ECLI:NL:RBNNE:2013:7421

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 november 2013
Publicatiedatum
2 december 2013
Zaaknummer
C-17-112541 - FA RK 11-853
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek omgangsregeling tussen ouders vanwege onoplosbare conflicten

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 20 november 2013 uitspraak gedaan in een verzoek van de vader om omgang met zijn kinderen. De vader en moeder zijn al geruime tijd verwikkeld in een conflict dat hun onderlinge communicatie ernstig belemmert. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders, ondanks eerdere pogingen tot mediation en begeleiding door het Omgangscentrum, niet in staat zijn om hun strijd te staken en in het belang van de kinderen te handelen. De kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], worden hierdoor in een loyaliteitsconflict geduwd, wat schadelijk is voor hun ontwikkeling.

De rechtbank heeft het eindverslag van het Omgangscentrum in overweging genomen, waarin werd geconcludeerd dat het traject voortijdig is afgebroken omdat de ouders niet in staat waren om constructief met elkaar te communiceren. De vader heeft verzocht om proefcontacten met [minderjarige 2], maar de rechtbank oordeelt dat de huidige situatie niet bevorderlijk is voor de kinderen. De moeder heeft aangegeven dat [minderjarige 1] geen contact met de vader wil en dat [minderjarige 2] alleen op haar voorwaarden omgang wil hebben.

De rechtbank heeft de belangen van de kinderen vooropgesteld en geconcludeerd dat omgang op dit moment niet in hun belang is. De ouders zijn niet in staat om hun materiële geschillen opzij te zetten en blijven elkaar beschuldigen, wat de situatie voor de kinderen alleen maar verergert. De rechtbank heeft daarom het verzoek van de vader om een omgangsregeling afgewezen en benadrukt dat het noodzakelijk is om de kinderen voorlopig uit de strijd tussen de ouders te halen om verdere schade aan hun ontwikkeling te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rekestnummer: C/17/112541 / FA RK 11-853

beschikking van de enkelvoudige kamer d.d. 20 november 2013

inzake

[de man],

wonende te [woonplaats A],
hierna ook te noemen de man,
advocaat mr. G.L. van der Heide-Brink, kantoorhoudende te Drachten,
tegen

[de vrouw],

wonende te [woonplaats B],
hierna ook te noemen de vrouw,
advocaat mr. M.C. Mollema, kantoorhoudende te Grou.

Procesverloop

Bij beschikking van deze rechtbank van 17 april 2013, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast moet worden beschouwd, is de zaak in afwachting van het verloop van het traject bij het Omgangscentrum verwezen naar een nadere terechtzitting.
De zaak is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van deze enkelvoudige kamer op 24 oktober 2013. Verschenen zijn:
- de man, bijgestaan door mr. Van der Heide-Brink;
- de vrouw, bijgestaan door mr. Mollema;
- mevrouw W. Douma, namens de raad voor de kinderbescherming.
Bij de stukken bevindt zich een brief van 22 oktober 2013 van de zijde van de man, met als bijlage het eindverslag van het Omgangscentrum.

Motivering

Het eindverslag van het Omgangscentrum sluit af met de volgende conclusie:
"
Het traject is voortijdig afgebroken. De reden hiervan is dat het ouders niet lukt om in het belang van de kinderen hun strijd te staken. Het omgangscentrum heeft de knoop doorgehakt, toen vader niet op een oudergesprek is gekomen, terwijl het omgangscentrum beide ouders de mogelijkheid heeft geboden om water bij de wijn te doen, als het gaat om het tijdstip van een afspraak. Voor dit gesprek was aan beide ouders aangekondigd dat het traject zou stoppen, wanneer het gesprek niet door zou gaan.Tijdens de twee gesprekken die er geweest zijn is duidelijk geworden dat ouders hun eigen visie en standpunten met hand en tand verdedigen. Het lukt ouders niet om naar het eigen aandeel te kijken. Ze zitten vijandig tegenover elkaar tijdens een gesprek. Er is geen verbetering zichtbaar. Tijdens de gesprekken hebben ouders het over materiële zaken die de communicatie verstoren, maar het omgangscentrum is van mening dat onderliggende pijn de veroorzaker is van het ontbreken van communicatie tussen beide ouders. Zolang ouders hier niet open over spreken, zal de situatie niet veranderen.De kinderen zijn hiervan de dupe, ze worden meegezogen in de strijd.
Als ouders niet gaan werken aan een verbeterde onderlinge communicatie, zullen de kinderen in een loyaliteitsconflict terechtkomen, voor zover hier niet al sprake van is.
[minderjarige 1] wil op dit moment helemaal geen contact met vader hebben. Met [minderjarige 2] zijn twee omgangen geweest onder begeleiding. Daarna laat [minderjarige 2], bij moeder thuis, veel weerstand zien, volgens moeder. Ze wil niet "verplicht naar haar vader toe", zo benoemt ze richting moeder.
Het advies vanuit het Omgangscentrum is dat de omgangen tussen vader en [minderjarige 2] worden voortgezet in de thuissituatie onder begeleiding. Voorwaarde hiervoor is dat ouders de strijd over materiële zaken laten rusten en zich in gesprekken richten op de kinderen en hun ontwikkeling. In een later stadium zou [minderjarige 1] eventueel betrokken kunnen worden. Voor nu is het aan ouders om een stap te zetten en in het belang van de kinderen te handelen, zodat zij niet de dupe worden van de scheiding, wat op dit moment het geval is.
Afspraken:* Het traject bij het omgangscentrum is afgesloten.* er is een zorgmelding gedaan."
Visie van de raad
De raad heeft ter zitting zijn ernstige zorgen over de kinderen uitgesproken. Zij zitten klem tussen de ouders. De raad vraagt zich af of de kinderen de strijd tussen de ouders nog wel aankunnen. De raad vreest dat het advies van het Omgangscentrum in de praktijk niet uitvoerbaar is. Ouders zijn niet in staat de strijd te staken. De raad biedt aan onderzoek te verrichten naar de vraag of en zo ja in welke mate omgang op dit moment in het belang van de kinderen moet worden geacht. De raad geeft aan dat uitbreiding naar een beschermingsonderzoek tot de mogelijkheden behoort.
Standpunt man
Namens de man is ter zitting aangegeven dat er geen contra-indicaties zijn voor omgang tussen hem en de kinderen. De man is van mening dat het contactherstel in goede banen moet worden geleid. De man weet niet wie de omgang zou moeten begeleiden. Hij staat achter een onderzoek door de raad. De man heeft de rechtbank verzocht om in afwachting van de resultaten van een raadsonderzoek proefcontacten tussen hem en [minderjarige 2] ten kantore van de raad vast te stellen.
Standpunt vrouw
Namens de vrouw is aangegeven dat een raadsonderzoek alleen maar belastend is voor de kinderen en geen toegevoegde waarde heeft. [minderjarige 1] wil beslist geen contact met de man en [minderjarige 2] alleen op haar voorwaarden. Volgens de vrouw is de omgang tussen de man en [minderjarige 2] stopgezet omdat de man de afspraken niet is nagekomen. Verder heeft de vrouw aangegeven dat de man nog steeds spullen van haar in zijn bezit heeft.
Overzicht relevante feitenPartijen hebben gedurende ruim 12 jaar een niet-huwelijkse affectieve relatie met elkaar gehad, uit welke relatie [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn geboren. De man is gedurende circa 10 jaar samen met de vrouw in gezinsverband de medeopvoeder van [minderjarige 1] geweest, voor [minderjarige 2] gedurende circa 8 jaar.
Medio oktober 2009 is de relatie van partijen geëindigd. De vrouw is toen (deels) ingetrokken bij haar nieuwe partner en heeft daarnaast nog tijdelijk verblijf gehad in de woning van partijen (telkens gedurende een deel van de dag) om voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te zorgen. Deze situatie werd onhoudbaar. In december 2010 is de (gedeeltelijke) samenwoning geëindigd en is de vrouw met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] uit de woning vertrokken. Sindsdien heeft de man nagenoeg geen contact met [minderjarige 1] en [minderjarige 2], dit terwijl partijen zeer dicht bij elkaar in de buurt wonen.
Partijen hebben in het voorjaar van 2011 gepoogd om via een mediation traject tot afspraken over een omgangsregeling te komen. Dit is mislukt.
In het kader van onderhavige procedure hebben partijen ter zitting van 25 augustus 2011 de intentie uitgesproken om via het omgangshuis van Humanitas de omgang tussen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en de man op te starten. Voorts heeft de rechtbank bij beschikking van 14 september 2011 een voorlopige omgangsregeling tussen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en de man vastgesteld. Het traject bij het omgangshuis van Humanitas is mislukt. De voorlopige omgangsregeling is niet nagekomen. Op 7 maart 2012 heeft de man eenmalig contact gehad met [minderjarige 2], een volgend contact is door de vrouw uitgesteld omdat [minderjarige 2] na dit eerste contact erg gehuild zou hebben.
Ter zitting van 24 mei 2012 hebben partijen aangegeven dat zij beide de begeleide omgang via het Omgangscentrum willen opstarten en dat zij via dit traject ook willen investeren in een verbetering van hun onderlinge communicatie. De vrouw heeft de intentie uitgesproken om de man te informeren over het wel en wee van de kinderen. Bij beschikking van 13 juni 2012 heeft de rechtbank partijen doorverwezen naar het Omgangscentrum en heeft de rechtbank voorts een informatieregeling aan de vrouw opgelegd, inhoudende dat zij de man eens per kwartaal schriftelijk op de hoogte dient te stellen over gewichtige aangelegenheden ter zake de kinderen.
Ter zitting van 17 april 2013 is het de rechtbank gebleken dat het traject bij het Omgangscentrum niet van start is gegaan, vanwege omstandigheden gelegen aan de zijde van de vrouw. Wederom hebben partijen de intentie uitgesproken om de omgang via het Omgangscentrum op te starten. Het resultaat van deze intentie is verwoord in het hierboven reeds genoemde eindverslag van het omgangscentrum: het traject is mislukt.
Wettelijk kaderOp grond van artikel 1:377a van het Burgerlijk Wetboek heeft een kind recht op omgang met zijn ouders. De niet met het gezag belaste ouder heeft het recht op en de verplichting tot omgang met zijn kind. De met het gezag belaste ouder heeft de wettelijke verplichting om de ontwikkeling van de banden van zijn kind met de andere ouder te bevorderen.
De enkele wens van de niet verzorgende ouder tot vaststelling van een omgangsregeling met zijn kind, kan niet zondermeer leiden tot die vaststelling. De belangen van het kind en de ouders dienen tegen elkaar te worden afgewogen. Uiteindelijk zullen de belangen van het kind de doorslag moeten geven.
BeoordelingWat de rechtbank betreft hebben ouders met de recente mislukking van het traject bij het Omgangscentrum getekend voor het faillissement van hun gezamenlijk ouderschap.
De rechtbank constateert dat partijen thans niet in staat zijn om invulling en sturing te geven aan hun gemeenschappelijk ouderschap. Ouders blijven -vier jaar na de beëindiging van hun relatie- strijden over materiële zaken en zij zijn niet in staat om over materiële geschillen oplossingen te bereiken. Met verbazing neemt de rechtbank er kennis van dat de man weigert om spullen aan de vrouw af geven, waarvan hij weet dat deze spullen voor de vrouw een emotionele waarde hebben, terwijl deze spullen voor hem geen enkele waarde hebben, emotioneel noch financieel.
Ouders wekken bij de rechtbank niet de indruk dat zij zich in het belang van de kinderen werkelijk over hun materiële geschillen willen zetten. Hun houding jegens elkaar blijft vijandig en wantrouwend. De houding welke partijen innemen jegens de mede door de rechtbank geïnitieerde interventies zoals het traject bij het omgangshuis van Humanitas en het traject bij het Omgangscentrum is afhoudend te noemen. Partijen schijnen niet in te willen zien dat de oplossing van de problematiek in de kern vanuit henzelf dient te komen en niet door derden voor hen wordt aangereikt. Ouders zijn daarmee de belangen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] volledig uit het oog verloren. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zullen onvermijdelijk de schadelijke gevolgen gaan ondervinden van de onophoudelijke strijd tussen hun ouders.
De omgang komt op geen enkele manier van de grond. Partijen lijken niet in staat om buiten hun eigen kaders te denken. De vrouw is onmachtig om de kinderen te bewegen naar de man te gaan. Zij laat [minderjarige 2] de voorwaarden stellen om omgang met de man te hebben, terwijl het toch de vrouw dient te zijn die [minderjarige 2] stuurt. De ernstig gekrenkte houding van partijen jegens elkaar speelt wellicht een cruciale rol. Deze houding heeft zijn weerslag op het beeld dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] over hun vader vormen. In de opbouw van de contacten tussen [minderjarige 2] en de man ziet de rechtbank een verontrustend patroon. Steeds als de omgang enige inhoud lijkt te krijgen, zoals op 7 maart 2012 en recentelijk in augustus 2013, werpt de vrouw belemmeringen op die leiden tot een beëindiging van de prille omgang. Op deze wijze zal [minderjarige 2] er nooit in slagen om het vertrouwen in haar vader te herwinnen. Nu dat haar niet lukt, ziet ook [minderjarige 1] de bevestiging dat het goed is dat hij geen contact met zijn vader heeft en dat hij een negatief beeld over zijn vader mag hebben. De rechtbank vreest dat de vrouw deze houding van de kinderen (onbewust) stimuleert.
De rechtbank maakt zich ernstige zorgen over de kinderen. Zij zijn de dupe van de strijd tussen hun ouders. De kinderen zitten knel zitten tussen de ouders en lijken partij te kiezen voor de ouder die hen verzorgt, in dit geval de vrouw.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de raad te belasten met een onderzoek. Duidelijk is dat de houding van ouders, de onophoudelijke strijd tussen hen en hun onmacht om die strijd te staken de knelpunten zijn. Zolang partijen niet in staat zijn het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voorop te stellen, acht de rechtbank omgang niet in het belang van de kinderen. De rechtbank acht het noodzakelijk om de kinderen voorlopig uit de strijd van hun ouders te halen om aldus ernstig verder nadeel voor hun ontwikkeling te voorkomen.
De rechtbank ziet gelet op het voorgaande geen mogelijkheden om omgang tussen de man en de kinderen te bewerkstelligen. Het verzoek van de man zal dan ook worden afgewezen.
De rechtbank laat het aan de beoordeling van de raad over of de raad in al het voorafgaande, en wellicht in de zorgmelding vanuit het Omgangscentrum, aanleiding ziet om over te gaan tot het uitvoeren van een beschermingsonderzoek.

Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek van de man ter zake de omgangsregeling af.
Deze beschikking is gegeven te Leeuwarden door mr. F. Kleefmann, lid van de kamer, tevens kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op woensdag 20 november 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.
(
fn: 458)
Van deze beschikking kan binnen 3 maanden hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden. Indien u in deze procedure bent verschenen start deze termijn op de dag van de uitspraak. Als u niet in de procedure bent verschenen kan de termijn op een latere datum beginnen. Volgens de wet bent u verplicht om voor het instellen van hoger beroep een advocaat in te schakelen. In verband met de beperkte termijn dient u zo spoedig mogelijk contact met uw/een advocaat op te nemen!
De griffier.