Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.De procedure
2.De feiten
cliënten van [B] (…) privé geen afspraken maken met medewerkers;
er vanuit de privésituatie van de medewerker geen contacten worden onderhouden met de cliënt (denk aan telefoon (…))
. De gezinshuisouder gaf aan dat [voornaam] in een gesprek met hem had aangegeven dat er seksueel contact was geweest tussen [voornaam] en een pedagogisch medewerker (…). Hij had de sms'jes van en aan [voornaam] gelezen, die dit lijken te bevestigen. Het telefoonnummer van de afzender was (…). [voornaam] bevestigt dat dit zijn telefoonnummer is en geeft aan dat hij [voornaam] één sms'je heeft gestuurd op 25 augustus 2013. Hij was in paniek geraakt doordat [voornaam] (…) 23 augustus 2013 had aangegeven dat zij had gehoord dat [voornaam] aan de gezinshuisouder (…) had versteld dat een 31-jarige pedagogisch medewerker (…) een afspraak met haar had gemaakt en er seksueel contact was geweest. Deze (…) medewerker had één kind en was gescheiden. [voornaam] was tot de conclusie gekomen, dat hij het enige teamlid was op wie dit betrekking kon hebben. Hij gaf aan dat hij niets gedaan had, maar geheel van slag was geraakt en [voornaam] in paniek had ge-sms't met de vraag om de beschuldiging terug te trekken en ook om dit sms'je te verwijderen. Dit was niet verstandig, concludeerde hij. Maar dat was alles. Hij kende haar amper. Ze is slechts twee weken op de behandelgroep geweest. De geuite beschuldiging is voor mij als sectormanager Primair Proces dusdanig zwaarwegend om onmiddellijk de procedure 'Handelen bij (vermoeden van) seksueel misbruik' in werking te zetten. Dit is waarom [voornaam] vandaag is uitgenodigd. Conform de procedure zijn de volgende afspraken gemaakt:
Non-actief stelling van [voornaam].'
het bericht bereikt dat er sprake is van nog een geval van seksueel misbruik van een cliënte van [B] door u. (…)
duidelijk geworden dat er veel meer sms contact is geweest dan hetgeen u heeft weergegeven in de (…) bespreking van 26 augustus 2013. Los van vorenstaande is er derhalve sprake van een tweede geval waarmee de politie thans in gesprek is. Cliënte(lees: [B], toevoeging van de voorzieningenrechter)
neemt deze kwestie zo hoog op en acht uw daden en gedragingen zo ernstig dat van cliënte niet gevergd kan worden dat de arbeidsovereenkomst met u voortduurt. Door middel van het onderhavige schrijven wordt u dan ook op grond van artikel 7:677 BW juncto 7:678 BW ontslag op staande voet aangezegd. (…) Op grond van voorgaande is er overeenkomstig de aangehaalde wettelijke bepalingen sprake van liederlijk gedrag, van misbruik, mishandeling, alsmede sprake van handelingen strijdig met de wetten en of de goede zeden.'
3.De vordering
4.Standpunt van partijen[A]
5.Het geschil en de beoordeling daarvan
'zodanige daden, eigenschappen, of gedragingen van de werknemer, die tot gevolg hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren'. Volgens vaste jurisprudentie dient het dan te gaan om een ontslaggrond die zodanig ernstig is dat zowel in objectieve zin, als in subjectieve zin van de werkgever redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst met de werknemer nog voort te laten duren. Tevens dient de rechter bij de beoordeling van de gerechtvaardigdheid van het ontslag op staande voet alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en onderlinge samenhang, in aanmerking te nemen. Hierbij moeten de aard en de ernst van de dringende reden worden afgewogen tegen de persoonlijke omstandigheden van de werknemer. Relevant zijn de aard en de duur van de dienstbetrekking, de wijze waarop de werknemer de dienstbetrekking heeft vervuld en zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder de gevolgen van het ontslag.
allevermeende gedragingen door [B] in het geheel bewezen moeten worden, wil de objectieve dringende reden, die aan het ontslag op staande voet ten gronde is gelegd, standhouden. Indien derhalve één van voornoemde gedragingen niet komt vast te staan, ontvalt daarmee de gehele grondslag van het ontslag op staande voet. De voorzieningenrechter oordeelt hierover als volgt.
alleredenen die zij in het geheel aan het gegeven ontslag ten grondslag heeft gelegd, te bewijzen, althans voldoende aannemelijk te maken, ontvalt daarmee de gehele grondslag aan het ontslag op staande voet. Dit betekent dat het ontslag op staande voet naar voorshands geoordeeld moet worden geen stand kan houden, nu[A] zich op de nietigheid daarvan heeft beroepen. De vordering tot betaling van het salaris vanaf 20 september 2013 tot aan het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal eindigen zal dan ook worden toegewezen.
€ 500,00(2 punten x € 250,00)