ECLI:NL:RBNNE:2013:6890

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 oktober 2013
Publicatiedatum
13 november 2013
Zaaknummer
18.830287-13
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in ontuchtzaak met minderjarige, waarbij affectieve relatie wordt erkend

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 29 oktober 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De verdachte, geboren in 1989, werd ervan beschuldigd tussen 16 november 2012 en 22 april 2013 in Uithuizen en Assen meermalen ontuchtige handelingen te hebben gepleegd met een slachtoffer dat op het moment van de feiten 14 jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat het slachtoffer geestelijk functioneerde op een hogere leeftijd dan haar kalenderleeftijd, terwijl de verdachte geestelijk functioneerde op een lagere leeftijd. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat er sprake was van een affectieve relatie tussen de verdachte en het slachtoffer, wat de ontuchtige karakter van de handelingen in twijfel trok.

De officier van justitie vorderde een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, maar de rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank heeft de raadsman van de verdachte gevolgd in zijn verweer dat de seksuele handelingen niet als ontuchtig konden worden gekwalificeerd, omdat het slachtoffer deze handelingen vrijwillig onderging. De rechtbank heeft ook overwogen dat het slachtoffer aanvankelijk niet wilde dat haar moeder aangifte deed, maar later haar mening over de zaak veranderde.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat het ontuchtige karakter van de handelingen ontbrak. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken in de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 18.830287-13
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 29 oktober 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte]

geboren te Baku (Sovjetunie) op [geboortedatum] 1989,
wonende te 9311 PT Nieuw-Roden,[adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 15 oktober 2013.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. Th. Pluijter, advocaat te Groningen.

Tenlastelegging

De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij in of omstreeks de periode van 16 november 2012 tot en met 22 april 2013 te Uithuizen en/of Assen, althans in Nederland, meermalen, met [slachtoffer] (geboren op[geboortedatum] 1998), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede
bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte
- zijn tong in haar mond geduwd/gebracht en/of
- haar borsten gezoend/gekust en/of
- haar vagina betast/bevoeld en/of
- zijn vinger(s) in haar vagina geduwd/gebracht en/of
- zijn tong in haar vagina en/of tussen de schaamlippen geduwd/gebracht en/of
- haar aan zijn penis laten trekken en/of
- zijn penis in haar mond geduwd/gebracht en/of
- zijn penis in haar vagina geduwd/gebracht;

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie mr. B.D. van der Burg acht hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank verdachte voor deze feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.

Ontvankelijkheid van de officier van justitie

De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de officier van justitie niet ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van de verdachte. De rechtbank heeft ter terechtzitting van 6 augustus 2013 de behandeling van de zaak aangehouden en de officier van justitie in de gelegenheid gesteld om alsnog te voldoen aan het bepaalde in artikel 167a van het Wetboek van Strafvordering (Sv.). De raadsman stelt echter dat er sprake is van een niet reparabele situatie gelet op het tijdstip van het plegen van de feiten en op het tijdstip dat alsnog aan het vereiste van artikel 167a Sv. is voldaan. Het openbaar ministerie heeft derhalve het slachtoffer te laat in de gelegenheid gesteld om haar mening kenbaar te maken.
De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn verweer. Uit het (aanvullend)
Uit het strafdossier blijkt dat het slachtoffer heeft gezegd (blz. 39): “Ik vind dat hij hiervoor niet gestraft kan worden. Ik vind dat hij niets fout heeft gedaan. Volgens de wet dan wel, maar hij heeft niets fout gedaan. [verdachte] is allesbehalve een loverboy en ik heb alles uit vrije wil gedaan.” Uit het strafdossier blijkt verder uit een proces-verbaal van bevindingen van 9 mei 2013 dat de verkering met de verdachte inmiddels uit is gemaakt en dat de verhouding tussen verdachte en slachtoffer is bekoeld en dat het slachtoffer anders is gaan aankijken tegen de verdachte.
Tot slot blijkt uit het aanvullend proces-verbaal van politie van 23 september 2013 waarin het slachtoffer nader is gehoord, dat het slachtoffer het er aanvankelijk niet mee eens was dat haar moeder aangifte deed, maar dat zij er naderhand toch anders is naar is gaan kijken en dat zij (thans) wil dat de zaak wordt voorgezet en verdachte wordt vervolgd.
Artikel 167a Sv. schrijft voor dat het openbaar ministerie onder meer in zaken over ontucht als bedoeld in artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht de minderjarige zo mogelijk in de gelegenheid stelt zijn of haar mening over het gepleegde feit kenbaar te maken.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende invulling gegeven aan het aan het slachtoffer toekomende recht en haar belangen die artikel 167a van het Wetboek van Strafvordering beoogt te beschermen.
De officier van justitie is dan ook ontvankelijk in de vervolging van de verdachte.

Vrijspraak

De verdachte zal van het hem tenlastegelegde worden vrijgesproken omdat de rechtbank dat, evenals de raadsman van verdachte en anders dan de officier van justitie, niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte jegens het slachtoffer ontuchtige handelingen heeft gepleegd.
De rechtbank is van oordeel dat in het onderhavige geval het ontuchtig karakter van de seksuele handelingen ontbreekt nu het minderjarige slachtoffer deze handelingen vrijwillig onderging en er sprake was van affectieve c.q. liefdesrelatie tussen min of meer gelijkwaardige partners.
De rechtbank overweegt hierbij dat het slachtoffer ten tijde van het plegen 14 jaar oud was maar volgens haar moeder geestelijk functioneerde op een hogere kalenderleeftijd (blz. 13 proces-verbaal van politie: “Qua ontwikkelingen was zij iets verder dan de doorgaande kinderen.”) terwijl de verdachte, ten tijde van het plegen 23 jaar oud, door getuige [getuige] wordt beschreven als iemand die geestelijk functioneerde op een veel lagere kalenderleeftijd.(blz. 53 proces-verbaal van politie: “Hij kan heel mooi vertellen, met het verstand van iemand van 14, 15 jaar. Hij is een grote puber.”).

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter, mr. E. Läkamp en mr. S. Zwerwer, rechters, in tegenwoordigheid van J. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 29 oktober 2013, zijnde mr. S. Zwerwer buiten staat dit vonnis binnen de daartoe door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.