In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 29 oktober 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De verdachte, geboren in 1994, werd ervan beschuldigd op of omstreeks 29 september 2012 in Coevorden seksuele handelingen te hebben gepleegd met een slachtoffer, geboren in 1997, die op dat moment de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat het slachtoffer aangifte heeft gedaan van de door de verdachte gepleegde handelingen, en dat er voldoende bewijs was dat het slachtoffer de vervolging van de verdachte wenste. De rechtbank verwierp het verweer van de raadsman dat de officier van justitie niet ontvankelijk zou moeten worden verklaard, omdat het slachtoffer niet expliciet in de gelegenheid was gesteld om haar mening kenbaar te maken. De rechtbank oordeelde dat het slachtoffer zich misbruikt voelde en dat de verdachte zich in denigrerende zin over haar had uitgelaten.
De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de hem verweten handelingen. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een voorwaardelijke gevangenisstraf op van drie maanden met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank overwoog dat het gepleegde feit een ernstig delict was en dat de verdachte door zijn handelen inbreuk had gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer. De rechtbank besloot om de voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, rekening houdend met de reeds ondergane straf van de verdachte in andere zaken. Tevens werd de teruggave van inbeslaggenomen simkaarten aan de verdachte gelast.