2.3. Op voormeld hoger beroep heeft het hof (inmiddels het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden) op 15 januari 2013 arrest gewezen.
Daarbij is onder meer het volgende overwogen en beslist:
17. (…)
17. (…) De slotsom is dat het bestreden vonnis niet onverkort in stand kan blijven, nu het door de kantonrechter vastgestelde bedrag aan achterstallig loon dient te worden herzien en het in eerste aanleg toegewezen bevel tot tewerkstelling in hoger beroep niet langer wordt gevorderd. Het bestreden vonnis zal in zoverre dan ook worden vernietigd.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ligt de subsidiaire vordering van [A] tot een
bedrag van € 38.462,84, vermeerderd met een wettelijke verhoging ex art. 7:625 BW van
20% voor toewijzing gereed. Ook de gevorderde afgifte van een bruto/netto specificatie van
de nabetaling van € 20 000,- is, nu daartegen geen verweer is gevoerd, toewijsbaar. Het hof
zal in die zin opnieuw recht doen.
18. Nu de loonvordering een andere inhoud heeft gekregen dan die waarover de kantonrechter
heeft moeten beslissen, en gelet op de aard van deze vordering, onder verwijzing naar
hetgeen daarover hiervoor is opgemerkt, niet eenvoudig momenten zijn aan te wijzen
waarop [B] in concreto te weinig loon heeft betaald, zal het hof de ingangsdatum van
de wettelijke rente nader vaststellen op de datum van het einde van de arbeidsovereenkomst,
te weten 1 december 2010.
19. Nu partijen in hoger beroep als over en weer in het ongelijk gesteld zijn aan te merken, ziet
het hof aanleiding de proceskosten, de kosten va het deskundigen bericht daaronder
begrepen, in appel te compenseren. Aangezien [A] de kosten van de deskundige ad
€ 6.675,90 bij wijze van voorschot heeft voldaan, dient [B] hem de helft hiervan
oftewel € 3.337,95 te vergoeden, als hierna in het dictum vermeld.
De beslissing
Het gerechtshof:
in principaal en in incidenteel hoger beroep:
vernietigt het bestreden vonnis van 21 februari 2008 voor zover [B] daarbij in
conventie tot tewerkstelling van [A] en tot betaling aan [A] van een bedrag van
€ 31.700,40 bruto te vermeerderen met de wettelijke verhoging, gematigd tot 25% en de
wettelijke rente over € 31.700,40 en het bedrag van de wettelijke verhoging vanaf
27 oktober 2005 tot aan de dag der algehele voldoening werd veroordeeld;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [B] tot betaling aan [A] van € 38.462,84 aan achterstallig loon, te
vermeerderen met de wettelijke verhoging ex art. 7:625 BW te stellen op 20%, te
vermeerderen met wettelijke rente over beide bedragen vanaf 1 december 2010;
beveelt [B] om aan [A] een bruto/netto specificatie van de eind 2006/begin 2007
gedane nabetaling van € 20.000,- te verstrekken;
bekrachtigt het bestreden vonnis voor het overige;
compenseert de proceskosten in hoger beroep in dier voege dat iedere partij haar eigen
kosten draagt;
veroordeelt [B] om aan [A] terzake van de kosten van de deskundige
€ 3.337,95 te voldoen;(…).’