aan verdachte kan worden verweten. De verschillende getuigenverklaringen alsmede het technisch bewijs laten naar het oordeel van de rechtbank ruimte voor andere daders, zodat niet kan worden uitgesloten dat verdachte en zijn medeverdachte niet de daders zijn. De rechtbank komt tot deze conclusie op grond van onder meer de volgende feiten en omstandigheden.
Over de op de mogelijke vluchtroute aangetroffen witte handschoenen, waarop DNA van medeverdachte [medeverdachte 1] is aangetroffen, wordt door de aangevers niet gesproken. Geen van de aangevers heeft aanvankelijk verklaard gezien te hebben dat de overvallers witte handschoenen droegen. Het is daarom niet vast te stellen dat deze handschoenen in verband staan met de overval, noch dat daarmee het, anderen uitsluitende, bewijs geleverd kan worden dat verdachte en zijn medeverdachte deze gepleegd hebben.
De verklaringen van de getuigen zijn veelal van horen zeggen, waarbij rekening moet worden gehouden met de geruchten die in de Antilliaanse gemeenschap in Hoogezand de ronde hebben gedaan in de tijd tussen de overval en het afleggen van de getuigenverklaringen, waardoor de kans bestaat dat getuigen met elkaar hebben gepraat en waardoor hun verklaringen kunnen zijn gekleurd, met name waar het namen van mogelijke daders betreft. Dit geldt ook voor de verklaring van getuige [getuige 2]. Aan haar verklaring, als directe getuige van de overval, is bovendien opvallend dat zij bij haar beschrijving van hetgeen zich in de winkel afspeelde ten tijde van de overval noemt dat de oude man - dit moet aangever [slachtoffer 3] zijn - door een van de overvallers werd geslagen, terwijl de aangevers hierover zelf niet spreken. Dat doet af aan de betrouwbaarheid van haar verklaring. Dat getuige [getuige 2] achteraf één van de daders voor 98 % herkent aan zijn loopje acht de rechtbank daarenboven niet redengevend.
De verklaring van getuige [getuige 1] acht de rechtbank twijfelachtig, nu zij niet consistent heeft verklaard over de tijdstippen waarop zij voor de Turkse winkel langs zou zijn gekomen en ook niet over de wijze van bewegen van de daders toen deze de winkel uit kwamen. Bovendien verklaart zij dat de daders iets zwarts op hun hoofd droegen, terwijl alle andere getuigen spreken over witte gezichtsbedekking.
De verklaring van de anonieme getuige is voornamelijk van horen zeggen, behalve dat hij van verdachte zelf zou hebben gehoord dat hij iets buit zou gaan maken. Dat geeft echter geenszins een direct verband aan tussen verdachte en deze specifieke overval. Deze getuige verklaart ook anders over degene die zou hebben geschoten dan de aangevers, hetgeen afdoet aan de betrouwbaarheid van de verklaring.
Tot slot wenst de rechtbank met betrekking tot de kwaliteit van het onderzoek in deze zaak op te merken dat er door het tijdsverloop dat er is geweest tussen de datum van de overval en het afnemen van de verhoren mogelijk al veel over de zaak is gesproken door allerlei betrokkenen in deze zaak en binnen de Antilliaanse gemeenschap in Hoogezand, waardoor verklaringen kunnen zijn beïnvloed en gekleurd. Daarnaast is het niet acceptabel dat de politie van een aantal contacten dat zij heeft gehad met de aangevers en getuigen in deze zaak geen proces-verbaal heeft opgemaakt.
Vorderingen van de benadeelde partijen (m.b.t. het onder 1 en 2 ten laste gelegde)
Als benadeelde partijen hebben zich in het strafproces gevoegd [slachtoffer 1], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2], wonenden te Hoogezand.
De benadeelde partijen hebben schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vorderingen zullen worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de vorderingen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, nu verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Beoordeling
Nu de rechtbank verdachte vrijspreekt van het aan hem ten laste gelegde, kunnen de benadeelde partijen niet in hun vorderingen worden ontvangen en kunnen zij hun vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

BESLISSING

De rechtbank:
Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen (m.b.t. het onder 1 en 2 ten laste gelegde)
Verklaart de benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2], wonenden te Hoogezand, niet-ontvankelijk in hun vorderingen.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. L.W. Janssen, voorzitter, H.L. Stuiver en
M.J.B. Holsink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.J. van Baren als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 december 2013.
Mr. Janssen was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.