ECLI:NL:RBNNE:2013:7222

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 november 2013
Publicatiedatum
25 november 2013
Zaaknummer
K L 2129149 - CV EXPL 13-3974 (E)
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige inschrijving en gevolgen voor collegegeld bij onderwijsinstelling

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland op 26 november 2013, staat de vordering van eiser, [eiser], centraal. Eiser heeft in 1996 een samengesteld programma aan de NHL gevolgd, dat niet leidde tot een onderwijsbevoegdheid. In 2012 schreef hij zich in voor de opleiding 'Leraar Wiskunde' aan Hogeschool Windesheim, maar werd geconfronteerd met het hogere instellingscollegegeld. Dit was het gevolg van de inschrijving van zijn eerdere opleiding, die hem registreerde als iemand die al een opleiding gericht op onderwijsbevoegdheid had gevolgd. Eiser meent dat NHL onrechtmatig heeft gehandeld door hem geen opleiding aan te bieden die tot een onderwijsbevoegdheid leidt en door zijn opleiding niet correct in te schrijven.

De kantonrechter heeft in zijn vonnis overwogen dat NHL op grond van de wet verplicht was om de opleiding van eiser te registreren. De registratie was gebaseerd op codes die door het Ministerie zijn toegekend aan reguliere opleidingen. De kantonrechter concludeert dat NHL niet verwijtbaar heeft gehandeld, omdat zij binnen het wettelijk systeem geen andere keuze had dan de opleiding van eiser te registreren onder de bestaande codes. De suggestie dat eiser een onderwijsbevoegdheid heeft behaald, is een gevolg van het systeem en niet van een fout van NHL.

De vorderingen van eiser worden afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 150,--. De kantonrechter verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst het meer of anders gevorderde af. Deze uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van onderwijsinstellingen bij de registratie van opleidingen en de gevolgen daarvan voor studenten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rolnummer: 2129149 \ CV EXPL 13-3974

vonnis van de kantonrechter d.d. 26 november 2013

inzake

[eiser],

wonende te[woonplaats],
eiser,
gemachtigde: mr. R.J.C. Bindels,
tegen

STICHTING NHL ,

gevestigd te Leeuwarden,
gedaagde,
procederende in persoon.
Partijen zullen hierna [eiser] en NHL worden genoemd.

Procesverloop

1.
Ingevolge het tussenvonnis van 13 augustus 2013 is op 29 oktober 2013 een comparitie gehouden. Hiervan is procesverbaal opgemaakt.
Vervolgens is wederom vonnis bepaald op de stukken, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.

Motivering

2.
De kantonrechter neemt hier over hetgeen hij heeft overwogen en beslist bij voormeld tussenvonnis.
De verdere beoordeling van het geschil
3.1.
[eiser] is in 1996 begonnen aan het programma "Kunst en Design" aan de NHL. Dit betrof een zogenaamd samengesteld programma, bestaande uit onderdelen van en verbonden aan de HBO-opleiding "Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Tekenen", welke opleiding indertijd was geregistreerd in het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs (Croho) onder nummer 05322. [eiser] heeft het samengesteld programma in 2000 succesvol beëindigd door het met goed gevolg afleggen van het afsluitend examen. Dit examen omvatte geen vakken gericht op het verkrijgen van onderwijsbevoegdheid. Aan het bij dit examen behorend getuigschrift is en was, anders dan bij het examen behorend bij voornoemde HBO-opleiding, geen onderwijsbevoegdheid verbonden.
NHL heeft het door [eiser] gevolgde programma doen inschrijven in het Croho. Omdat het een samengesteld programma betrof waarvoor geen apart Croho-registratienummer bestond, is zijn opleiding ingeschreven onder hetzelfde nummer als dat van de HBO-opleiding.
3.2.
[eiser] heeft zich in 2012 ingeschreven voor de opleiding "Leraar Wiskunde" aan Hogeschool Windesheim. Na deze inschrijving kreeg hij te horen dat hij niet het wettelijk collegegeld maar het (veel hogere) instellingscollegegeld verschuldigd is. De oorzaak daarvan was gelegen in het feit dat [eiser] door het volgen van de onder 3.1. genoemde opleiding én de inschrijving daarvan, stond geregistreerd als iemand die reeds eerder een opleiding gericht op het verkrijgen van onderwijsbevoegdheid heeft gevolgd, en aldus niet onder de reikwijdte van artikel 7:45a van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) valt.
[eiser] meent dat NHL onrechtmatig heeft gehandeld, zowel door hem niet een opleiding strekkende tot het verkrijgen van een onderwijsbevoegdheid te hebben aangeboden als door het niet correct doen inschrijven van zijn opleiding waardoor ten onrechte staat geregistreerd dat hij reeds een opleiding op het gebied van onderwijs heeft genoten.
3.3.
Het onderhavig geschil draait aldus om de vraag of NHL onjuist of anderszins verwijtbaar heeft gehandeld.
De kantonrechter constateert dat hiervan niet is gebleken, en overweegt daartoe het volgende.
NHL was op grond van het geldend wettelijk systeem (thans artikel 7.3 WHW) gehouden om de door [eiser] voltooide opleiding te registreren. Daarbij is zij gehouden aan de codes die namens het Ministerie worden toegekend. Dergelijke codes worden enkel toegekend aan bestaande, reguliere opleidingen. Dat brengt mee dat de onderwijsinstelling aan een samengesteld, niet-regulier, programma zélf een code moet toekennen, kiezend uit de bestaande codes. Daarbij ligt het voor de hand een code te kiezen van een opleiding die inhoudelijk het dichtst in de buurt komt van het samengesteld programma. NHL heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat dat de onderhavige HBO-opleiding was.
Doordat deze code suggereert (door de liaison met de onder 3.1. genoemde HBO-opleiding) dat [eiser] een onderwijs-bevoegdheid heeft gehaald doet deze code niet onverkort recht aan de werkelijkheid. Dit betreft echter geen verwijt aan NHL, maar is eerder terug te leiden tot het wettelijk systeem, dat NHL geen andere keuze liet. Dat zij binnen dit systeem anders had moeten handelen, en zo ja, hoe is niet vast komen te staan. Van NHL kan dan ook niet verwacht worden dat zij de registratie met terugwerkende kracht ongedaan maakt, nog daargelaten het gegeven dat NHL aldus zou moeten handelen in strijd met de zekerheid en zorgvuldigheid die van haar verwacht mag worden.
3.4.
Het voorgaande brengt mee dat de vorderingen van [eiser] afgewezen moeten worden. [eiser] zal daarbij als de (grotendeels) in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten.
De proceskosten aan de zijde van NHL, die in persoon procedeert, dienen op grond van de wet beperkt te worden tot die kosten die samenhangen met het bijwonen van de zitting. Dit bedrag wordt geraamd op € 150,--. Omtrent (de mogelijkheid van) enige nakosten is niets gesteld en aannemelijk geworden.

Beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering van [eiser] af;
veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van NHL begroot op € 150,--;
verklaart dit vonnis t.a.v. de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. J.E. Biesma, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 november 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 185