ECLI:NL:RBNNE:2013:7603

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 december 2013
Publicatiedatum
10 december 2013
Zaaknummer
18.930324-13
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van tenlastegelegde feiten van diefstal en vernieling, met bewijsvoering en strafoplegging

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 3 december 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder diefstal en vernieling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten onder 2 en 3, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte de hem tenlastegelegde diefstal van een ketting met geweld heeft gepleegd. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangevers op belangrijke onderdelen van elkaar afweken, wat de bewijsvoering ondermijnde. De rechtbank heeft echter wel de meer subsidiair tenlastegelegde vernieling van een ruit van een schoolgebouw bewezen verklaard, evenals de diefstal van een kentekenbewijs en een verzekeringsbewijs uit een snorscooter en de diefstal van een fles Robijn Wasverzachter uit een winkel. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 200 dagen, waarvan 100 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht van de reclassering en deelname aan dagbesteding. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 250,00 toegewezen aan de benadeelde partij voor de geleden schade door de diefstal. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf toegewezen, maar omgezet in een werkstraf van 138 uren, subsidiair 69 dagen hechtenis. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en de andere rechters de zaak hebben behandeld en de griffier de uitspraak heeft vastgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 18.930324-13
Parketnummer: 18.830026-13 (vordering na voorwaardelijke veroordeling)
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 3 december 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in P.I. Leeuwarden,
Holstmeerweg 7 te Leeuwarden.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 19 november 2013.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. G.I.T. Spaan, advocaat te Winschoten.

Tenlastelegging

De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 10 augustus 2013 te Assen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een snorscooter, staande aan/nabij de Sluisstraat, heeft weggenomen een kentekenbewijs en/of een verzekeringsbewijs, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
dat hij op of omstreeks 10 augustus 2013 te Assen opzettelijk en wederrechtelijk een snorscooter, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
2.
hij op of omstreeks 10 augustus 2013 te Assen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (school)gebouw aan/nabij de Sluisstraat heeft weggenomen papieren en/of een papierbak, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 10 augustus 2013 te Assen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (school)gebouw aan/nabij de Sluisstraat weg te nemen enig goed van zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot dat gebouw te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, een ruit van dat gebouw heeft vernield en/of bezig is geweest enig goed uit dat gebouw weg te nemen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 10 augustus 2013 te Assen opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een (school)gebouw aan/nabij de Sluisstraat, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3.
hij op of omstreeks 24 augustus 2013 te Assen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een gouden ketting, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan P. Boomsma, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen P. Boomsma en/of L.H. Boomsma, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte toen aldaar:
- die ketting met kracht van de hals van die P. Boosma heeft gerukt en/of
- die L.H. Boosma in het kruis en/of bij de borst heeft vastgepakt/vastgehouden en/of
- heeft getracht die L.H. Boomsma over de ballustrade van een flat naar beneden te gooien, althans tegen de ballustrade heeft aangedrukt en/of
- die P. Boomsma heeft gestompt en/of geslagen;
4.
hij op of omstreeks 19 augustus 2013 te Groningen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen twee, althans een, fles(sen) Robijn Wasverzachter, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf Albert Heijn, vestiging Floresplein, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank zal, waar in de tenlastelegging staat “verdachte en/of zijn mededader(s)” lezen alsof daar staat “verdachte en/of zijn medeverdachte(n)”. De term mededader namelijk impliceert dat verdachte ook als dader moet worden aangemerkt, hetgeen in strijd is met de presumptie van onschuld: een verdachte dient tot aan het moment van onherroepelijke bewezenverklaring van het hem tenlastegelegde voor onschuldig te worden gehouden.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie mr. J.F. Severs acht niet bewezen hetgeen de verdachte onder 2 primair is tenlastegelegd en vordert dat de verdachte daarvan wordt vrijgesproken. Hij acht hetgeen aan de verdachte onder 1 primair, onder 2 subsidiair, onder 3 en onder 4 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank de verdachte voor deze feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan een gedeelte van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden toezicht van de reclassering hetgeen mede zal inhouden een meldplicht, een opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, meewerking aan beschermingsbewindvoering, urinecontroles, dagbesteding en eventueel extra geboden begeleiding.
Verder vordert de officier van justitie de toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partij [benadeelde 1] tot een bedrag van € 250,00, tot niet-ontvankelijk verklaring van het meer of anders gevorderde en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Hij vordert de teruggave van de inbeslaggenomen gouden ketting aan [benadeelde 3].
Tenslotte vordert de officier van justitie de tenuitvoerlegging van de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 weken en 6 dagen, opgelegd bij vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 25 februari 2013.

Vrijspraak

De verdachte dient van het onder 2 zowel primair als subsidiair tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dat, evenals verdachte en zijn raadsvrouw, niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Uit de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen en de ter terechtzitting afgelegde verklaringen kan niet worden afgeleid dat verdachte goederen uit de school heeft willen wegnemen. De rechtbank acht wel de meer subsidiair tenlastegelegde vernieling bewezen.
De verdachte dient ook van het onder 3 tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit net als de verdachte en diens raadsvrouw en anders dan de officier van justitie niet wettig en overtuigend bewezen acht. De rechtbank acht met name niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een
ketting met kracht van de hals van aangever heeft gerukt.
De rechtbank acht hierbij van belang dat de verklaringen van aangevers op belangrijke onderdelen van elkaar afwijken, ondanks het feit dat er blijkens het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant Van der Linde (pagina 21) een aanpassing in de aangiften heeft plaatsgevonden toen bleek dat de aangiften verschilden, terwijl niet blijkt waaruit deze aanpassingen hebben bestaan.

Bewijsmotivering

Ten aanzien van feit 1 primair:
De rechtbank bezigt voor het bewijs van feit 1 primair de navolgende bewijsmiddelen:
1.
De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 november 2013, inhoudende onder meer, dat hij op 10 augustus 2013 in Assen een bromfiets heeft vernield.
2.
het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van Politie Drenthe, District Noord, Basiseenheid Noordenveld/Tynaarlo/Aa en Hunze, registratienummer: PL031W 2013058433, d.d. 13 augustus 2013 met bijlagen, onder meer inhoudende:
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van Politie Drenthe, proces-verbaalnummer PL0300 201357900-1 d.d. 10 augustus 2013, houdende de aangifte van [benadeelde 1], wonende te Assen, [adres] (pagina’s 18 en 19):
Aangever doet aangifte van vernieling van zijn snorscooter. Hij had zijn snorscooter
onbeschadigd geparkeerd aan de Sluisstraat te Assen. Aangever werd aangesproken
door [getuige 1] die hem vertelde dat zijn snorscooter in een steegje stond
en dat hij had gezien dat iemand de scooter had gesloopt. Aangever zegt dat zijn
scooter was vernield en dat het stuur en kentekenplaat was afgebroken en dat de
buddyseat en kappen en de voorzijde er af waren gehaald. Een aantal onderdelen
heeft hij in de buurt teruggevonden, maar dat de kentekenplaat nog mist;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van Politie Drenthe, proces-verbaalnummer PL031V 2013057900-2 d.d. 11 augustus 2013, houdende de verklaring van de verdachte (pagina’s 36 t/m 38):
V = vraag verbalisanten.
A = antwoord verdachte.
O = opmerking verbalisanten.
V: In je fouillering hebben we een kentekenbewijs, een papiertje en een verzekeringsbewijs aangetroffen. Deze horen bij de brommer die vernield is. Hoe kom je daaraan?
A: Dat kan toch niet, ik heb toch alleen vernield.
V: Deze spullen komen vanuit de brommer en had je bij je toen je werd aangehouden. Hoe kom je daaraan?
A: Dat weet ik niet, dat vernielen kan maar ik heb niets meegenomen toch.
De rechtbank acht op grond van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen het onder 1 primair tenlastegelegde feit, de diefstal met verbreking bewezen.
Ten aanzien van feit 2 meer subsidiair:
Nu verdachte, hetgeen de rechtbank ten aanzien van het tenlastegelegde bewezen zal verklaren, niet heeft weersproken en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsvrouw vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank ten aanzien van dit feit volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
De rechtbank hanteert voor het bewijs de navolgende bewijsmiddelen:
1.
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 november
2013.
2.
het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van Politie Drenthe, District Noord, Basiseenheid Noordenveld/Tynaarlo/Aa en Hunze, registratienummer: PL031W 2013058433, d.d. 13 augustus 2013 met bijlagen, onder meer inhoudende:
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van Politie Drenthe, district Noord, Basiseenheid Assen, proces-verbaalnummer PL031V 2013058164-1 d.d. 12 augustus 2013, houdende de aangifte van [aangever 1], conciërge [benadeelde 2] (pagina’s 20 en 21);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van Politie Drenthe, District Noord, Basiseenheid Assen, proces-verbaalnummer PL031V 2013057900-2 d.d. 10 augustus 2013, houdende de verklaring van de [getuige 2] (pagina 24).
Ten aanzien van feit 4:
Nu verdachte, hetgeen de rechtbank ten aanzien van het tenlastegelegde bewezen zal verklaren, niet heeft weersproken en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsvrouw vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank ten aanzien van dit feit volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
De rechtbank hanteert voor het bewijs de navolgende bewijsmiddelen:
1.
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 november
2013.
2.
het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van Politie Groningen, District Groningen/Haren, Basiseenheid Oost, registratienummer: PL01KFW 2013086833, d.d. 18 oktober 2013 met bijlagen, onder meer inhoudende:
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van Politie Groningen, district Groningen/Haren, Basiseenheid Noord, proces-verbaalnummer PL01KE 2013086833-1 d.d. 23 augustus 2013, houdende de aangifte van [aangever 2], namens [benadeelde 4] te Groningen (pagina’s 8 en 9);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van Politie Groningen, district Groningen/Haren, Basiseenheid Oost, proces-verbaalnummer PL01KF 2013086833-3 d.d. 17 oktober 2013, houdende de eigen waarneming, wetenschap en bevinding van de verbalisant B.W.M. Buurman (pagina 12).

Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 primair, onder 2 meer subsidiair en onder 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 10 augustus 2013 te Assen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een snorscooter, staande aan de Sluisstraat, heeft weggenomen een kentekenbewijs en een verzekeringsbewijs, toebehorende aan[benadeelde 1], waarbij verdachte de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
2.
hij op 10 augustus 2013 te Assen opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een schoolgebouw aan de Sluisstraat, toebehorende aan [benadeelde 2], heeft vernield;
4.
hij op 19 augustus 2013 te Groningen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fles Robijn Wasverzachter, toebehorende aan het winkelbedrijf [benadeelde 4].
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 1 primair, onder 2 meer subsidiair en onder 4 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Kwalificaties

Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op:
Ad 1. Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van verbreking;
strafbaar gesteld bij artikel 311 juncto artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht;
Ad 2. Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een
ander toebehoort vernielen,
strafbaar gesteld bij artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht;
Ad 4. Diefstal,
strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Strafbaarheid

De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: de aard en de ernst van de gepleegde feiten; de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan; hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; de eis van de officier van justitie; de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 24 oktober 2013, waaruit blijkt dat verdachte eerder terzake van misdrijven is veroordeeld.
De officier van justitie heeft gevorderd een gevangenisstraf voor de voor de duur van 9 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan een gedeelte van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden toezicht van de reclassering hetgeen mede zal inhouden een meldplicht, een opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, meewerking aan beschermingsbewindvoering, urinecontroles, dagbesteding en eventueel extra geboden begeleiding.
De raadsvrouw van verdachte heeft onder meer gesteld dat de eis van de officier van justitie onder de gegeven omstandigheden te hoog is en bepleitte een straf waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk zal zijn aan de tijd die de verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Verdachte heeft ter zitting verklaard gemotiveerd te zijn voor hulp van de reclassering en dat hij zich zal houden aan de voorwaarden die hem worden gesteld.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het de verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 24 oktober 2013.
Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheden en achtergronden van de verdachte zoals omschreven in het reclasseringsadvies van Verslavingszorg Noord Nederland te Groningen van 13november 2013.
De straf die de rechtbank zal opleggen, is lager dan de officier van justitie heeft geëist. Een wezenlijke factor in dit verband is het feit dat de officier van justitie blijkens zijn requisitoir is uitgegaan van de bewezenverklaring van de onder 3 tenlastegelegde straatroof.
De rechtbank komt hier echter niet tot een bewezenverklaring van dat feit.
De rechtbank acht in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden passend en geboden een gevangenisstraf voor de duur van 200 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan een gedeelte van 100 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden toezicht van de reclassering hetgeen mede zal inhouden een meldplicht, een opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, meewerking aan beschermingsbewindvoering, urinecontroles, dagbesteding en eventueel extra geboden begeleiding.

Benadeelde partij [benadeelde 1] te Assen

De benadeelde partij heeft ter terechtzitting een vordering tot vergoeding van geleden (materiële) schade ingediend ten bedrage van € 500,00.
De rechtbank acht het causaal verband tussen het onder 1 bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. De vordering acht zij tot een bedrag van € 250,00 voldoende aannemelijk gemaakt en niet onredelijk. De civiele vordering is dan ook gegrond en tot dit bedrag voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank zal het meer of anders gevorderde afwijzen.

Schadevergoedingsmaatregel[benadeelde 1] te Assen

Met betrekking tot het bewezen verklaarde feit acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot een bedrag van € 250,00 aansprakelijk voor de schade, die door dat strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
Vordering tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 18.830026-13
De rechtbank acht de vordering van de officier van justitie toewijsbaar, nu de verdachte, eerder bij vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 25 februari 2013 is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 weken met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan een gedeelte groot 9 weken en 6 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, en verdachte zich tijdens die gestelde proeftijd heeft schuldig gemaakt aan de strafbare feiten zoals hiervoor bewezen is verklaard.
De rechtbank zal gelasten dat de niet tenuitvoergelegde gevangenisstraf alsnog zal worden tenuitvoergelegd.
De rechtbank bepaalt echter dat in plaats van die gevangenisstraf van 9 weken en 6 dagen een werkstraf voor de duur van 138 uren, subsidiair 69 dagen hechtenis dient te worden verricht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14f, 14g, 14h, 27 en 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 2 zowel primair als subsidiair en onder 3 is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1 primair, onder 2 subsidiair en onder 4 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair, onder 2 meer subsidiair en onder 4 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van
200 dagen, waarvan een gedeelte groot
100 dagenvoorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoer-gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van voormelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
De rechtbank geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot toezicht op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden overeenkomstig artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid van het wetboek van strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
  • zich binnen drie werkdagen meldt bij Verslavingszorg Noord Nederland, Canadalaan 1, 9728 EA Groningen, en zich hierna blijft melden zo frequent en zolang de reclassering dit tijdens de proeftijd noodzakelijk acht;
  • zich op 3 december 2013 laat opnemen in een beschermde woonvorm van LIMOR te Veendam of een soortgelijke instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, zulks ter beoordeling van de reclassering, aldaar zal verblijven en zich zal houden aan het (dag)programma dat deze voorziening met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • verplicht meewerkt aan de beschermingsbewindvoering bij “De Bewindvoerster” te Veendam;
  • meewerkt aan steekproefsgewijze af te nemen urinecontroles;
  • verplicht deelneemt aan de aangeboden dagbesteding;
  • meewerkt aan eventuele extra geboden begeleiding in verband met zijn lvb-problematiek.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden, 3 december 2013.
De rechtbank gelast de teruggave van de onder verdachte inbeslaggenomen gouden ketting aan de rechthebbende.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[benadeelde 1]te Assen, van de som van
€ 250,00ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank wijst af het meer of anders gevorderde.
De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 250,00ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 1]te Assen, bij gebreke van betaling te vervangen door 5 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
De rechtbank verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voor-meld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 18.830026-13
De rechtbank gelast de tenuitvoerlegging van de bij vonnis d.d. 25 februari 2013 door de rechtbank Noord-Nederland gewezen voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van
9
weken en 6 dagen voorwaardelijk.
De rechtbank bepaalt echter dat in plaats van die gevangenisstraf van 9 weken en 6 dagen een werkstraf voor de duur van 138 uren, subsidiair 69 dagen hechtenis dient te worden verricht.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.I. Klaassens, voorzitter, mr. J.J. Schoemaker en mr. M.A.A. van Capelle, rechters, in tegenwoordigheid van J. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 3 december 2013, zijnde mr. J.J. Schoemaker buiten staat dit vonnis binnen de daartoe door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.