ECLI:NL:RBNNE:2013:6892

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 oktober 2013
Publicatiedatum
13 november 2013
Zaaknummer
19.910303-12
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van hennepteelt en diefstal van elektriciteit in Noordenveld

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 8 oktober 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte betrokken was bij de teelt van hennep en diefstal van elektriciteit. De verdachte, geboren in 1965 en niet ingeschreven in de basisadministratie, ontkende enige betrokkenheid bij de hennepkwekerij in de door hem gehuurde woning. De rechtbank oordeelde echter dat zijn verklaring niet geloofwaardig was, gezien de openhartige verklaringen van de medeverdachte, die eerder was veroordeeld voor dezelfde feiten. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, wat leidde tot de conclusie van medeplegen.

De tenlastelegging omvatte twee hoofdpunten: het opzettelijk telen van een grote hoeveelheid hennep en het wederrechtelijk wegnemen van elektriciteit. De rechtbank achtte beide feiten wettig en overtuigend bewezen op basis van diverse bewijsmiddelen, waaronder proces-verbaal van de politie en verklaringen van de medeverdachte. De rechtbank legde de verdachte een werkstraf op van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast werd de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade aan de benadeelde partij, die een vordering indiende voor de geleden schade van € 5.023,58. De rechtbank oordeelde dat de vordering gegrond was en legde de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.

De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, de maatschappelijke schade door drugsgebruik en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 8 oktober 2013.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 19.910303-12
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 8 oktober 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte],

geboren te Nijkerk [geboortedatum] 1965,
niet als ingezetene ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens en
zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 24 september 2013.
Tegen de niet verschenen verdachte is verstek verleend.

Tenlastelegging

De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 1 september 2010 tot en met 11 september 2011, in de gemeente Noordenveld, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk (in de uitoefening van een beroep of bedrijf) (telkens) heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of aanwezig heeft gehad een grote hoeveelheid hennep, te weten ongeveer 500, althans meer dan 200, hennepplanten, zijnde hennep (telkens) een middel als bedoeld in artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 1 september 2010 tot en met 11 september 2011 in de gemeente Noordenveld, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), waarbij verdachte en/of haar mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen elektriciteit/goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of een valse sleutel;
De rechtbank zal, waar in de tenlastelegging staat “verdachte en/of zijn mededader(s)” lezen alsof daar staat “verdachte en/of haar medeverdachte(n)”. De term mededader namelijk impliceert dat verdachte ook als dader moet worden aangemerkt, hetgeen in strijd is met de presumptie van onschuld: een verdachte dient tot aan het moment van onherroepelijke bewezenverklaring van het haar tenlastegelegde voor onschuldig te worden gehouden.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie mr. B.D. van der Burg acht hetgeen aan de verdachte onder 1 en onder 2 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen.
Zij vordert voor deze feiten een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met een proeftijd van 3 jaren.
De officier van justitie vorderde tenslotte dat de vordering van de benadeelde partij[benadeelde] dient te worden toegewezen tot een bedrag van €. 5.023,58, onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Bewijsmiddelen

De rechtbank hanteert voor het bewijs de navolgende bewijsmiddelen:
het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van Politie Drenthe, District Noord, Basiseenheid Noordenveld,/Tynaarlo/Aa en Hunze, registratienummer: PL031W 2011064053 d.d. 4 januari 2012 met bijlagen, onder meer inhoudende:
1
het aangifteformulier met bijlagen van [benadeelde]., Afdeling Fraudebestrijding, met bijlagen, opgemaakt door [aangever], medewerkster fraudebestrijding
(pagina’s 40 t/m 66);
2
het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van politie Drenthe, district Noord, Basiseenheid Noordenveld/Tynaarlo/Aa en Hunze, proces-verbaalnummer PL031W 2011064053-27 d.d. 5 oktober 2011, houdende de eigen waarneming, wetenschap en bevinding van hoofdagent [verbalisant] (pagina’s 75 t/m 84), betreffende het aantreffen van hennepkwekerij op het adres [adres];
3
het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (narcotest Opiumwetmiddel lijst II) van politie Drenthe, Noordenveld/Tynaarlo, proces-verbaalnummer 2011064053 d.d. 12 september, houdende de eigen waarneming, wetenschap en bevinding van hoofdagent[verbalisant] (pagina 113);
4
een huurovereenkomst d.d. 11 oktober 2007 en een verlengingsovereenkomst d.d. 1 november 2009 betreffende de huur van de woning [adres] door [verdachte] (met [verdachte] wordt [verdachte] bedoeld) en [medeverdachte] (pagina’s 117 t/m 122);
5
het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van politie Drenthe, district Noord, Basiseenheid Noordenveld/Tynaarlo/Aa en Hunze, proces-verbaalnummer PL031W 2011064053-8 d.d. 12 september 2011, houdende de verklaring van de [medeverdachte] (pagina’s 134 t/m 136):
medeverdachte zegt dat de huurovereenkomst [adres] op haar naam staat en op die van haar vriend[verdachte];
6
het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van politie Drenthe, district Noord, Basiseenheid Noordenveld/Tynaarlo/Aa en Hunze, proces-verbaalnummer PL031W 2011064053-12 d.d. 12 september 2011, houdende de verklaring van de [medeverdachte] (pagina’s 137 t/m 140):
medeverdachte zegt dat [verdachte] eigenaar is van de hennepkwekerij en dat zij wel wist dat die er was. [verdachte] heeft de plantage ingericht en zij heeft daar een klein beetje mee geholpen. De plantjes moesten geoogst worden. Medeverdachte denkt dat ze 8 a 9 weken geleden zijn gekocht. [verdachte] heeft de materialen voor de plantage gekocht. Zij denkt dat het materiaal ongeveer € 10.000,-- heeft gekost en dat zij dat heeft betaald. Zij denkt dat er iets van 1000 plantjes in de plantage stonden. Ze denkt dat er een oogst van € 60.000,-- werd verwacht. Verder zegt ze dat er voor 2010 twee keer is geoogst, toen is de hele boel weggehaald. Medeverdachte zegt dat drie maanden geleden de kwekerij weer is opgebouwd. De spullen van de vorige kwekerij hadden we opgeslagen. [verdachte] heeft de stroomvoorziening aangelegd. De stroom werd niet via de meter afgetapt;
7
het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van politie Drenthe, district Noord, Basiseenheid Noordenveld/Tynaarlo/Aa en Hunze, proces-verbaalnummer PL031W 2011064053-18 d.d. 13 september 2011, houdende de verklaring van de [medeverdachte] (pagina’s 142 t/m 144).

Nadere bewijsoverweging

De rechtbank zal, op grond van vorenstaande bewijsmiddelen, het onder 1 en onder 2 aan de verdachte tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen verklaren.
Verdachte heeft bij de politie verklaard niets van een hennepkwekerij af te weten in de door hem en zijn medeverdachte gehuurde woning aan het [adres].
De rechtbank acht deze verklaring niet geloofwaardig, omdat de (toenmalige) partner van de verdachte, [medeverdachte], volledig openheid van zaken geeft bij de politie met betrekking tot de hennepkwekerij, de stroomvoorziening, eerder in de woning aanwezige kwekerijen en eerdere oogsten.
De medeverdachte is inmiddels bij onherroepelijk geworden vonnis van deze rechtbank van 26 april 2013 veroordeeld ter zake van dezelfde feiten.
Uit vorenstaande bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat er bij de beide feiten sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking en derhalve van medeplegen door verdachte.
De medeverdachte heeft verklaard dat er een hennepkwekerij zou worden opgezet om onder meer een aanstaande verhuizing te bekostigen, dat zij de inrichting van de hennepkwekerij mede heeft bekostigd, dat zij verdachte heeft geholpen bij de aanleg van de watervoorziening van de kwekerij en dat zij heeft geholpen bij het knippen van de henneptoppen. De medeverdachte zegt ook dat zij mede heeft geprofiteerd van twee eerdere oogsten.
De medeverdachte zegt dat de elektriciteit buiten de meter om werd verkregen en dat verdachte de stroomvoorziening voor de hennepkwekerij heeft aangelegd.
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor het in werking hebben van een hennepkwekerij.
De rechtbank acht derhalve beide feiten wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 en onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 september 2010 tot en met 11 september 2011,in de gemeente Noordenveld, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk in de uitoefening van een bedrijf heeft geteeld en bereid en bewerkt en verwerkt een grote hoeveelheid hennep, te weten ongeveer 500 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst II;
2.
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 september 2010 tot en met 11 september 2011 in de gemeente Noordenveld, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan[benadeelde]., waarbij verdachte en zijn medeverdachte die weg te nemen elektriciteit onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 1 en onder 2 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Kwalificaties

Het onder 1 en onder 2 bewezen geachte levert respectievelijk op:
1.
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van de Opiumwet, juncto artikel 47 van het Wetboek van
Strafrecht;
2.
Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen
goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking,
strafbaar gesteld bij artikel 311 juncto artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Strafbaarheid

De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: de aard en de ernst van de gepleegde feiten; de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan; hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; de eis van de officier van justitie; de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 28 augustus 2013, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld.
De officier van justitie heeft een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met een proeftijd van 3 jaren gevorderd.
De rechtbank overweegt dat verdachte samen met zijn medeverdachte in hun woning een hennepkwekerij heeft aangelegd en dat zij twee keer uit de kwekerij hebben geoogst.
Het is een feit van algemene bekendheid dat verdovende middelen grote schade toebrengen aan het sociaal-maatschappelijk functioneren van diegenen die daaraan verslaafd zijn. Bovendien brengt de verslavingsproblematiek en de daarmee samenhangende criminaliteit van drugsgebruikers mee dat aan de maatschappij jaarlijks grote schade wordt berokkend. Verdachte heeft uit winstbejag gehandeld en heeft daarmee tevens de verslaving van gebruikers en de geschetste, daaraan gerelateerde problematiek gefaciliteerd. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Voorts heeft verdachte aan [benadeelde] schade toegebracht en door het beschadigen van de stroommeter mogelijk risico op brand doen ontstaan.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank verder rekening gehouden met het de verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 29 augustus 2013 waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld, ook ter zake van soortgelijke feiten.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden en mede gelet op de landelijke oriëntatiepunten voor de straftoemeting, van oordeel dat in dit geval het opleggen van de werkstraf en de voorwaardelijke gevangenisstraf, als door de officier van justitie is gevorderd, een passende bestraffing is voor deze verdachte.

Benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft een vordering tot vergoeding van geleden schade ingediend ten bedrage van € 8.286,44 aan materiële schade.
De officier van justitie heeft gesteld dat het verbruik van elektriciteit ten aanzien van eerdere oogsten in de garage van het huis van verdachte niet kan worden meegenomen in de vordering van de benadeelde partij, omdat die oogsten vóór de tenlastegelegde periode zijn geweest.
De raadsvrouw van benadeelde partij heeft daarop haar vordering bijgesteld tot een bedrag van € 5.023,58.
De rechtbank acht het causaal verband tussen het onder 2 bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de mede-aansprakelijkheid van de verdachte hoofdelijk voor die schade bewezen. De vordering acht zij tot genoemd bedrag van € 5.023,58 voldoende aannemelijk gemaakt en niet onredelijk. De civiele vordering is dan ook gegrond en tot dit bedrag voor toewijzing vatbaar.

Schadevergoedingsmaatregel [benadeelde].

Met betrekking tot de in het onder 2 bewezen verklaarde feit acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot een bedrag van € 5.023,58 hoofdelijk aansprakelijk voor de schade, die door dat strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 36f, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1 en het onder 2 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en onder 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
gevangenisstrafvoor de duur van
1 maand voorwaardelijkmet een proeftijd van 3 jaren.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tevens tot een
taakstrafbestaande uit
80 urenwerkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 3 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren arbeid per dag voor de in verzekering doorgebrachte dagen.
De rechtbank veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan de
benadeelde partij[benadeelde].van de som van
€ 5.023,58en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil, met dien verstande dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre is bevrijd.
De rechtbank wijst af het meer of anders gevorderde.
De rechtbank legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 5.023,58 ten behoeve van het slachtoffer[benadeelde]. bij gebreke van betaling te vervangen door 60 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft, en dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre is bevrijd.
De rechtbank verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voor-meld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter en mrs. E. Läkamp en M.A.A. van Capelle, rechters, in tegenwoordigheid van J. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 8 oktober 2013.