Op 28 oktober 2013 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zitting houdende in Groningen, uitspraak gedaan op het tweede wrakingsverzoek van de verdachte Dankbaar tegen mr. H.L. Stuiver, de politierechter die de strafzaak tegen hem behandelt. De verdachte heeft drie gronden aangevoerd voor zijn verzoek tot wraking: ten eerste dat de rechter stukken heeft voorgehouden die negatief voor hem zijn, ten tweede dat de rechter heeft geweigerd een getuige te horen, en ten derde dat er een duidelijke spanning is tussen hem en de rechter.
De rechtbank heeft het wrakingsverzoek afgewezen. Ten aanzien van de eerste grond oordeelt de rechtbank dat de politierechter op basis van artikel 301 van het Wetboek van Strafvordering de verdachte de relevante stukken moet voorhouden, en dat het niet ongebruikelijk is dat dit een negatief beeld van de verdachte oproept. De rechtbank concludeert dat mr. Stuiver geen blijk heeft gegeven van vooringenomenheid.
Wat betreft de tweede grond, de weigering om een getuige te horen, stelt de rechtbank vast dat deze grond eerder is aangevoerd in een eerder wrakingsverzoek dat reeds was afgewezen. De verdachte is in dit opzicht niet-ontvankelijk. De derde grond, de persoonlijke relatie tussen de verdachte en de rechter, wordt eveneens verworpen. De rechtbank benadrukt dat het niet noodzakelijk is dat de rechter en de verdachte elkaar aardig vinden, maar dat de objectieve onpartijdigheid van de rechter voorop staat.
De rechtbank concludeert dat er geen uitzonderlijke omstandigheden zijn die wijzen op een vooringenomenheid van de rechter, en wijst het verzoek tot wraking af. De strafzaak tegen de verdachte zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.