Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Procesverloop
Overwegingen
(AWBZ-)thuiszorg werkzaam te zijn. Nu hij niet meer beschikt over een VAR WUO, krijgt hij van zijn opdrachtgevers geen, althans nauwelijks, opdrachten meer. Hierdoor kan hij geen, althans onvoldoende, inkomen als zelfstandige meer genereren, met als gevolg dat hij zijn vaste financiële lasten niet meer kan betalen. Ter zitting heeft verzoeker verklaard dat hij thans bij één van zijn opdrachtgevers, zijnde [C] nog steeds als zelfstandige staat ingeschreven. Zoals volgt uit de brief van [C] van 29 oktober 2013 (productie 4 bij verzoekers bezwaarschrift), houdt [C] echter overeenkomstig hetgeen in die brief onder optie A is vermeld, 40% in op verzoekers declaratie voor de mogelijke afdracht van loonheffing en werknemerspremies. Bovendien krijgt verzoeker nu van [C] beduidend minder opdrachten, waardoor zijn inkomen aanzienlijk is gedaald. Zijn inkomen bedraagt nu € 1.000 à € 1.500 bruto per maand in plaats van € 3.500 à € 4.000 per maand. Verzoekers inkomen is daarmee onvoldoende om zijn vaste lasten uit te voldoen. Verzoekers echtgenote heeft een deeltijdbaan voor 50%.
(AWBZ-)thuiszorg gerichte organisatie in dienst te treden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan dan ook niet worden gezegd dat verweerders herzieningsbeschikkingen hebben geleid tot de door verzoeker gestelde financiële problemen, nog daargelaten de vraag of deze financiële problemen zijn aan te merken als een financiële noodsituatie. De voorzieningenrechter concludeert daarom dat geen sprake is van een spoedeisend belang dat is veroorzaakt door verweerders herzieningsbeschikkingen. Er bestaat dus geen aanleiding voor het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening.