ECLI:NL:RBNNE:2013:7423

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 november 2013
Publicatiedatum
2 december 2013
Zaaknummer
C-17-104228 - FA RK 10-753
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot gezamenlijk gezag en vaststelling omgangsregeling voor minderjarigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 13 november 2013 uitspraak gedaan in een bodemzaak betreffende het gezag en de omgang van minderjarigen. De vrouw en de man, beiden vertegenwoordigd door hun advocaten, hebben hun standpunten gepresenteerd tijdens een zitting op 24 oktober 2013. De rechtbank heeft in eerdere beschikkingen voorlopige omgangsregelingen vastgesteld, die in de praktijk goed bleken te functioneren. De man verzocht om uitbreiding van de omgangsregeling, terwijl de vrouw voorstelde om de omgang geleidelijk uit te breiden. De raad voor de kinderbescherming adviseerde om de omgang rustig op te bouwen in het belang van de minderjarigen.

De rechtbank heeft de voorlopige omgangsregeling als definitieve regeling vastgesteld, waarbij de minderjarigen met een opbouwregeling de helft van de vakanties en feestdagen bij de man zullen verblijven. Daarnaast heeft de man verzocht om gezamenlijk gezag over de minderjarigen, maar de vrouw heeft hiertegen verweer gevoerd. De raad heeft aangegeven dat gezamenlijk gezag het uitgangspunt moet zijn, mits partijen in staat zijn om constructief met elkaar te overleggen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verhouding tussen de ouders zeer slecht is en dat zij niet in staat zijn om op een constructieve wijze samen te werken. Er is een onaanvaardbaar risico dat de minderjarigen klem of verloren raken tussen de ouders. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank het verzoek van de man tot gezamenlijk gezag afgewezen. De rechtbank heeft de omgangsregeling vastgesteld en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beschikking kan binnen drie maanden in hoger beroep worden aangevochten bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rekestnummer: C/17/104228 / FA RK 10-753

beschikking van de enkelvoudige kamer d.d. 13 november 2013

inzake

[de vrouw],

wonende te [woonplaats A],
hierna ook te noemen de vrouw,
advocaat mr. F.P. van Dalen, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen

[de man],

wonende te [woonplaats B],
hierna ook te noemen de man,
advocaat mr. G.J.P.M. Grijmans, kantoorhoudende te Bolsward.

Procesverloop

Bij beschikking van deze rechtbank van 13 maart 2013, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast moet worden beschouwd, is de zaak wat betreft het gezag en de omgang verwezen naar een nadere terechtzitting.
De zaak is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van deze enkelvoudige kamer op 24 oktober 2013. Verschenen zijn:
- de vrouw, bijgestaan door mr. Van Dalen;
- de man, bijgestaan door mr. Grijmans;
- mevrouw W. Douma, namens de raad voor de kinderbescherming.

Motivering

Gelet op het verhandelde ter terechtzitting en op de aanwezige bescheiden, overweegt de rechtbank het volgende.
Omgang
Bij beschikking van 13 maart 2013 is een voorlopige omgangsregeling tussen de man en de minderjarigen vastgesteld, waarbij de minderjarigen met een opbouwregeling één weekend per twee weken van vrijdagmiddag 17.00 uur tot zondag 19.00 uur bij de man verblijven.
Ter zitting hebben partijen aangegeven dat de voorlopige omgangsregeling in de praktijk naar behoren verloopt.
De man heeft de rechtbank verzocht de omgangsregeling uit te breiden met de helft van de vakanties en feestdagen.
De vrouw heeft hiertegen verweer gevoerd. De vrouw is evenwel van mening dat de omgang gedurende de vakanties en feestdagen geleidelijk kan worden uitgebreid.
De raad heeft aangegeven dat het in het belang van de minderjarigen is dat de omgang
tijdens de vakanties en feestdagen rustig wordt opgebouwd.
De rechtbank zal gelet op het voorgaande de voorlopige omgangsregeling als definitieve omgangsregeling vastleggen en daarbij - gehoord de raad - bepalen dat de minderjarigen met een opbouw als na te melden de helft van de vakanties en feestdagen bij de man zullen verblijven.
Gezag
De man heeft de rechtbank verzocht te bepalen dat partijen voortaan gezamenlijk zullen zijn belast met het gezag over de minderjarigen.
De vrouw heeft hiertegen verweer gevoerd.
De raad heeft ter zitting aangegeven dat gezamenlijk gezag het uitgangspunt behoort te zijn. Echter, partijen dienen dan wel met elkaar te kunnen overleggen over de minderjarigen. Tevens moeten zij elkaar met respect behandelen en zich als verantwoordelijke ouders gedragen.
Uit artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat een verzoek van de vader tot gezamenlijk gezag, indien de andere ouder daarmee niet instemt, slechts wordt afgewezen indien er een onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem of verloren zouden raken tussen de ouders en dat niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of indien afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
Het in de wet verankerde uitgangspunt in zaken als de onderhavige is dus dat een verzoek om gezamenlijk gezag, behoudens uitzonderlijke omstandigheden, wordt toegewezen.
Het ouderlijk gezag omvat op grond van artikel 1:247 BW de plicht en het recht van de ouder om zijn minderjarige kind te verzorgen en op te voeden. Onder verzorging en opvoeding wordt mede verstaan de zorg en verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn en de veiligheid van het kind, alsmede het bevorderen van de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid. Het ouderlijk gezag brengt een aantal bevoegdheden met zich die nodig zijn voor de in voormeld kader te nemen beslissingen, waarbij gedacht moet worden aan zaken als de schoolkeuze, medische behandelingen of levensbeschouwelijke aangelegenheden. In geval van gezamenlijk gezag dienen dergelijke beslissingen tezamen met de andere gezaghebbende ouder te worden genomen.
Voor gezamenlijk gezag is dan ook vereist dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kinderen in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans tenminste in staat zijn om vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond de kinderen voordoen en wel zodanig dat de kinderen niet klem of verloren raken tussen de ouders.
De rechtbank constateert dat partijen in staat zijn om uitvoering te geven aan de door de rechtbank vastgestelde voorlopige omgangsregeling. De verhouding tussen partijen was en is echter nog altijd zeer slecht. Partijen blijken niet in staat te zijn om op een constructieve wijze met elkaar te overleggen over de minderjarigen. Partijen wantrouwen elkaar in hoge mate. Handelingen en gedragingen van de ene ouder roept bij de andere ouder de behoefte op om aangifte bij de politie te doen, en andersom. Reeds sinds het uiteengaan van partijen in 2009 is dit het patroon en voeren partijen voortdurend strijd met elkaar. De strijd gaat ondermeer over de vraag op welke wijze de overdracht van de minderjarigen in het kader van de omgangsregeling moet plaatsvinden. Deze strijd wordt ook in aanwezigheid van de kinderen gevoerd. Nu partijen het al niet eens kunnen worden over zo'n praktische aangelegenheid als de wijze van overdracht, acht de rechtbank het niet reëel te veronderstellen dat partijen in gezamenlijk overleg beslissingen van enig belang over de kinderen kunnen gaan nemen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat onder genoemde omstandigheden er een onaanvaardbaar risico is dat de minderjarigen bij gezamenlijk gezag klem of verloren zullen raken. Niet te verwachten is dat in deze omstandigheden binnen afzienbare tijd voldoende verbetering komt. De rechtbank zal het verzoek van de man dan ook afwijzen.

Beslissing

De rechtbank:
bepaalt de omgang tussen de man en de minderjarigen [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in de gemeente [X], en [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in de gemeente [Y], als volgt: de minderjarigen zullen bij de man verblijven;
- één weekend per veertien dagen van vrijdag 17.00 uur tot zondag 19.00 uur;
- van vrijdag 27 december 2013 17.00 uur tot maandag 30 december 2013 19.00 uur;
- in de voorjaarvakantie 2014 van donderdag 10.00 uur tot zondag 19.00 uur;
- in de meivakantie 2014 van woensdag 10.00 uur tot zondag 19.00 uur;
- gedurende de zomervakantie 2014 twee keer één week, niet aaneengesloten;
- daarna de helft van de vakanties en feestdagen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven te Leeuwarden door mr. F. Kleefmann, lid van de kamer, tevens kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op woensdag 13 november 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.
(
fn: 458)
Van deze beschikking kan binnen 3 maanden hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden. Indien u in deze procedure bent verschenen start deze termijn op de dag van de uitspraak. Als u niet in de procedure bent verschenen kan de termijn op een latere datum beginnen. Volgens de wet bent u verplicht om voor het instellen van hoger beroep een advocaat in te schakelen. In verband met de beperkte termijn dient u zo spoedig mogelijk contact met uw/een advocaat op te nemen!
De griffier.