ECLI:NL:RBNNE:2013:6897

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 oktober 2013
Publicatiedatum
13 november 2013
Zaaknummer
18.950074-13
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van een gewapende overval op een juwelierszaak en mishandeling van meerdere slachtoffers

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 8 oktober 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van meerdere strafbare feiten, waaronder een gewapende overval op een juwelierszaak op 13 juli 2012 in Assen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de overval, waarbij hij samen met een mededader horloges en sieraden ter waarde van meer dan € 45.000,- had gestolen. De overval werd gekenmerkt door geweld en bedreiging, waarbij de verdachte een op een vuurwapen gelijkend voorwerp gebruikte om een medewerker van de juwelier te intimideren. De rechtbank baseerde haar oordeel op getuigenverklaringen, camerabeelden en tapgesprekken, die de betrokkenheid van de verdachte bij de overval bevestigden.

Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van mishandeling van twee medewerkers van een justitiële inrichting en van zijn moeder. De rechtbank achtte deze feiten eveneens bewezen, waarbij de verdachte zonder enige aanleiding geweld had gebruikt tegen de medewerkers en zijn moeder. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachte, ondanks zijn jonge leeftijd, al meerdere keren eerder was veroordeeld voor misdrijven. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van vijf jaar op, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht. Tevens werd de vordering van de officier van justitie tot onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen XTC-pillen toegewezen, terwijl de maatregel tot contactverbod met een getuige werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Locatie Assen
Parketnummers: 18.950074-13, 18.075303-12 en 18.910658-12
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 8 oktober 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte],

geboren te Assen op[geboortedatum] 1993,
wonende te Assen,
thans verblijvende in P.I. Leeuwarden,
Holstmeerweg 7 te Leeuwarden.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 24 september 2013.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. B.W.M. Toemen, advocaat te Boxtel.

Tenlasteleggingen

De verdachte is ingevolge de ter terechtzitting gevoegde zaken bij dagvaardingen tenlastegelegd, dat

t.a.v. parketnummer 18.950074-13:

1.
hij op of omstreeks 13 juli 2012 te Assen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (een) hoeveelhe(i)d(en) horloges en/of (andere) sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heter daad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- het (winkel)pand aan/nabij de [adres] waarin die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 2] aanwezig waren, zijn/is binnengegaan, waarbij het gezicht/hoofd van verdachte en/of zijn mededader(s) was voorzien van een bivakmuts/capuchon, althans van enig voorwerp waardoor het zicht op hun/zijn gezicht werd belet/bemoeilijkt en/of
- zichtbaar voor die [slachtoffer 3] een pistool/vuurwapen, althans een op een pistool/vuurwapen gelijkend voorwerp, in de hand hebben/heeft gehouden en/of (daarbij) dreigend tegen die [slachtoffer 3] hebben/heeft geroepen/gezegd: "Overval, ga op de grond liggen", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 13 juli 2012 te Assen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van (een) hoeveelhe(i)d(en) horloge(s) en/of siera(a)d(en), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- het (winkel)pand aan/nabij de [adres] waarin die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 2] aanwezig waren, zijn/is binnengegaan, waarbij het gezicht/hoofd van verdachte en/of zijn mededader(s) was voorzien van een bivakmuts/capuchon, althans van enig voorwerp waardoor het zicht op hun/zijn gezicht werd belet/bemoeilijkt en/of
- zichtbaar voor die [slachtoffer 3] een pistool/vuurwapen, althans een op een pistool/vuurwapen gelijkend voorwerp, in de hand hebben/heeft gehouden en/of (daarbij) dreigend tegen die [slachtoffer 3] hebben/heeft geroepen/gezegd: "Overval, ga op de grond liggen", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 13 juli 2012 tot en met 24 juni 2013 te Assen en/of elders in Nederland, in elk geval in Nederland, een of meer goederen, te weten (onder meer) een (gouden) ketting en/of een hanger en/of een Breitling horloge en/of andere horloges en/of sieraden heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat/die goederen wist, althans
redelijkerwijs moest vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
en/of
hij in of omstreeks de periode van 13 juli 2012 tot en met 24 juni 2013 te Assen en/of elders in Nederland, een voorwerp, te weten een of meer sieraden, namelijk (onder meer) een (gouden) ketting en/of hanger en/of een Breitling horloge en/of andere horloges en/of sieraden, en/of een hoeveelheid geld ( te weten een geldbedrag van 500 euro, welk geldbedrag door [slachtoffer 4] is gestort op een bankrekening van verdachte en/of een
geldbedrag van (tenminste) (ongeveer) 800 euro), in elk geval een of meer voorwerpen, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, althans van een of meer van die voorwerpen, gebruik gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2013 tot en met 24 juni 2013 te Assen en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA en/of cocaïne, zijnde MDMA en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
en/of
hij op of omstreeks 3 juni 2013 te Assen en/of elders in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad, (ongeveer) 38 XTC-pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij in of omstreeks de periode van 6 juni 2013 tot en met 14 juni 2013 te Assen en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk mondeling zich jegens [slachtoffer 4] heeft geuit, kennelijk om haar vrijheid om naar waarheid en/of geweten ten overstaan van een rechter en/of (politie)ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij wist en/of ernstige reden had te vermoeden dat die verklaring zal/zou worden afgelegd, hebbende hij met dat opzet, (op dreigende toon) tegen die [slachtoffer 4] gezegd: "ik ga sowieso iets van je breken" en/of "ik ga jou echt mishandelen"
en/of "als ze jou weer gaan overhoren, zeg maar dat je gewoon van niks weet" en/of "of je gaat beter liegen of je gaat echt in de problemen komen" en/of "als ik vrij kom snij ik jouw fucking keel open, dat beloof ik je als ik moet vastzitten" en/of "mij ga je nooit meer vergeten, als ik vast kom te zitten door jouw kankergetuigenverklaring", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking;
en/of
hij in of omstreeks de periode van 6 juni 2013 tot en met 14 juni 2013, te Assen en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, een persoon, genaamd[slachtoffer 4], heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd :"ik ga sowieso iets van je breken" en/of "ik ga jou echt mishandelen" en/of "als ik vrij kom snij ik
jouw fucking keel open", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
De rechtbank zal, waar in de tenlastelegging staat “verdachte en/of zijn mededader(s)” lezen alsof daar staat “verdachte en/of haar medeverdachte(n)”. De term mededader namelijk impliceert dat verdachte ook als dader moet worden aangemerkt, hetgeen in strijd is met de presumptie van onschuld: een verdachte dient tot aan het moment van onherroepelijke bewezenverklaring van het haar tenlastegelegde voor onschuldig te worden gehouden.

t.a.v. parketnummer 18.075303-12:

1.
hij op of omstreeks 26 november 2011 te Veenhuizen, in de gemeente Noordenveld opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 5] in haar hoedanigheid als pedagogisch medewerkster bij de Justitie Inrichting Juvaid), (met kracht) op/in/tegen een kaak, althans het gezicht/hoofd heeft gestompt en/of geslagen en/of gestoten, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 16 januari 2012 te Veenhuizen, in de gemeente Noordenveld,
opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 6] in haar hoedanigheid als pedagogisch medewerkster bij 't Poortje), in/tegen het gezicht/hoofd heeft geslagen en/of tegen het lichaam heeft geduwd, (tengevolge waarvan, althans mede tengevolge waarvan, die[slachtoffer 6] te vallen kwam), waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;

t.a.v. parketnummer 18.910658-12:

1.
hij op of omstreeks de periode van 28 september 2012 tot en met 30 september 2012 te Assen, opzettelijk mishandelend zijn moeder, althans een persoon, te weten [slachtoffer 7], (meermalen) (met kracht) in/op/tegen het gezicht/hoofd en/of een of meer ander(e) lichaamsde(e)l(en) heeft gestompt en/of geslagen en/of (daarbij/vervolgens) een slipper, althans een hard en/of stevig voorwerp, op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 7] heeft gegooid, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij in of omstreeks de periode van 28 september 2012 tot en met 30 september 2012 te Assen, opzettelijk en wederrechtelijk een of meer deur(en) (van een woning, gelegen aan de Heymansstraat (5)), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 7], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie mr. A.M. de Vries acht hetgeen aan de verdachte in de dagvaarding met parketnummer 18.950074-13 onder 1 primair, onder 2 en onder 3 is tenlastegelegd, hetgeen in de dagvaarding met parketnummer 18.075303-12 onder 1 en onder 2 is tenlastegelegd en hetgeen in de dagvaarding met parketnummer 18.910658-12 onder 1 en onder 2 is tenlastegelegd telkens wettig en overtuigend bewezen.
Zij vordert voor deze feiten een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van de tijd door de verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht.
Voorts vorderde zij de onttrekking aan het verkeer van de in beslaggenomen XTC-pillen.
De officier van justitie vordert tenslotte dat aan de verdachte de maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd in die zin dat hij zich zal onthouden van het onderhouden van contact met [slachtoffer 4] voor de duur van 2 jaar met ingang van de definitieve einddatum van zijn detentie, en dat bij overtreding van deze maatregel telkens vervangende hechtenis voor de duur van 2 weken zal worden toegepast tot een maximum van 6 maanden.

Vrijspraak

De verdachte zal van het hem in de dagvaarding met parketnummer 18.950074-13 onder 2 primair tenlastegelegde worden vrijgesproken omdat de rechtbank dat, evenals de raadsman en anders dan de officier van justitie, niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Wel acht de rechtbank het subsidiair tenlastegelegde, het bezit van 38 XTC-pillen, bewezen.

Bewijsoverwegingen

t.a.v. parketnummer 18.950074-13, feit 1 primair:

De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat niet bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 tenlastegelegde overval. Hij dient daarvan dus vrijgesproken te worden. Ook van de heling en het witwassen dient verdachte vrijgesproken te worden. Mocht een Breitling horloge en een ketting met hanger toch te herleiden zijn tot de goederen die bij de overval op [slachtoffer 8] zijn weggenomen kan dit naar de mening van de raadsman hooguit leiden tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde heling.
Verdachte heeft zich bij de politie en deels ter terechtzitting beroepen op zijn zwijgrecht.
De rechtbank overweegt het volgende:
Op 13 juli 2012 is de juwelierszaak [slachtoffer 8] overvallen door 2 personen waarbij één dader met een bivakmuts op zijn hoofd een op een vuurwapen gelijkend voorwerp richtte op de aanwezige medewerker en waarbij de andere dader de vitrines insloeg en leegroofde. De buit bestond uit horloges en sieraden ter waarde van ruim € 45.000,00. Onderzoek in 2012 resulteerde in de aanhouding en veroordeling van een van de daders,[medeverdachte]. Hij werd op 22 januari 2013 veroordeeld ter zake van diefstal in vereniging met bedreiging met geweld tot een gevangenisstraf van 44 maanden. Bij arrest van het gerechtshof Leeuwarden van 13 juni 2013 werd in hoger beroep dezelfde straf opgelegd.
Het onderzoek destijds bood geen duidelijk beeld op de tweede dader.
De rechtbank baseert zich voor het bewijs dat verdachte het hem primair tenlastegelegde feit heeft begaan op de navolgende feiten en omstandigheden, waarnemingen, bevindingen en de inhoud van verklaringen zoals opgenomen in:
1.
het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van Politie Noord-Nederland, District Noord, Unit Recherche, Onderzoek Jako, proces-verbaalnummer: 2012049197 d.d. 21 november 2012 met bijlagen,
te weten:
- een proces-verbaal van verhoor getuige, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3] (pag. 483 e.v.) en een proces-verbaal van verhoor getuige, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] (pag. 119 e.v.). Deze verklaringen houden zakelijk weergegeven in, dat op 13 juli 2012, omstreeks 9.40 uur twee mannen de zaak binnenkwamen. Dat beide mannen een capuchon over hun hoofd droegen. Dat de eerste man, NN1, bij binnenkomst een bivakmuts over zijn gezicht trok. Dat hij in zijn hand een op een vuurwapen gelijkend voorwerp had. Dat hij op [slachtoffer 3] af liep, die zich achter de toonbank bevond, en dat hij riep: “Overval, ga op de grond liggen”. Dat [slachtoffer 3] hierop op de grond is gaan liggen. Dat hij gedurende de gehele overval door NN1 onder schot werd gehouden. Dat de tweede man, NN2, direct na binnenkomst naar een vitrine voor in de winkel rende en dat hij in zijn hand een zaklamp had. Dat hij om zijn schouder hij een grote zwarte tas droeg met daarop een Nike teken. Dat NN2 met zijn zaklamp de vitrine in sloeg. Dat hij vervolgens sieraden uit deze vitrine pakte en deze in zijn tas stopte. Dat hij hierna naar een vitrine achter in de winkel rende. En dat hij ook deze kapot sloeg. Dat hij uit deze vitrine sieraden pakte, die hij in zijn tas stopte. Dat hij vervolgens nogmaals iets uit de eerste vitrine pakte. Dat hierna zowel NN1 als NN2 de zaak uit rende;
- een proces-verbaal met betrekking tot de camerabeelden [slachtoffer 8] juwelier, inhoudende de verklaring van verbalisant (pag. 161 e.v.), in combinatie met het proces-verbaal van bevindingen (pag. 44).
2.
het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van Politie Noord-Nederland, District Noord, Unit Recherche, Doorstart Onderzoek Jako, bestaande uit een tweetal ordners, proces-verbaalnummer: 2012049197 d.d. 6 juli 2013 met bijlagen,
te weten:
- een proces-verbaal van aangifte, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] (pag. 38e.v.)
met als bijlage een lijst van weggenomen goederen (pag. 40 e.v.), waaronder een horloge met een leren band van het merk Breitling en een gouden ketting met een hanger;
- een mutatierapport d.d. 29 september 2012 (pag. 420) betreffende een melding van[slachtoffer 7] dat haar zoon [verdachte] (verdachte) haar mishandeld zou hebben. De politie komt ter plaatse. [slachtoffer 7] toont bij die gelegenheid de verbalisanten een tas met een bivakmuts met gat erin en leren handschoenen. Zij vond dit vreemd;
- een foto gemaakt van de camerabeelden [slachtoffer 8] juwelier (pag. 154) waarop is te zien dat een van de daders ([medeverdachte]) tijdens de overval leren handschoenen droeg en dat de andere dader (verdachte) een bivakmuts droeg;
- een proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 mei 2013 waarin verbalisanten aangeven dat [slachtoffer 7] aan hen heeft verteld dat zij de tas met de bivakmuts en de leren handschoenen had weggegooid;
- een proces-verbaal van verhoor getuige, inhoudende de verklaring van[slachtoffer 4] (pag. 90 e.v.). Deze verklaring houdt zakelijk weergegeven in, dat zij vanaf september 2011 tot eind april 2013 een relatie heeft gehad met [verdachte] (verdachte).
Dat [verdachte] tegen haar heeft gezegd dat hij respect had voor een andere jongen, die nu veroordeeld is, met wie hij samen iets op zijn geweten had en dat die jongen 4 jaar heeft gekregen en niets over[verdachte] tegen de politie heeft verteld.
Dat [verdachte] tegen haar heeft gezegd dat hij voor deze jongen een paar duizend euro moest bewaren voor als die vrij komt. Dat zij 5 biljetten van 100 euro van [verdachte] heeft gekregen en zij deze bij de ING Bank in Leeuwarden op de rekening van [verdachte] heeft gestort opdat [verdachte] dan kon zeggen dat hij het geld van zijn vriendin had gekregen.
Dat zij [verdachte] met veel geld heeft gezien wat hij in haar bijzijn in Groningen heeft uitgegeven.
Dat [verdachte] gebruik maakt van het telefoonnummer 06-40320901.
Dat zij in de zomer van 2012 een gouden schakelketting met hanger met blauwe steen van [verdachte] heeft gekregen, dat zij dit kreeg zonder doos of dat het leuk was verpakt, dat zij dacht dat deze ketting wel 1300 euro waard was, dat zij eind juli 2012 deze ketting weer aan [verdachte] heeft teruggegeven, omdat [verdachte] deze terug wilde hebben.
Dat zij zich herinnert dat in de zomer van 2012 [verdachte] ’s avonds is vertrokken in donkere kleding (spijkerbroek en donker shirt) en dat hij de volgende dag in de middag weer thuis kwam en dat hij andere kleding droeg (bruine broek, wit shirt en een glimmende dikke winterjas) en dat hij een horloge van het merk Breitling droeg. Dat het een goudkleurig horloge betrof en dat de wijzers ook van goud waren. Dat [verdachte] het horloge niet lang heeft gehad, volgens haar heeft hij het horloge maar een dag om gehad. Dat [verdachte] tegen haar heeft gezegd dat hij wel meer van die horloges had gehad, maar dat zij dit zelf nooit heeft gezien.
Dat [verdachte] tegen haar heeft gezegd dat die andere jongen (de rechtbank verstaat de jongen met wie hij iets op zijn geweten had en die vier jaar had gekregen) geen bivakmuts droeg, omdat hij die vergeten was en dat die jongen dat zei tegen [verdachte] toen ze al weg waren.
- een proces-verbaal van verhoor getuige, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 4] (pag. 97 e.v.). Deze verklaring houdt zakelijk weergegeven in, dat zij wel eens een wapen bij [verdachte] heeft gezien, dat het wapen zwart van kleur was en de kogels goud van kleur, dat [verdachte] de kogels bewaarde in een sok, dat zowel het wapen als de sok met kogels onder het matras (bed) van [verdachte] lagen, dat zij dit nog heel goed weet, omdat zij het wapen zelf in handen heeft gehad;
- een foto van [slachtoffer 4] waarop zij staat afgebeeld met de gouden ketting met hanger (pag. 102);
- een proces-verbaal aanvraag doorzoeking woning [adres] Assen (pag. 411 e.v.). Dit proces-verbaal houdt zakelijk weergegeven onder meer in (pag. 415): Uit historische gegevens blijkt dat het telefoonnummer van verdachte 06-40320901 in de periode van 12 juli 2012 meerdere keren contact heeft met het telefoonnummer 06-11464282 dat [medeverdachte] gebruikte. Op 12 juli 2012, de avond voor de overval, is er 2 keer telefonisch contact geweest. In de vroege ochtend van de overval (13 juli 2012) is er ook 2 keer telefonisch contact geweest tussen het telefoonnummer dat verdachte gebruikte en het telefoonnummer dat [medeverdachte] gebruikte. Later op de avond is er 4 keer contact geweest tussen de gebruikte telefoonnummers van verdachte [verdachte], te weten 06-50668552 en 06-40320901, met het telefoonnummer 06-11464282 van [medeverdachte];
- een proces-verbaal van verhoor getuige, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] (pag. 474 e.v.). Deze verklaring houdt zakelijk weergegeven in, dat hij de op de foto afgebeelde gouden ketting met hanger die een jongedame draagt, soortgelijk is aan een ketting en hanger die bij de overval van 13 juli 2012 is weggenomen en dat de ketting en hanger staan vermeld op de lijst van weggenomen goederen behorende bij zijn aangifte;
- een proces-verbaal van verhoor getuige, inhoudende de verklaring van [getuige 1] (pag. 495 e.v.). Deze verklaring houdt zakelijk weergegeven in, dat in de zomer 2012 in de maand juli [slachtoffer 4] een brede schakelketting met blauwe steen van [verdachte] heeft gekregen, dat het echt een dikke ketting was en dat dat niet fris was, dat het een hartstikke duur ding was, dat [verdachte] geen werk heeft en niet naar school gaat. Dat zij [verdachte] niet vertrouwde, dat [slachtoffer 4] de ketting heeft gevonden in zijn kamer, dat [verdachte] [slachtoffer 4] haar toen eerst heeft uitgescholden en dat [verdachte] vervolgens heeft gezegd dat de ketting voor haar verjaardag in september was;
- een proces-verbaal van verhoor getuige, inhoudende de verklaring van [getuige 2] (pag. 94 e.v.). Deze verklaring houdt zakelijk weergegeven in, dat hij in de zomer van 2012 heeft gezien dat [verdachte] een Breitling horloge met groene wijzerplaat en leren band droeg;
- het mutatieverslag van een telefoontap waarin een gesprek wordt weergegeven tussen verdachte (B) en [slachtoffer 4] (E) op 14 juni 2013 (pagina’s 162 t/m 169 en 477A t/m 477H); Dit verslag houdt zakelijk weergegeven dat verdachte in de gesprekken[slachtoffer 4] een verrader noemt en dat door verdachte bedreigingen worden geuit aan die [slachtoffer 4] die er op neer komen haar te beïnvloeden om haar bij de politie afgelegde verklaring te wijzigen of om haar afgelegde verklaring bij de politie in te trekken.
Op grond van al het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte zich op 13 juli 2012 schuldig heeft gemaakt aan de overval op juwelierszaak “[slachtoffer 8]”.
De rechtbank overweegt daarbij dat de voor verdachte zeer belastende verklaring van [slachtoffer 4] op onderdelen wordt bevestigd door onder meer de verklaringen van anderen ([getuige 1], de moeder van [slachtoffer 4], en [getuige 2]) en door de tapgesprekken op 7 juni 2013 (pag. 170 e.v.) en 14 juni 2013 (pag. 162 e.v.).
De rechtbank acht daarom de verklaring van [slachtoffer 4] betrouwbaar, en acht zij deze verklaring in het licht van het zwijgen van verdachte op essentiële punten van doorslaggevende betekenis.
De rechtbank acht het primair tenlastegelegde bewezen.

t.a.v. parketnummer 18.950074-13, feit 2 subsidiair:

Nu verdachte, hetgeen de rechtbank ten aanzien van dit tenlastegelegde feit bewezen zal verklaren, niet heeft weersproken en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank ten aanzien van dit feit volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
De rechtbank hanteert voor het bewijs de navolgende bewijsmiddelen:
1.
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 september
2013.
2.
het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van Politie Noord-Nederland, District Noord, Unit Recherche, Doorstart Onderzoek Jako, bestaande uit een tweetal ordners, proces-verbaalnummer: 2012049197 d.d. 6 juli 2013 met bijlagen, onder meer inhoudende:
- het in de wettelijke vorm opgemaakte verslag van binnentreden in woning Heymanstraat 5, 9406 BT Assen van Politie Noord-Nederland, District Noord, Unit Recherche, Onderzoek Jako, registratienummer 2012049197-IBN-001-05 d.d. 3 juni 2013, waarin onder meer gewag wordt gemaakt van de inbeslagname van twee gripzakjes, inhoudende XTC tabletten. (pagina 443);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal verdovende middelen van verhoor van Politie Drenthe, Divisie Recherche Ondersteuning SSC, Unit Forensisch-Technische Expertise, proces-verbaalnummer PL03N3 2012049197-117 d.d. 18 juni 2013, houdende de eigen waarneming, wetenschap en bevinding van de verbalisanten (pagina’s 553 en 554), zakelijk inhoudende dat het gripzakje met daarin 8 ronde crèmekleurige pillen en dat het gripzakje met daarin 30 ronde grijs-witte pillen met de MMC Chrystal meth/XTC test positief op XTC werden getest.

t.a.v. parketnummer 18.950074-13, feit 3 primair:

De rechtbank acht hetgeen ten aanzien van dit tenlastegelegde feit is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank hanteert voor het bewijs de navolgende bewijsmiddelen:
1.
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 september
2013, dat hij de woorden, zoals tenlastegelegd, in de telefoongesprekken met [slachtoffer 4] heeft geuit.
2.
het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van Politie Noord-Nederland, District Noord, Unit Recherche, Doorstart Onderzoek Jako, bestaande uit een tweetal ordners, proces-verbaalnummer: 2012049197 d.d. 6 juli 2013 met bijlagen, onder meer inhoudende:
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige van Politie Drenthe, District Zuidoost, Unit Recherche Zuidoost, proces-verbaalnummer PL032E 2012049197-112 d.d. 13 juni 2013, houdende de verklaring van de getuige [slachtoffer 4] (pagina’s 594 en 595);
- het mutatieverslag van een telefoontap waarin een gesprek wordt weergegeven tussen verdachte (B) en [slachtoffer 4] (E) op 14 juni 2013 (pagina’s 162 t/m 169 en 477A t/m 477H);
Anders dan de raadsman heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat de strafbaarstelling van artikel 285a van het Wetboek van Strafrecht, gelet op de wetsgeschiedenis ook ziet op de beïnvloeding van een getuige om terug te komen op een eerder afgelegde verklaring dan wel die eerdere verklaring te wijzigen (HR. 12 september 2006, NJ 2006, 512).

t.a.v. parketnummer 18.075303-12, feit 1:

Nu verdachte, hetgeen de rechtbank ten aanzien van dit tenlastegelegde feit bewezen zal verklaren, niet heeft weersproken en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank ten aanzien van dit feit volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
De rechtbank hanteert voor het bewijs de navolgende bewijsmiddelen:
1.
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 september
2013.
2.
het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van Politie Drenthe, District Noord, Basiseenheid Noordenveld/Tynaarlo/Aa en Hunze, registratienummer: PL031W 2012008695 d.d. 1 februari 2012 met bijlagen, onder meer inhoudende:
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van Politie Drenthe, Stafdienst P&O, Politieonderwijs, proces-verbaalnummer PL037A 2012001332-1 d.d. 4 januari 2012, houdende de verklaring van aangever [aangever], namens pedagogisch medewerkster [slachtoffer 5] (pagina’s 5 en 6);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van Politie Drenthe, BVH-nummer 2012001332 d.d. 31 januari 2012, houdende de verklaring van de getuige[slachtoffer 5] (pagina’s 9 en 10);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van Politie Drenthe, BVH-nummer 2012001332 d.d. 31 januari 2012, houdende de verklaring van de getuige [getuige 3] (pagina’s 11 en 12).

t.a.v. parketnummer 18.075303-12, feit 2:

Nu verdachte, hetgeen de rechtbank ten aanzien van dit tenlastegelegde feit bewezen zal verklaren, niet heeft weersproken en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank ten aanzien van dit feit volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
De rechtbank hanteert voor het bewijs de navolgende bewijsmiddelen:
1.
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 september
2013.
2.
het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van Politie Drenthe, District Noord, Basiseenheid Noordenveld/Tynaarlo/Aa en Hunze, registratienummer: PL031W 2012008695 d.d. 1 februari 2012 met bijlagen, onder meer inhoudende:
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van Politie Drenthe, District Noord, Basiseenheid Assen Centrum Zuid, proces-verbaalnummer PL031V 2012004627-1 d.d. 16 januari 2012, houdende de verklaring van aangeefster [slachtoffer 6] (pagina’s 13 en 14);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van Politie Drenthe, BVH-nummer 2012004627 d.d. 31 januari 2012, houdende de verklaring van de getuige [getuige 4] (pagina’s 15 en 16).

t.a.v. parketnummer 18.910658-12, feit 1:

De rechtbank acht bewezen dat verdachte een slipper tegen het hoofd van zijn moeder heeft gegooid.
De rechtbank hanteert voor het bewijs de navolgende bewijsmiddelen:
1.
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 september
2013 dat hij een slipper in de richting van zijn moeder heeft gegooid.
2.
het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van Politie Drenthe, Dienst Bedrijfsvoering, Politieonderwijs, registratienummer: PL0300 2012069567 d.d. 10 oktober 2012 met bijlagen, onder meer inhoudende:
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van Politie Drenthe, Stafdienst P&O, Politieonderwijs, proces-verbaalnummer PL037A 2012069567-1 d.d. 30 september 2012, houdende de verklaring van aangeefster [slachtoffer 7] (pagina’s 16 t/m 19);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van van ontvangst klacht door hulpofficier van justitie van Politie Drenthe, Stafdienst P&O, Politieonderwijs, proces-verbaalnummer PL037A 2012069567-2 d.d. 30 september 2012, houdende het verzoek van aangeefster [slachtoffer 7] om tot vervolging over te gaan (pagina 20);
- een geneeskundige verklaringformulier houdende onder meer het door de huisarts[getuige 5], te Assen, geconstateerde letsel bij Elveda Nuredinova (pagina 21).

Nadere bewijsoverweging

De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat bij het verhoor van aangeefster gebruik is gemaakt van de tolk Papez met voormalig tolknummer 2801. De politie is verplicht gebruik te maken van een registertolk. De raadsman stelt dat het woord “voormalig” duidt op een niet meer werkzame tolk, laat staan een registertolk. De verklaring met behulp van deze tolk kan derhalve niet dienen als bewijs, hetgeen naar de mening van de raadsman moet leiden tot vrijspraak van het tenlastegelegde feit.
De rechtbank begrijpt dat de raadsman van verdachte zich op het standpunt stelt dat de politie de Aanwijzing bijstand van tolken en vertalers in het opsporingsonderzoek in strafzaken (2008A010g) niet heeft nageleefd en dat als gevolg daarvan de verklaring van mevrouw [slachtoffer 7] niet voor het bewijs mag worden gebruikt. Naar het oordeel van de rechtbank is het standpunt van de raadsman niet juist. De regeling is opgesteld met het oog op het tolken en vertalen van de verhoren van verdachten en niet met het oog op de verhoren van aangevers.
In de Aanwijzing is voorts bepaald dat de beslissing of een tolk moet worden ingeschakeld (bij het verhoor van een verdachte) in eerste instantie door de verbaliserende ambtenaar wordt genomen.
De rechtbank ziet daarom geen reden om de aangiftes van mevrouw [slachtoffer 7] niet voor het bewijs te gebruiken.

t.a.v. parketnummer 18.910658-12, feit 2:

Nu verdachte, hetgeen de rechtbank ten aanzien van dit tenlastegelegde feit bewezen zal verklaren, niet heeft weersproken en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank ten aanzien van dit feit volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
De rechtbank hanteert voor het bewijs de navolgende bewijsmiddelen:
1.
de bekennende verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 september
2013.
2.
het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van Politie Drenthe, Dienst Bedrijfsvoering, Politieonderwijs, registratienummer: PL0300 2012069567 d.d. 10 oktober 2012 met bijlagen, onder meer inhoudende:
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van van ontvangst klacht door hulpofficier van justitie van Politie Drenthe, Stafdienst P&O, Politieonderwijs, proces-verbaalnummer PL037A 2012069567-2 d.d. 30 september 2012, houdende het verzoek van aangeefster [slachtoffer 7] om tot vervolging over te gaan (pagina 20);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor aangeefster van Politie Drenthe, Stafdienst P&O, Politieonderwijs, proces-verbaalnummer PL037A 2012069567-13 d.d. 2 oktober 2012, houdende de verklaring van [slachtoffer 7] (pagina’s 22 en 23).

Bewezenverklaring

t.a.v. parketnummer 18.950074-13:

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 primair, het onder 2 subsidiair en onder 3 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 13 juli 2012 te Assen tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen horloges en sieraden, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn medeverdachte
- het (winkel)pand aan de[adres] waarin die [slachtoffer 3] en die[slachtoffer 2] aanwezig waren, zijn binnengegaan, waarbij het gezicht/hoofd van verdachte en/of zijn medeverdachte was voorzien van een bivakmuts/capuchon, waardoor het zicht op hun gezicht werd bemoeilijkt en
- zichtbaar voor die [slachtoffer 3] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de hand heeft gehouden en daarbij dreigend tegen die [slachtoffer 3] heeft geroepen: "Overval, ga op de grond liggen";
2.
hij op 3 juni 2013 te Assen opzettelijk aanwezig heeft gehad, (ongeveer) 38 XTC-pillen, bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij in de periode van 6 juni 2013 tot en met 14 juni 2013 in Nederland opzettelijk mondeling zich jegens[slachtoffer 4] heeft geuit, kennelijk om haar vrijheid om naar waarheid en geweten ten overstaan van een politieambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij wist en/of ernstige reden had te vermoeden dat die verklaring zal worden afgelegd, hebbende hij met dat opzet, tegen die [slachtoffer 4] gezegd: "ik ga sowieso iets van je breken" en "ik ga jou echt mishandelen" en "als ze jou weer gaan overhoren, zeg maar dat je gewoon van niks weet" en "of je gaat beter liegen of je gaat echt in de problemen komen" en "als ik vrij kom snij ik jouw fucking keel open, dat beloof ik je als ik moet vastzitten" en "mij ga je nooit meer vergeten, als ik vast kom te zitten door jouw kankergetuigenverklaring".
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 1 primair, onder 2 subsidiair en onder 3 primair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

t.a.v. parketnummer 18.075303-12:

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 en onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 26 november 2011 te Veenhuizen, in de gemeente Noordenveld opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 5] in haar hoedanigheid als pedagogisch medewerkster bij de Justitie Inrichting Juvaid), met kracht tegen een kaak heeft gestoten, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2.
hij op 16 januari 2012 te Veenhuizen, in de gemeente Noordenveld,
opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 6] in haar hoedanigheid als pedagogisch medewerkster bij 't Poortje), tegen het hoofd heeft geslagen en tegen het lichaam heeft geduwd, tengevolge waarvan die [slachtoffer 6] te vallen kwam, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 1 en onder 2 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

t.a.v. parketnummer 18.910658-12:

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 en onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij in de periode van 28 september 2012 tot en met 30 september 2012 te Assen, opzettelijk mishandelend zijn moeder, te weten [slachtoffer 7], een slipper tegen het hoofd van die [slachtoffer 7] heeft gegooid, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2.
hij in de periode van 28 september 2012 tot en met 30 september 2012 te Assen, opzettelijk en wederrechtelijk deuren van een woning, gelegen aan de[adres], geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 7], heeft vernield.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 1 en onder 2 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Kwalificaties

t.a.v. parketnummer 18.950074-13:

Het onder 1 primair, onder 2 subsidiair en onder 3 primair bewezen geachte levert respectievelijk op:
1.
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
strafbaar gesteld bij artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht;
2.
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod,
strafbaar gesteld bij artikel 10 van de Opiumwet;
3.
Het opzettelijk beïnvloeden van de vrijheid van een persoon om naar waarheid en
geweten een verklaring ten overstaan van een ambtenaar af te leggen,
strafbaar gesteld bij artikel 285a van het Wetboek van Strafrecht.

t.a.v. parketnummer 18.075303-12:

Het onder 1 en onder 2 bewezen geachte levert respectievelijk op:
1.
Mishandeling, terwijl het feit wordt begaan tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening,
strafbaar gesteld bij artikel 304 juncto artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht;
2.
Mishandeling, terwijl het feit wordt begaan tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening,
strafbaar gesteld bij artikel 304 juncto artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht.

t.a.v. parketnummer 18.910658-12:

Het onder 1 en onder 2 bewezen geachte levert respectievelijk op:
1.
Mishandeling, terwijl het feit wordt begaan tegen zijn moeder,
strafbaar gesteld bij artikel 304 juncto artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht;
2.
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen,
strafbaar gesteld bij artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht.

Strafbaarheid

De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: de aard en de ernst van de gepleegde feiten; de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan; hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; de eis van de officier van justitie; de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 2 september 2013.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf gevorderd voor de duur van 5 jaren.
De raadsman van verdachte heeft onder meer aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte betrokken is geweest bij de overval en bepleitte derhalve vrijspraak voor feit 1 op de dagvaarding met parketnummer 18.950074-13.
De raadsman van verdachte heeft gesteld dat de eis van de officier van justitie daarom aanzienlijk moet worden gematigd en verzocht aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur dat verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De rechtbank overweegt hierbij dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een juwelier, het mishandelen van een tweetal personeelsleden van Juvaid, het mishandelen van zijn moeder en het vernielen van deuren in de woning van zijn moeder.
De overval werd door verdachte met een mededader gepleegd met gebruikmaking van een vuurwapen. Met dat wapen heeft verdachte een medewerker van de juwelier onder schot gehouden en gedwongen op de grond te gaan liggen terwijl de mededader diverse vitrines insloeg en horloges en sierraden buit maakte. Door aldus het slachtoffer grote angst aan te jagen heeft verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de psychische integriteit van het slachtoffer; van een dergelijke traumatiserende inbreuk ondervinden slachtoffers niet zelden nog lange tijd nadelige gevolgen.
Door een dergelijke, op klaarlichte dag gepleegde overval, is bovendien de rechtsorde ernstig geschokt.
De rechtbank rekent dit feit verdachte zeer zwaar aan ook omdat hij blijkens zijn telefonische (door de politie opgenomen) uitspraak van opvatting zegt te zijn dat overvallen worden verzekeringswerk is en bij het bedrijfsrisico van juweliers hoort. Daarmee heeft verdachte er blijk van gegeven geen enkel inlevingsvermogen in zijn slachtoffer te hebben.
De twee mishandelingen van medewerkers van Juvaid zijn door verdachte zonder enige aanwijsbare reden gepleegd. De medewerkers ondervonden daarvan niet alleen pijn; door aldus te handelen in een penitentiaire inrichting wordt de orde in de inrichting ernstig verstoord en wordt het gezag van het personeel op onaanvaardbare wijze aangetast.
De mishandeling van zijn moeder door haar een slipper tegen het hoofd te gooien getuigt van een groot gebrek aan respect voor haar en werd daarenboven door verdachte gepleegd in haar eigen huis, de plek waar men zich veilig moet kunnen voelen. Het vernielen van deuren veroorzaakte schade maar droeg ook bij aan de bedreigende en intimiderende sfeer die verdachte naast de mishandeling deed ontstaan.
Uit een verdachte betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 2 september 2013 blijkt dat verdachte ondanks zijn nog jonge leeftijd reeds meerdere malen terzake misdrijven is veroordeeld.
Op grond van al hetgeen hiervoor is overwogen acht de rechtbank een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden en zal de rechtbank verdachte conform de eis van de officier van justitie een gevangenisstraf op voor de duur van vijf jaren opleggen.

Motivering van de maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht

De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte de maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd in die zin dat hij zich zal onthouden van het onderhouden van contact met [slachtoffer 4] voor de duur van 2 jaar met ingang van de definitieve einddatum van zijn detentie.
De rechtbank ziet echter, gelet op de duur van de op te leggen gevangenisstraf van 5 jaar, geen aanleiding deze door de officier van justitie gevorderde maatregel op te leggen en zal de vordering van de officier van justitie afwijzen.

Motivering van de maatregel onttrekking aan het verkeer

De rechtbank acht de hierna te vermelden in beslag genomen XTC-pillen vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, aangezien deze XTC-pillen bij verdachte zijn aangetroffen en van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerd bezit daarvan in strijd is met de wet dan wel het algemeen belang.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 27, 36b, 36c, 36d, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte in de zaak met parketnummer 18.950074-13 onder 2 primair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het in de dagvaarding met parketnummer 18.950074-13 onder 1 primair, onder 2 subsidiair en het onder 3 primair tenlastegelegde, het in de dagvaarding met parketnummer 18.075303-12 onder 1 en onder 2 tenlastegelegde en het de dagvaarding met parketnummer 18.910658-12 onder 1 en onder 2 tenlastegelegde, zoals hierboven telkens is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte in de dagvaarding met parketnummer 18.950074-13 onder 1 primair, onder 2 subsidiair en het onder 3 primair, in de dagvaarding met parketnummer 18.075303-12 onder 1 en onder 2, en in de dagvaarding met parketnummer 18.910658-12 onder 1 en onder 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan telkens vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
5 jaren.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank verklaart onttrokken aan het verkeer de 38 onder de verdachte in beslag genomen XTC-pillen.
De rechtbank wijst af de vordering van de officier van justitie tot het opleggen van de maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter en mrs. E. Läkamp en M.A.A. van Capelle, rechters, in tegenwoordigheid van J. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 8 oktober 2013.