ECLI:NL:RBNNE:2013:6923

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 juli 2013
Publicatiedatum
14 november 2013
Zaaknummer
18.950075-13
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal en opzetheling door verdachte tijdens detentie

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 7 juni 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere inbraken en opzetheling. De verdachte, geboren in 1974 en thans verblijvende in een huis van bewaring, werd beschuldigd van diefstal met braak en opzetheling. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij een van de inbraken heeft gepleegd terwijl hij een gevangenisstraf onderging in het kader van dagdetentie. De tenlastelegging omvatte drie feiten: de diefstal van sieraden en elektronica uit woningen in Erica en Nieuw-Amsterdam, en de verwerving van goederen waarvan hij wist dat deze door misdrijf verkregen waren. Tijdens de zitting op 24 mei 2013 heeft de verdachte de beschuldigingen niet weersproken, wat leidde tot een overtuiging van de rechtbank dat de feiten bewezen waren.

De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, en de tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, gezien zijn eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten, een passende straf verdiende. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, met 7 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank wees de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere straffen af, omdat de verdachte deze mogelijk al had uitgezeten. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, evenals de persoonlijke situatie van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Locatie Assen
Parketnummers: 18.950075-13
24.002546-07 (vordering na voorwaardelijke veroordeling)
24.000928-08 (vordering na voorwaardelijke veroordeling)
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 7 juni 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte],

geboren te Emmen op[geboortedatum] 1974,
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in P.I. Overijssel, Huis van Bewaring Karelskamp,
Bornsestraat 333 te Almelo.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 24 mei 2013.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. C.C.N. Brens-Cats te Emmen.

Tenlastelegging

De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
hij in of omstreeks het tijdvak van 4 t/m 5 januari 2013, te Erica, in de gemeente Emmen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan de [adres] heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden en/of een televisietoestel / flatscreen en/of computer-apparatuur en/of andere goederen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot die woning heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij in of omstreeks het tijdvak van 14 t/m 16 december 2012 te Nieuw-Amsterdam,
gemeente Emmen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een
woning aan de[adres] heeft weggenomen computer-apparatuur en/of
sieraden en/of andere goederen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 4] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3.
hij in of omstreeks het tijdvak van juli 2011 t/m 15 februari 2013 te Coevorden, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (een) goed(eren), waaronder navigatie-apparatuur en/of computer-aparatuur en/of sieraden en/of telefoons en/of fotocamera’s, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat/die goed(eren) wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank zal, waar in de tenlastelegging staat “verdachte en/of zijn mededader(s)” lezen alsof daar staat “verdachte en/of zijn medeverdachte(n)”. De term mededader namelijk impliceert dat verdachte ook als dader moet worden aangemerkt, hetgeen in strijd is met de presumptie van onschuld: een verdachte dient tot aan het moment van onherroepelijke bewezenverklaring van het hem tenlastegelegde voor onschuldig te worden gehouden.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie mr. O.F. Brouwer acht hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank verdachte voor deze feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan een gedeelte van 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Verder vordert de officier van justitie de tenuitvoerlegging van een gedeelte van 3 maanden van de voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden opgelegd bij arrest van het Gerechtshof Leeuwarden van 8 februari 2011 onder parketnummer 24.002546-07.
Tenslotte vordert de officier van justitie de afwijzing van zijn vordering tot tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het Gerechtshof Leeuwarden van 8 februari 2011onder parketnummer 24.000928-08.

Bewijsmiddelen

Nu verdachte, hetgeen de rechtbank ten aanzien van het tenlastegelegde bewezen zal verklaren, niet heeft weersproken en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsvrouw vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank ten aanzien van deze feiten volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
De rechtbank hanteert voor het bewijs van de feiten 1, 2 en 3 de navolgende bewijsmiddelen:
1.
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 mei 2013.
2.
het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van Politie Drenthe, District Zuidoost, Basiseenheid Emmen, registratienummer PL0300 2013001654, d.d. 25 april 2013 met bijlagen, opgemaakt door Geesje Jantje Eefting, inspecteur van politie, onder meer inhoudende:
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van politie Drenthe, district Zuidoost, Basiseenheid Emmen, proces-verbaalnummer PL032V 2013001654-1 d.d. 28 januari 2013, houdende de aangifte van [benadeelde 1], wonende te [woonplaats], [adres] (pagina’s 194 t/m 197);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van politie Drenthe, district Zuidoost, Basiseenheid Emmen, proces-verbaalnummer PL032V 2013001654-4 d.d. 16 januari 2013, houdende de nadere verklaring van aangever [benadeelde 1] (pagina’s 198 t/m 200);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van politie Drenthe, district Zuidoost, Basiseenheid Coevorden/Borger-Odoorn, proces-verbaalnummer PL032W 2013001654-16 d.d. 16 februari 2013, houdende de verklaring van de verdachte (pagina 178);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van politie Drenthe, district Zuidoost, Basiseenheid Emmen, proces-verbaalnummer PL032V 2012089675-1 d.d. 18 december 2012, houdende de aangifte van [benadeelde 4], wonende te [woonplaats], [adres], mede namens [benadeelde 3], [benadeelde 5] en [benadeelde 6] (pagina’s 230 t/m 233);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van politie Drenthe, district Zuidoost, Basiseenheid Emmen, proces-verbaalnummer PL032V 2012089675-3 d.d. 18 december 2012, houdende de (nadere) verklaring van aangeefster [benadeelde 3], wonende te [woonplaats], [adres] (pagina’s 242 t/m 243);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van politie Drenthe, district Zuidoost, Basiseenheid Coevorden/Borger-Odoorn, proces-verbaalnummer PL032W 2013001654-16 d.d. 16 februari 2013, houdende de verklaring van de verdachte (pagina 179);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van politie Drenthe, district Zuidoost, Basiseenheid Emmen, proces-verbaalnummer PL032V 2011054502-1 d.d. 1 augustus 2011, houdende de aangifte van[benadeelde 7], wonende te [woonplaats], [adres] (pagina’s 248 t/m 250);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van politie Drenthe, district Zuidoost, Basiseenheid Coevorden/Borger-Odoorn, proces-verbaalnummer PL032W 2013003647-1 d.d. 22 januari 2013, houdende de aangifte van [benadeelde 8], wonende te [woonplaats], [adres] (pagina’s 257 t/m 259);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van politie Drenthe, proces-verbaalnummer PL0300 2013001654-21 d.d. 5 maart 2013, houdende de verklaring van de verdachte (pagina’s 188 t/m 190).

Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1, onder 2 en onder 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij in het tijdvak van 4 t/m 5 januari 2013, te Erica, in de gemeente Emmen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de[adres] heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden en een televisietoestel / flatscreen en computer-apparatuur en andere goederen, toebehorende aan [benadeelde 1] en/of[benadeelde 2], waarbij verdachte zich de toegang tot die woning heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
2.
hij in het tijdvak van 14 t/m 16 december 2012 te Nieuw-Amsterdam,
gemeente Emmen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een
woning aan de [adres] heeft weggenomen computer-apparatuur en
sieraden en andere goederen, toebehorende aan [benadeelde 4] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
3.
hij in het tijdvak van juli 2011 t/m 15 februari 2013 te Coevorden, goederen, waaronder navigatie-apparatuur en computer-aparatuur en sieraden en telefoons en fotocamera’s, heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betroffen.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 1, onder 2 en onder 3 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Kwalificaties

Het onder 1, onder 2 en onder 3 bewezen geachte levert respectievelijk op:
1.
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijfs heeft verschaft door middel van braak en inklimming,
strafbaar gesteld bij artikel 311 juncto artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht;
2.
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijfs heeft verschaft door middel van braak,
strafbaar gesteld bij artikel 311 juncto artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht;
3.
Opzetheling,
strafbaar gesteld bij artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht.

Strafbaarheid

De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: de aard en de ernst van de gepleegde feiten; de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan; hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; de eis van de officier van justitie; de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 7 mei 2013, waaruit blijkt dat verdachte vele malen eerder ter zake van vermogensdelicten is veroordeeld.
De officier van justitie heeft voor de tenlastegelegde feiten een gevangenisstraf gevorderd voor de duur van 15 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan een gedeelte van 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsvrouw van verdachte heeft een straf bepleit waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk zal zijn aan de tijd die de verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De raadsvrouw heeft verder aangevoerd dat de verdachte inmiddels professionele hulp heeft gezocht en zijn leven een wending ten goede wenst te geven. Voorts verzocht de raadsvrouw de vorderingen tot tenuitvoerlegging af te wijzen, omdat de beide voorwaardelijke gevangenisstraffen reeds zijn tenuitvoergelegd.
De rechtbank overweegt dat verdachte bij het plegen van de feiten louter en alleen uit winstbejag c.q. geldzucht heeft gehandeld en daarbij op geen enkele wijze rekening heeft gehouden met de gevolgen die zijn handelingen voor de slachtoffers zouden hebben.
De rechtbank rekent het de verdachte met name zwaar aan dat hij een van de inbraken heeft gepleegd toen hij een hem opgelegde gevangenisstraf in het kader van dagdetentie onderging. Voor de bewezen verklaarde opzetheling heeft verdachte zijn contacten tijdens zijn detentie opgedaan.
De rechtbank is van oordeel dat in dit geval de door de officier van justitie gevorderde straf onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten. De rechtbank acht een passende bestraffing voor deze verdachte de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan een gedeelte van 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Vorderingen tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling, de zaken met parketnummer 24.002546-07 en parketnummer 24.000928-08
De rechtbank zal de vorderingen van de officier van justitie niet toewijzen, zulks gelet op het verweer van de raadsvrouw en de stellige verklaring van de verdachte dat hij deze beide voorwaardelijke gevangenisstraffen voor de duur van 6 maanden heeft uitgezeten.
De raadsvrouw heeft in de zaak met parketnummer 24.000928-08 een verklaring van de directeur van de PIA Groningen d.d. 21 december 2012 overgelegd, waarin de directeur verklaart dat [verdachte] de voorwaardelijke straf heeft ondergaan.
De rechtbank sluit de mogelijk niet uit dat verdachte de beide bij arrest van het Gerechtshof Leeuwarden van 8 februari 2011 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraffen voor de duur van telkens 6 maanden voorwaardelijk reeds in het kader van een eerdere tenuitvoerlegging heeft uitgezeten terwijl de officier van justitie de betreffende onduidelijkheid niet heeft kunnen ophelderen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14f, 14g, 14h, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1, onder 2 en onder 3 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, onder 2 en onder 3 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van
15 maanden, waarvan een gedeelte groot
7 maandenvoorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van voormelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 24.002546-07
De rechtbank wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 24.000928-08
De rechtbank wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter, mr. E. Läkamp en
mr. M. van der Veen, rechters, in tegenwoordigheid van J. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 7 juni 2013, zijnde mr. M. van der Veen buiten staat dit vonnis binnen de daartoe door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.