ECLI:NL:RBNNE:2013:7602

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 december 2013
Publicatiedatum
10 december 2013
Zaaknummer
18.930172-13
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering door financieel adviesbureau met misbruik van vertrouwen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 3 december 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als algemeen directeur van [Verdachte Advies BV] vier gevallen van verduistering heeft gepleegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een langere periode stelselmatig geldbedragen, die door cliënten waren gestort voor financiële dienstverlening, voor privédoeleinden heeft gebruikt. De slachtoffers, vaak mensen met financiële problemen, vertrouwden op de expertise van de verdachte en zijn adviesbureau. De rechtbank oordeelde dat de verdachte ernstig misbruik heeft gemaakt van dit vertrouwen, wat niet alleen de slachtoffers financieel benadeelde, maar ook het aanzien van de financiële sector schaadde.

De tenlastelegging omvatte vier specifieke gevallen van verduistering, waarbij de verdachte telkens als feitelijk leidinggevende optrad. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair tenlastegelegde feiten, maar achtte de subsidiair tenlastegelegde feiten bewezen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van negen maanden geëist, waarvan drie maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft deze eis grotendeels overgenomen en veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van negen maanden, met een voorwaardelijk deel van drie maanden en een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding aan benadeelde partij [benadeelde 3] van € 7.603,15, vermeerderd met wettelijke rente.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat de verdachte strafbaar is en dat er geen strafuitsluitingsgronden aanwezig zijn. De uitspraak benadrukt het belang van vertrouwen in de financiële sector en de gevolgen van misbruik van dat vertrouwen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 18.930172-13
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 3 december 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],[adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 19 november 2013.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. R.P. Eefting, advocaat te Groningen.

Tenlastelegging

De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
[Verdachte Advies BV] in of omstreeks de periode van 1 december 2005
tot en met 27 december 2007 in de gemeente(n) Aa en Hunze en/of Hoogezand-Sappemeer, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 1] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag, hebbende die [Verdachte Advies BV] met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid die [benadeelde 1] na diens echtscheiding geadviseerd/voorgesteld de financiële afwikkeling van die echtscheiding door die [Verdachte Advies BV] te laten regelen en daartoe dat geldbedrag op een door die [Verdachte Advies BV] genoemde bankrekening te storten en/of die [benadeelde 1] laten weten dat die [Verdachte Advies BV] met dat geldbedrag diverse zaken die betrekking hadden op die echtscheiding zou regelen en/of zich in ieder geval tegenover die [benadeelde 1] voorgedaan als bonafide (financieel) belangenbehartiger van die [benadeelde 1], waardoor die [benadeelde 1] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte,
hebbende verdachte toen aldaar als algemeen directeur van die [Verdachte Advies BV] tot bovenomschreven feit opdracht gegeven en/of de feitelijke leiding gegeven aan die verboden gedraging;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[Verdachte Advies BV] in of omstreeks de periode van 1 december 2005 tot en met 27 december 2007 in de gemeente Aa en Hunze, althans in Nederland, opzettelijk een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [Verdachte Advies BV] en/of aan verdachte, welk geldbedrag die [Verdachte Advies BV] als financieel beheerder/belangenbehartiger van die [benadeelde 1] onder zich had teneinde met dat geldbedrag diens echtscheiding af te wikkelen, in elk geval anders dan door misdrijf, onder zich had,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend,
hebbende verdachte toen aldaar als algemeen directeur van die [Verdachte Advies BV] tot bovenomschreven feit opdracht gegeven en/of de feitelijke leiding gegeven aan die verboden gedraging;
2.
[Verdachte Advies BV] in of omstreeks de periode
van 1 september 2006 tot en met 20 februari 2007 in de gemeente(n) Aa en Hunze en/of Tynaarlo, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 2] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag, hebbende die [Verdachte Advies BV] met vorenomschreven oogmerk
-zakelijk weergegeven- valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid die [benadeelde 2] geadviseerd/voorgesteld een geldbedrag op een bankrekening van die [Verdachte Advies BV] te storten, welk geldbedrag die [Verdachte Advies BV] namens die [benadeelde 2] zou gebruiken voor de participatie van die [benadeelde 2] in de aankoop van een woning en/of zich in ieder geval tegenover die [benadeelde 2] heeft voorgedaan als bonafide financieel belangenbehartiger van die [benadeelde 2], waardoor die [benadeelde 2] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte,
hebbende verdachte toen aldaar als algemeen directeur van die[Verdachte Advies BV] tot bovenomschreven feit opdracht gegeven en/of de feitelijke leiding gegeven aan die verboden gedraging;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[Verdachte Advies BV] in of omstreeks de periode van 1 februari 2007 tot en met 22 juli 2009 in de gemeente Aa en Hunze, althans in Nederland, opzettelijk een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [Verdachte Advies BV] en/of aan verdachte, welk geldbedrag die [Verdachte Advies BV]
als financieel beheerder/belangenbehartiger van die [benadeelde 2] had ontvangen teneinde daarmee die [benadeelde 2] te laten participeren in de aankoop van een woning, in elk geval anders dan door misdrijf, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend,
hebbende verdachte toen aldaar als algemeen directeur van die [Verdachte Advies BV] tot bovenomschreven feit opdracht gegeven en/of de feitelijke leiding gegeven aan die verboden gedraging;
3.
[Verdachte Advies BV] in of omstreeks de periode van 1 november 2006 tot en met 6 augustus 2008 in de gemeente(n) Aa en Hunze en/of Veendam, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 3] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag, hebbende die [Verdachte Advies BV] met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid die[benadeelde 3] geadviseerd/voorgesteld een geldbedrag op een bankrekening van die [Verdachte Advies BV] te storten, welk geldbedrag die [Verdachte Advies BV] namens die[benadeelde 3] zou gebruiken voor de participatie van die[benadeelde 3] in de aankoop van een woning en/of zich in ieder geval tegenover die[benadeelde 3] heeft voorgedaan als bonafide financieel belangenbehartiger van die[benadeelde 3], waardoor die[benadeelde 3] werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte,
hebbende verdachte toen aldaar als algemeen directeur van die [Verdachte Advies BV] tot bovenomschreven feit opdracht gegeven en/of de feitelijke leiding gegeven aan die verboden gedraging;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[Verdachte Advies BV] in of omstreeks de periode van 1 november 2006 tot en met 6 augustus 2008 in de gemeente Aa en Hunze, althans in Nederland, opzettelijk een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [Verdachte Advies BV] en/of aan verdachte, welk geldbedrag die [Verdachte Advies BV] als financieel beheerder/belangenbehartiger van die[benadeelde 3] had ontvangen teneinde daarmee die[benadeelde 3] te laten participeren in de aankoop van een woning, in elk geval anders dan door misdrijf, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend, hebbende verdachte toen aldaar als algemeen directeur van die [Verdachte Advies BV] tot bovenomschreven feit opdracht gegeven en/of de feitelijke leiding gegeven aan die verboden gedraging;
4.
[Verdachte Advies BV] in of omstreeks de periode van 22 mei 2006 tot en met 30 juni 2006 in de gemeente(n) Aa en Hunze en/of Emmen, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 4] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag, hebbende die [Verdachte Advies BV] met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid die [benadeelde 4], voor wie die [Verdachte Advies BV] als financieel belangenbehartiger optrad en voor wie die [Verdachte Advies BV] een lening had geregeld bij [bedrijf], geadviseerd een geldbedrag dat die [bedrijf] abusievelijk voor de tweede keer op een bankrekening van die [benadeelde 4] had gestort, op een bankrekening van die [Verdachte Advies BV] te storten, waarna die [bedrijf] dat bedrag van die bankrekening van die [Verdachte Advies BV] zou kunnen terug-/afhalen en/of zich in ieder geval tegenover die [benadeelde 4] heeft voorgedaan als bonafide financieel belangenbehartiger van die [benadeelde 4], waardoor die [benadeelde 4] werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte, hebbende verdachte toen aldaar als algemeen directeur van die [Verdachte Advies BV] tot bovenomschreven feit opdracht gegeven en/of de feitelijke leiding gegeven aan die verboden gedraging;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[Verdachte Advies BV] in of omstreeks de periode van 22 mei 2006 tot en met 7 augustus 2008 in de gemeente Aa en Hunze, althans in Nederland, opzettelijk een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [Verdachte Advies BV] en/of aan verdachte, welk geldbedrag door [bedrijf] abusievelijk op de bankrekening van die [benadeelde 4] was gestort en welk geldbedrag die [Verdachte Advies BV] als financieel beheerder/belangenbehartiger vervolgens van die [benadeelde 4] had ontvangen met het doel dat geldbedrag door die [bedrijf] van de bankrekening van die [Verdachte Advies BV] te laten terug-/afhalen, in elk geval anders dan door misdrijf, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend,
hebbende verdachte toen aldaar als algemeen directeur van die [Verdachte Advies BV] tot bovenomschreven feit opdracht gegeven en/of de feitelijke leiding gegeven aan die verboden gedraging;

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie mr. J.L. van den Broek acht hetgeen aan de verdachte onder 1 primair, onder 2 primair, onder 3 primair en onder 4 primair is tenlastegelegd niet bewezen en vordert dat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken
Hij acht hetgeen de verdachte onder 1 subsidiair, onder 2 subsidiair, onder 3 subsidiair en onder 4 subsidiair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank de verdachte voor deze feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan een gedeelte van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
Verder vordert de officier van justitie de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] tot een bedrag van € 7.603,15 met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Vrijspraak

De verdachte dient van het hem onder 1 primair, onder 2 primair, onder 3 primair en onder 4 primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken omdat de rechtbank deze feiten, evenals de raadsman en de officier van justitie, niet wettig en overtuigend bewezen acht.

Bewijsmotivering

De rechtbank baseert zich voor het bewijs van het onder 1 subsidiair, onder 2 subsidiair, onder 3 subsidiair en onder 4 subsidiair tenlastegelegde op de ten overstaan van de politie afgelegde verklaringen van verdachte, aangevers en getuigen, verder op de bevindingen van politie, op bankafschriften en op overige correspondentie, zoals opgenomen in het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van politie Drenthe, District Noord, Recherche Noord, Dossiernummer PL031E/09-502104, d.d. 9 september 2009 met bijlagen.
De rechtbank is op grond van na te melden bewijsmiddelen van oordeel dat [Verdachte Advies BV] geldbedragen toebehorende aan na te melden aangevers heeft verduisterd, terwijl verdachte de feitelijke leiding heeft gegeven aan deze gedragingen.
De rechtbank is van oordeel dat van een professioneel financieel adviesbureau mag worden verwacht dat er administratie wordt bijgehouden waarin wordt verantwoord welke betalingen zijn gedaan, waarvoor en aan wie. De rechtbank is hiervan niet gebleken, terwijl van (contante) betalingen aan aangevers ook overigens op geen enkele andere wijze is gebleken. De rechtbank acht daarmee bewezen dat er geen betalingen aan na te melden aangevers zijn gedaan en dat verdachte zich het geld telkens heeft toegeëigend.
Ten aanzien van feit 1:
Aangifte van [benadeelde 1] (pagina’s 223 en 224):
Aangever ging in december 2005 scheiden en [verdachte] adviseerde hem om de financiële afwikkeling via zijn bureau te laten plaatsvinden. Aangever heeft daarmee ingestemd en op verzoek van [verdachte] werd een bedrag van € 7.000,= overgemaakt op een rekening behorende bij de bedrijfsvoering van [verdachte]. Het betrof een rekening van Bossinade, postbus 1389, 9701 BJ te Groningen, rekening-nummer 44.66.86.603, zaaknummer 2005K23179AR (zie bankafschrift op pagina 682). Met dit bedrag zou [verdachte] diverse zaken regelen waaronder advocaatkosten en andere zaken welke betrekking hadden op de scheiding. Er werden door [verdachte] echter geen vorderingen en advocaatkosten betaald.
Verdachte heeft zakelijk weergegeven onder meer verklaard (pagina’s 229 t/m 231) dat hij niet meer weet waaraan de € 7.000,00 is besteed die [benadeelde 1] heeft overgemaakt.
Door aangever [benadeelde 1] werd een brief verzonden aan Plas & Bossinade met het verzoek om informatie m.b.t. de besteding van het door hem betaald geldbedrag (zie pagina 684). Uit de verstrekte gegevens door Plas & Bossinade blijkt het volgende: Het betrof een zaak waarbij [verdachte] partij was. Het bedrag van € 7.000,00 werd ter aflossing van een schuld van de heer [verdachte] aan een incassobureau voldaan (zie pagina 683).
Ten aanzien van feit 2:
Aangifte van [benadeelde 2] (pagina’s 260 t/m 262):
Aangeefster had met [verdachte] afgesproken dat ze € 5.000,= wilde inleggen in een project maar wilde dit wel op papier hebben. Aangeefster zou de inleg met een winstpercentage na het passeren van de akte na ongeveer 8 weken terug krijgen. Rond 19/20 februari 2007 heeft aangeefster een bedrag van € 5.000,= overgeboekt naar de bankrekening van [Verdachte Advies BV]. Kort hierna kreeg aangeefster een brief van [verdachte] waarin de afspraken stonden vermeld. Medio mei 2007 vertelde [verdachte] aangeefster dat de akte was gepasseerd en ze haar geld zou krijgen. De betaling bleef echter uit en op een gegeven moment was [verdachte] verdwenen. Aangeefster heeft haar inleg niet teruggekregen.
Verdachte heeft zakelijk weergegeven onder meer verklaard (pagina’s 263 t/m 265) dat hij € 5.000,= van aangeefster heeft ontvangen, dat de verkoop van de woning niet is doorgegaan, dat hij € 3.500,= contant aan aangeefster heeft teruggegeven en dat hij de overige € 1.500,= als provisie rekent voor de hulp aan aangeefster bij de aankoop van haar woning.
Bevindingen verbalisant Postma (pagina 266):
Naar aanleiding van de verklaring van verdachte [verdachte] werd telefonisch contact opgenomen met aangeefster [benadeelde 2]. Zij deelde mede geen geld van [verdachte] te hebben ontvangen. Nadat aangeefster contact had gehad met Enno Wolthuis belde ze wederom terug. Zij deelde mede dat [verdachte] de bedrijfsruimte van haar wilde gebruiken. [verdachte] had toen geld bij zich. Het ging om € 1.000,= maar dit is allemaal niet doorgegaan
Brief van [verdachte] aan [benadeelde 2] met bevestiging ontvangst € 5,000,= voor participatie in onroerend goed aan/verkoop (zie pagina 713).
Ten aanzien van feit 3:
Aangifte van [benadeelde 3] (pagina’s 269 t/m 272):
Begin november 2006 kwam [verdachte] bij aangeefster en haar echtgenoot thuis en vertelde dat hij huizen aankocht die door de bank verkocht moesten worden. Hij kocht deze woningen en verkocht ze daarna met winst door. Aangeefster en haar echtgenoot besloten om mee te doen en via [verdachte] werd een lening van € 7.500,= afgesloten. Op 13 november 2006 werd € 7.500,= overgeboekt op de bankrekening van [verdachte] Financieel Advies, rekeningnummer 1254.17.292 (zie pagina 715). [verdachte] gaf aan dat aangeefster en haar echtgenoot de inleg met een winst percentage zouden ontvangen zodra de woning was doorverkocht hetgeen ongeveer 3 maanden zou gaan duren. Na ongeveer een half jaar informeerde aangeefster bij [verdachte] hoe het zat met hun geld en de winst van de verkoop van de woning. [verdachte] vertelde dat ze veel geld hadden verdiend. Het geldbedrag bleef echter uit. Aangeefster en haar echtgenoot hebben [verdachte] meerdere keren aangeschreven en hem verzocht het geld terug te storten maar de betaling bleef uit (zie pagina’s 718, 719 en 721). Aangeefster is ook bij [verdachte] thuis geweest en [verdachte] vertelde dat hij niet bij het geld kon komen. [verdachte] vertelde dat hij ziek was. Veel later heeft [verdachte] een schuldverklaring getekend (zie pagina 720). Aangeefster haar echtgenoot had hierom gevraagd. Ondanks dat op de schuld verklaring staat dat het bedrag op 15 februari 2008 opeisbaar was bleef betaling uit.
Verdachte heeft zakelijk weergegeven onder meer verklaard (pagina’s 274 t/m 277) dat met het geld van [benadeelde 3] geen woning is gekocht, dat hij het geld ook niet heeft terugbetaald, dat hij niet meer weet wat er met dat geld is gebeurd. Verder verklaarde de verdachte dat de schuldbekentenis die later is opgemaakt op naam is gesteld op hem als privé persoon omdat de B.V. toen al niet meer bestond.
Ten aanzien van feit 4:
Aangifte van J. Kloen (pagina’s 282 t/m 285):
Medio januari februari 2006 kwam aangever in contact met [verdachte] nadat hij zijn gegevens had ingevuld op internet voor een andere hypotheek. Aangever was op zoek naar een andere woning. Aangever zag een woning te koop staan in Emmen en nam contact op met [verdachte]. [verdachte] vertelde aangever dat hij nog een schuld had van ongeveer € 8.000,= en deze schuld moest eerst afgelost worden anders kon hij geen hypotheek krijgen. Aangever heeft de woning gekocht en de hypotheek werd via [verdachte] afgesloten. Omdat aangever nog
€ 8.000,= moest terugbetalen stelde [verdachte] voor hier een lening voor af te sluiten. Aangever en zijn echtgenote hebben via [verdachte] een lening van € 8.000,= afgesloten bij [bedrijf]. Hiervoor werd op het kantoor van [verdachte] een contract getekend. Op 19 mei 2006 kreeg aangever een bedrag van
€ 8.000,= op zijn bankrekeningnummer 6609.95.697 gestort. Aangever heeft het geldbedrag op rekeningnummer 6609.95.697 gestort met omschrijving [verdachte]. Op 22 mei 2006 kreeg aangever wederom € 8.000,= van [bedrijf] op zijn bankrekening gestort. Aangever nam hierover contact op met [verdachte]. [verdachte] vertelde dat hij afspraken had gemaakt met [bedrijf] en dat aangever het geldbedrag naar zijn bankrekening kon storten. [bedrijf] zou dit geldbedrag dan vanaf de bankrekening van [verdachte] ([Verdachte Advies BV]) terug halen. Op 31 mei 2006 heeft aangever € 8.000,= van zijn bankrekening overgeboekt naar de bankrekening van[verdachte], rekeningnummer 6609.95.697.
Aangever kreeg vervolgens een contract van [bedrijf] thuis gestuurd waaruit bleek dat hij een lening van € 16.000,= had afgesloten. Tot grote verbazing van aangever stond zijn handtekening en die van zijn echtgenote onder het contract. [bedrijf] had geen € 8.000,= van de rekening van [verdachte] gehaald of gekregen. Van de 2 maal € 8.000,= had [bedrijf] een (1) lening van
€ 16.000,= gemaakt. Aangever had hiervoor geen contract getekend.
Verdachte heeft zakelijk weergegeven onder meer verklaard (pagina’s 291 t/m 297) dat
hij heeft bemiddeld bij de eerste kredietverstrekking aan [benadeelde 4] door [bedrijf] van
€ 8.000,= Door een fout van [bedrijf] is er tweemaal een bedrag van € 8000,= op de rekening van [benadeelde 4] gestort. [benadeelde 4] heeft tweemaal een bedrag van € 8000,= op de rekening van [Verdachte Advies BV] gestort. Die tweede van € 8000,= is niet door verdachte terugbetaald aan [bedrijf] Verdachte weet niet waar het geld gebleven is. Hij heeft [benadeelde 4] contant geld teruggegeven, maar hij weet niet hoeveel dat was. Verdachte ontkent dat hij de kredietovereenkomst van € 16.000,= tussen [benadeelde 4] en [bedrijf] valselijk heeft opgemaakt.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, onder 2 subsidiair, onder 3 subsidiair en onder 4 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
[Verdachte Advies BV] in de periode van 1 december 2005 tot en met 27 december 2007 in Nederland, opzettelijk een geldbedrag, toebehorende aan [benadeelde 1], welk geldbedrag die [Verdachte Advies BV] als financieel beheerder/belangenbehartiger van die [benadeelde 1] anders dan door misdrijf, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend, hebbende verdachte toen aldaar als algemeen directeur van die [Verdachte Advies BV] de feitelijke leiding gegeven aan die verboden gedraging;
2.
[Verdachte Advies BV] in de periode van 1 februari 2007 tot en met 22 juli 2009 in Nederland, opzettelijk een geldbedrag, toebehorende aan [benadeelde 2], welk geldbedrag die [Verdachte Advies BV] als financieel beheerder/belangenbehartiger van die [benadeelde 2] anders dan door misdrijf, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend, hebbende verdachte toen aldaar als algemeen directeur van die [Verdachte Advies BV] de feitelijke leiding gegeven aan die verboden gedraging;
3.
[Verdachte Advies BV] in de periode van 1 november 2006 tot en met 6 augustus 2008 in Nederland, opzettelijk een geldbedrag, in elk geval enig goed, toebehorende aan [benadeelde 3], welk geldbedrag die [Verdachte Advies BV] als financieel beheerder/belangenbehartiger van die[benadeelde 3] anders dan door misdrijf, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend, hebbende verdachte toen aldaar als algemeen directeur van die [Verdachte Advies BV] de feitelijke leiding gegeven aan die verboden gedraging;
4.
[Verdachte Advies BV] in de periode van 22 mei 2006 tot en met 7 augustus 2008in Nederland, opzettelijk een geldbedrag, toebehorende aan [benadeelde 4], welk geldbedrag die [Verdachte Advies BV] als financieel beheerder/belangenbehartiger anders dan door misdrijf, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend, hebbende verdachte toen aldaar als algemeen directeur van die [Verdachte Advies BV] de feitelijke leiding gegeven aan die verboden gedraging;
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 1 subsidiair, onder 2 subsidiair, onder 3 subsidiair en onder 4 subsidiair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Kwalificaties

Het onder 1 subsidiair, onder 2 subsidiair, onder 3 subsidiair en onder 4 subsidiair bewezen geachte levert respectievelijk op:
1.
Verduistering, begaan door een rechtspersoon, terwijl de schuldige feitelijke keiding heeft gegeven aan de verboden gedraging,
strafbaar gesteld bij artikel 321 in verbinding met artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht;
2.
Verduistering, begaan door een rechtspersoon, terwijl de schuldige feitelijke keiding heeft gegeven aan de verboden gedraging,
strafbaar gesteld bij artikel 321 in verbinding met artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht;
3.
Verduistering, begaan door een rechtspersoon, terwijl de schuldige feitelijke keiding heeft gegeven aan de verboden gedraging,
strafbaar gesteld bij artikel 321 in verbinding met artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht;
4.
Verduistering, begaan door een rechtspersoon, terwijl de schuldige feitelijke keiding heeft gegeven aan de verboden gedraging,
strafbaar gesteld bij artikel 321 in verbinding met artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht.

Strafbaarheid

De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: de aard en de ernst van de gepleegde feiten; de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan; hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; de eis van de officier van justitie; de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 24 oktober 2013.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf gevorderd voor de duur van 9 maanden, waarvan een gedeelte van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit.
Verdachte is op 1 februari 2013 door deze rechtbank voor soortgelijke feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. De officier van justitie had 18 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voorwaardelijk gevorderd. De onderhavige feiten waren toen als ad informandum bij die betreffende strafzaak gevoegd. Echter heeft verdachte deze feiten ter terechtzitting van 18 januari 2013 ontkend.
De rechtbank heeft vier gevallen van verduistering bewezen verklaard. De rechtbank rekent verdachte ook deze feiten in hoge mate aan. Door het handelen van verdachte zijn de slachtoffers/benadeelde partijen financieel benadeeld. De slachtoffers waren meestal mensen die voor de oplossing van hun financiële problemen met hun (spaar)geld bij het financieel adviesbureau van verdachte aanklopten.
Daarbij is de rechtbank uit de handelwijze van verdachte gebleken dat hij bewust
stelselmatig gedurende een langere periode bezig is geweest om de voor andere doeleinden
gestorte bedragen privé te gebruiken. Verdachte boekte (meestal) meteen nadat de stortingen
waren gedaan, deze over naar een (privé)rekening om de gelden voor eigen gebruik aan te
wenden.
Door zijn handelen heeft verdachte ernstig misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen wat mensen in verdachte en zijn bedrijf hadden gesteld. Bovendien is het aanzien van de financiële sector en zijn beroepsgroep geschaad.
De rechtbank acht in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden passend en geboden een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan een gedeelte van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

Benadeelde partij [benadeelde 3] te Veendam

De benadeelde partij heeft een civiele vordering ten bedrage van € 7.603,15, vermeerderd
met de wettelijke rente, ingediend.
De raadsman van verdachte heeft geconcludeerd dat de benadeelde partij niet ontvankelijk
dient te worden verklaard in haar vordering dan wel dat deze afgewezen behoort te worden.
De rechtbank acht het causaal verband tussen de bewezen verklaarde feiten en de schade
alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. Het gevorderde
bedrag acht zij voldoende aannemelijk gemaakt.
De civiele vordering is dan ook gegrond en voor een bedrag € 7.603,15, vermeerderd met
de wettelijke rente, voor toewijzing vatbaar.

Schadevergoedingsmaatregel [benadeelde 3] te Veendam

Met betrekking tot de in het onder 3 bewezen verklaarde acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot een bedrag van € 7.603,15 aansprakelijk voor de schade, die door dat strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63 en 91 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair, onder 2 primair, onder 3 primair en onder 4 primair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1 subsidiair, onder 2 subsidiair, onder 3 subsidiair en onder 4 subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 subsidiair, onder 2 subsidiair, onder 3 subsidiair en onder 4 subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van
9 maanden, waarvan een gedeelte groot
3 maandenvoorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van voormelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij
[benadeelde 3]te Veendam, van de som van
€ 7.603,15, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 augustus 2008 tot het tijdstip van de algehele voldoening van het bedrag, te betalen en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil, met dien verstande dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door [Verdachte Advies BV] is betaald, de verdachte in zoverre is bevrijd.
De rechtbank legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op aan de Staat, ten behoeve
van het slachtoffer
[benadeelde 3]te Veendam, een bedrag van
€ 7.603,15, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 augustus 2008 tot het tijdstip van de algehele voldoening van het bedrag, te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 73 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft, en dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door [Verdachte Advies BV] is betaald, de verdachte in zoverre is bevrijd.
De rechtbank verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voor-meld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. E. Läkamp en mr. M.A.A. van Capelle, rechters, in tegenwoordigheid van J. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 3 december 2013.