ECLI:NL:RBNNE:2013:7516
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Ontnemingsvordering in verband met wederrechtelijk verkregen voordeel
In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 3 december 2013 uitspraak gedaan in een ontnemingsvordering die door de officier van justitie was ingediend. De vordering had betrekking op het vaststellen van het bedrag van het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel, zoals bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie, mr. J.L. van den Broek, heeft in de openbare terechtzitting van 19 november 2013 de vordering aanvankelijk ingesteld op een bedrag van € 93.686,13, maar dit bedrag later verlaagd naar € 27.180,00. Dit bedrag zou verder verminderd moeten worden met de vordering van de benadeelde partij die zich in de hoofdzaak had gevoegd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte door middel van of uit de baten van de bewezen verklaarde feiten wederrechtelijk voordeel heeft genoten. De bewezen feiten betroffen verduistering van verschillende bedragen, te weten € 6.680,00, € 5.000,00, € 7.500,00 en € 8.000,00. Op basis van deze feiten heeft de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 19.680,00, na toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 7.603,15.
De rechtbank heeft de verplichting opgelegd aan de verdachte om dit bedrag van € 19.680,00 aan de Staat te betalen. De beslissing is genomen door de meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter mr. O.J. Bosker en de rechters mrs. E. Läkamp en M.A.A. van Capelle, in aanwezigheid van griffier J. Bos. De uitspraak is gedaan ter openbare terechtzitting op 3 december 2013.