hij in of omstreeks de periode van 2 november 2012 tot en met 5 april 2013, te
Emmen in de gemeente Emmen en te Westerbork, heeft deelgenomen aan een
organisatie, die tot oogmerk had het plegen van misdrijven,
namelijk het tezamen en in vereniging plegen van strafbare feiten als bedoeld
in het derde, vierde en vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
te weten het opzettelijk bereiden en/of verwerken en/of uitvoeren en/of
verkopen en/of vervoeren en/of vervaardigen,
van een middel (MDMA), vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het bewezen geachte levert respectievelijk op:
onder 1: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A gegeven verbod van de Opiumwet, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 10 van de Opiumwet in verbinding met artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 2: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B gegeven verbod van de Opiumwet, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 10 van de Opiumwet in verbinding met artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 3: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C gegeven verbod van de Opiumwet,
strafbaar gesteld bij artikel 10 van de Opiumwet;
onder 4: deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid van de Opiumwet,
strafbaar gesteld bij artikel 11a van de Opiumwet.
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Verdachte en zijn medeverdachten hebben zich schuldig gemaakt aan deelname aan een organisatie die onder meer het oogmerk had het produceren, exporteren, verkopen en aanwezig hebben van XTC-pillen. Verdachte produceerde XTC-pillen van de aangeleverde MDMA. Uit het restmateriaal maakte hij pillen die hij onder andere via Silkroad verkocht. De totale omvang van de geproduceerde en verkochte pillen blijkt niet heel duidelijk uit het dossier. Wel komt naar voren dat een beperkt aantal pillen -wel in georganiseerd verband- in een korte periode, verpakt in DVD- hoesjes als kerkmuziek, naar het buitenland zijn gedistribueerd.
De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte een prominente rol heeft gehad bij het plegen van de strafbare feiten. Door in georganiseerd verband mee te werken aan de grensoverschrijdende handel in hard drugs, heeft verdachte bijgedragen aan de ernstige gevolgen die hard drugs veroorzaken in de samenleving. XTC-pillen zijn schadelijk voor de volksgezondheid.
In het voordeel van verdachte laat de rechtbank meewegen dat hij opening van zaken heeft gegeven en dat hij zijn aandeel in de feiten heeft bekend. De door de rechtbank aanwezig geachte criminele organisatie was beperkt van omvang, terwijl op geen enkele wijze is gebleken dat er sprake was van geweld of bedreiging met geweld door en rondom deze organisatie. De export van XTC-pillen bestond uitsluitend uit het verzenden van gebruikershoeveelheden en was beperkt in omvang.
De rechtbank is op grond van voormelde ernst en de toedracht van de feiten en de persoon van de verdachte van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden recht doet aan de strafbare feiten. De rechtbank komt tot een beduidend kortere duur van de gevangenisstraf dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank is van oordeel dat de door officier van justitie aangehaalde arresten waarop zijn strafeis is gestoeld, wat betreft de omvang, zwaarte en duur van de feiten niet zijn te vergelijken met de onderhavige feiten.
Inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank zal de onder verdachte in beslag genomen auto en geldbedrag niet verbeurdverklaren zoals door de officier van justitie gevorderd, nu niet is komen vast te staan dat deze voorwerpen voldoen aan het bepaalde in artikel 33a van het Wetboek van Strafrecht.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 27, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
- een
gevangenisstrafvoor de duur van 30 maanden.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank gelast de teruggave aan verdachte van het navolgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp:
- een geldbedrag van € 4.400,--
De rechtbank gelast de teruggave aan de rechthebbende van het navolgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp:
- een personenauto, merk Suzuki Alto.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.I. Klaassens, voorzitter,
en mr. E. Läkamp en mr. C. Brouwer, rechters,
in tegenwoordigheid van J. Hoogeveen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 15 november 2013.