ECLI:NL:RBNNE:2013:7155
Rechtbank Noord-Nederland
- Bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de groenvoorziening als onroerende aanhorigheid in het kader van de huurovereenkomst
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland, stond de vraag centraal of een groenvoorziening als onroerende aanhorigheid kan worden aangemerkt in de zin van artikel 7:233 van het Burgerlijk Wetboek. De eiseres, Stichting Lefier, had een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die in persoon procedeerde, met betrekking tot de betaling van servicekosten voor de groenvoorziening die deel uitmaakt van de huurovereenkomst. De kantonrechter had eerder een gerechtelijke plaatsopneming gelast, waar partijen hun standpunten uiteen hebben gezet. De kantonrechter oordeelde dat de vordering van Lefier tijdig was ingesteld en dat de groenvoorziening als onroerende aanhorigheid kan worden beschouwd, omdat deze expliciet onderdeel uitmaakt van de huurovereenkomst. Tijdens de plaatsopneming werd vastgesteld dat de groenvoorziening een besloten karakter heeft, ondanks dat deze op bepaalde tijden toegankelijk is voor derden. De kantonrechter concludeerde dat de kosten van het onderhoud van de groenvoorziening via de servicekosten aan de gedaagde in rekening kunnen worden gebracht. De vordering van Lefier werd toegewezen, en de gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken op 21 november 2013.