ECLI:NL:RBNNE:2013:6862

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 november 2013
Publicatiedatum
12 november 2013
Zaaknummer
18.830321-13
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van poging tot moord met mes in Coevorden

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 12 november 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot moord op een slachtoffer in Coevorden op 3 augustus 2013. De verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.H. Wormmeester. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de hem primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte het slachtoffer had willen doden of hem zwaar lichamelijk letsel had willen toebrengen. De rechtbank baseerde haar oordeel op de letselrapportage van de forensische geneeskundige S.P.H. Letmaath en de omstandigheden rondom het incident, waaronder het feit dat het mes waarmee het slachtoffer was aangevallen niet was gevonden.

De rechtbank concludeerde dat de verwondingen van het slachtoffer, die bestonden uit kras- en snijwonden, niet als zwaar lichamelijk letsel konden worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich in een situatie had begeven waarin hij kon verwachten dat dit zou leiden tot een fysieke confrontatie met het slachtoffer. De rechtbank achtte het meest subsidiair tenlastegelegde feit, de poging tot zware mishandeling, wel bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en bijzondere voorwaarden voor reclasseringstoezicht en behandeling voor zijn alcohol- en gedragsproblematiek.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar was, ondanks zijn alcoholmisbruik en lichte verstandelijke beperking. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de immateriële schade afwees, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. De rechtbank legde de verdachte de verplichting op om € 350,00 te betalen aan de benadeelde partij, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 18.930321-13
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 12 november 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte] ,

geboren te Amsterdam op [geboortedatum] ,
wonende te [woonplaats],
verblijvende in [instelling],
[adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 29 oktober 2013.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. M.H. Wormmeester, advocaat te Emmen.

Tenlastelegging

De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij op of omstreeks 3 augustus 2013 te Coevorden, (althans) in de gemeente Coevorden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, vijfmaal, althans meermalen, met een mes, (althans) met een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug, in elk geval in het lichaam, van voornoemde [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 3 augustus 2013 te Coevorden, (althans) in de gemeente Coevorden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet vijfmaal, althans meermalen, met een mes, (althans) met een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug, in elk geval in het lichaam van voornoemde [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 3 augustus 2013 te Coevorden, (althans) in de gemeente Coevorden, aan een persoon genaamd [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (steek- en/of snijwonden), heeft toegebracht, door deze opzettelijk met een mes, (althans) een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug, althans het lichaam van voornoemde [slachtoffer] heeft gestoken;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 3 augustus 2013 te Coevorden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, (te weten [slachtoffer] ), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een mes, (althans) met een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug, althans het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie, mr. G. Souër, acht hetgeen aan de verdachte primair is tenlastegelegd wettig en overtuigend te bewijzen.
De officier van justitie vordert dat de rechtbank verdachte voor deze feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van voorarrest, waarvan een gedeelte van 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarde toezicht van de reclassering hetgeen mede zal inhouden een meldplicht, een behandelverplichting en opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang in een 24-uurs setting.
Verder vordert de officier van justitie toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot een bedrag van € 350,00 en niet ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor wat betreft het immateriële deel van de vordering, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Vrijspraak

De verdachte dient van het hem primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank, evenals de raadsvrouw van verdachte, dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank is van oordeel, zoals daarvan ook blijkt uit de hierna te vermelden bewijsmotivering, dat niet bewezen kan worden dat het voor verdachte mogelijk is geweest het slachtoffer te doden dan wel hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
De rechtbank baseert zich hierbij op de inhoud van de letselrapportage van de forensische geneeskundige S.P.H. Letmaath van de GGD-Drenthe d.d. 4 september 2013, en voorts op de omstandigheid dat het mes waarmee het slachtoffer is aangevallen niet is gevonden.
De rechtbank stelt vast dat er in de onderscheidende verklaringen verschillend wordt verklaard over het formaat van het gehanteerde mes.
De rechtbank leidt uit voornoemde letselrapportage af dat door verdachtes handelen geen vitale lichaamsdelen en organen van het slachtoffer ernstig zijn beschadigd. Het letsel dat werd geconstateerd betrof krasletsels, wijkende huidletsels en meerdere herstellende huidletsels als passend bij een snij- of steekverwonding. De klaplong waarvan sprake is geweest is kan niet als zwaar lichamelijk letsel worden aangemerkt.

Bewijsmotivering

De rechtbank baseert zich voor het bewijs van het meest subsidiair tenlastegelegde feit op de verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 29 oktober 2013 en op de navolgende verklaringen van aangever [slachtoffer] , de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] , [getuige 4] en [getuige 8] , zoals opgenomen in het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van politie Noord Nederland, Recherche Emmen, BSN-nummer [BSN nummer], GBA-nummer [GBA nummer], d.d. 29 augustus 2013 met bijlagen, op grond waarvan de rechtbank de volgende feitelijke gang van zaken reconstrueert.
Verdachte verklaart ter terechtzitting van 29 oktober 2013 onder meer dat hij op zaterdagavond 3 augustus 2013 in het Van Heutzpark te Coevorden aanwezig was. Verdachte verklaart dat daar meerdere personen aanwezig waren, waaronder zijn vriend [getuige 3] en aangever [slachtoffer] . Verdachte verklaart dat [slachtoffer] [getuige 3] zat te treiteren en dat hij daarom boos op [slachtoffer] werd. Hij was ook boos omdat [getuige 3] tegen zijn zin weer harddrugs gebruikte. Verdachte heeft [getuige 3] vervolgens naar huis gestuurd, waarna verdachte woorden kreeg met [slachtoffer] . Verdachte is naar [slachtoffer] toegelopen om hem ter verantwoording te roepen. Verdachte zegt dat er eerst over en weer wat tegen elkaar werd aangeduwd, maar dat [slachtoffer] hem op gegeven moment aanviel met een mes, waarbij hij een forse snijwond opliep in zijn arm. Verdachte zegt zich te hebben verdedigd tegen [slachtoffer] , maar weet niet hoe hij dat heeft gedaan.
Aangever [slachtoffer] zegt in zijn aangifte (proces-verbaal aangifte, pagina’s 69 tot en met 71)
samengevat, dat hij zondag 3 augustus 2013 in het Van Heutzpark te Coevorden was, samen met onder anderen, [getuige 2] , [getuige 1] , [getuige 4] , [getuige 5] en [verdachte] . Dat hij op een bepaald moment een klap voelde op zijn rechter wang en dat hij zag dat hij die klap kreeg van [verdachte] , zonder enige aanleiding. Dat hij [verdachte] om de nek pakt, in de houdgreep. Dat hij zag dat [verdachte] een zwaaibeweging maakt met zijn arm langs zijn hoofd en hij dan een forse tik voelt op zijn rechterschouder. Dat dit meerdere malen wordt herhaald door [verdachte] en dat hij daarbij iets zilverkleurigs zag en toen door had dat dit een mes was. Dat hij riep: "Jongens een mes. Hij heeft een mes!". Dat [getuige 2] en [getuige 1] hem kwamen helpen, maar grote moeite hadden om [verdachte] het mes af te pakken. Dat hij zag en voelde dat [verdachte] ondanks de tussenkomst van [getuige 2] en [getuige 1] hem toch nog een paar keer kon steken.
Dat hij pas daadwerkelijk door had dat hij gestoken was toen hij hoorde dat hij allemaal gaten in zijn blouse had en dat hij bloedde. Dat in het ziekenhuis bleek dat hij vier (4) keer in zijn rechter schouder en één (1) keer in zijn linker schouder was gestoken en dat bij de steek in de linker schouder ook een long is geraakt.
Getuige [getuige 1] verklaart ten overstaan van de politie (pagina’s 92 en 93), zakelijk weergegeven dat hij op zaterdag 3 augustus 2013 om ongeveer 22:30 uur, samen met zijn vriendin [getuige 5] , in het Van Heutzpark te Coevorden aanwezig was. Dat daar ook aanwezig waren, [getuige 2] en zijn vriendin [getuige 4] , [verdachte] en [slachtoffer] en nog een paar die hij niet van naam kent en dat er alcohol en weed werd gebruikt. Dat [verdachte] veel alcohol had gedronken en ook weed aan het roken was. Dat hij hoorde dat [verdachte] en [slachtoffer] woorden kregen. Dat [verdachte] en [slachtoffer] op een gegeven moment aan elkaar begonnen te trekken en duwen en dat hij zag dat [slachtoffer] zich los rukte en wegrende. Dat hij zag dat [verdachte] , [slachtoffer] liet struikelen en boven op hem dook. Dat hij hoorde dat [slachtoffer] plotseling riep: "Hij steekt, hij steekt!". Dat hij met [getuige 2] naar [slachtoffer] en [verdachte] rende en probeerde [verdachte] van [slachtoffer] af te halen. Dat hij zag dat [getuige 2] probeerde het mes uit de hand van [verdachte] te pakken. Dat hij zag dat [verdachte] bleef insteken met het mes op [slachtoffer] . Dat hij zag dat [slachtoffer] meerdere steekwonden op zijn rug, vlak bij zijn nek had en dat hij onder het bloed zat.
Getuige [getuige 2] verklaart ten overstaan van de politie (pagina’s 95 t/m 97), zakelijk weergegeven dat hij zaterdagavond 3 augustus 2013 om ongeveer 22:00 uur, samen met zijn vriendin [getuige 4] en zijn vriend [getuige 1] en vriendin [getuige 5] voor de tweede keer die avond in het Van Heutzpark te Coevorden komt. Dat hij daar ook [getuige 3] , [getuige 6] , [getuige 7] (zwerver), [slachtoffer] en [verdachte] ontmoette. Dat hij zag dat [verdachte] flink aangeschoten was. Dat hij zag dat [verdachte] opeens achter [slachtoffer] aanrende en dat [slachtoffer] [verdachte] om de nek pakte en dat hij zag [slachtoffer] en [verdachte] op de grond vielen. Dat dit ongeveer 7 à 8 meter bij hem vandaan was en dat hij hoorde dat [slachtoffer] riep: "Help mij, hij steekt!". Dat hij zag dat [verdachte] onder [slachtoffer] op zijn rug lag en [slachtoffer] [verdachte] in de houdgreep hield. Dat [verdachte] het mes in zijn rechterhand hield. Dat hij zag dat [verdachte] stekende bewegingen maakte met het mes in de richting van de rechterbovenkant van de rug van [slachtoffer] en dat het ook raak was. Dat hij de rechterhand van [verdachte] pakte en dat toen het mes in de schouder van [slachtoffer] zat. Dat hij het mes uit de schouder van [slachtoffer] trok en dat hij denkt dat het mes ongeveer 1 cm in de schouder van [slachtoffer] zat.
Getuige [getuige 3] verklaart ten overstaan van de politie (pagina’s 104 t/m 106), zakelijk weergegeven dat hij op zaterdagavond 3 augustus 2013 om ongeveer 19:00 uur bij zijn kameraad [verdachte] thuis was. Dat ze daar wat hebben gedronken en dat zij om ongeveer 20:00 uur naar het park aan de Van Heutzsingel zijn gegaan. Dat daar toen al waren onder andere [getuige 1] en zijn vriendin, [getuige 2] en zijn vriendin, en [slachtoffer] . Dat [slachtoffer] hem op een gegeven moment vroeg of hij 10 euro kon lenen. Dat hierdoor gezeur ontstond. Dat [slachtoffer] toen agressief werd omdat hij het tientje niet kon lenen. Dat [slachtoffer] hem een trap tegen zijn rechterscheenbeen gaf en dat hij toen [slachtoffer] een stomp op de borst heeft gegeven. Dat [slachtoffer] een mes trok en dat het mes open was en ongeveer 10 cm lang was. Dat [verdachte] hem toen beetpakte en zei dat hij beter naar huis kon gaan en dat hij dit vervolgens ook deed. Dat hij op 5 augustus 2013 van [getuige 2] hoorde dat [slachtoffer] [verdachte] heeft bedreigd met een mes en dat [verdachte] toen [slachtoffer] had neergestoken.
Getuige [getuige 4] verklaart ten overstaan van de politie (pagina’s 107 t/m 115), zakelijk weergegeven dat zij getuige was van de ruzie tussen [slachtoffer] en [verdachte] van zaterdagavond 3 augustus 2013 in het Van Heutszpark te Coevorden. Dat er een woordenwisseling ontstond tussen [getuige 3] en [slachtoffer] over geld dat [getuige 3] aan [slachtoffer] had beloofd, maar niet aan [slachtoffer] wilde geven. Dat [slachtoffer] [getuige 3] treiterde door steeds aanmaakblokjes naar hem toe te gooien. Dat er een woordenwisseling was tussen [verdachte] en [getuige 3] , omdat [verdachte] niet wilde dat [getuige 3] coke gebruikt. Dat [slachtoffer] [getuige 3] had verraden over zijn coke gebruik en dat [verdachte] echt heel boos was, omdat [getuige 3] coke gebruikt. Dat [getuige 3] op een bepaald naar huis ging en niet meer terug is gekomen. Dat [slachtoffer] en [verdachte] ruzie kregen om een vloei en een tip en dat [verdachte] achter [slachtoffer] aan rende en dat [slachtoffer] viel. Dat ze plotseling [slachtoffer] hoorde roepen: "Hij steekt, hij steekt, pak dat mes". Dat ze toen naar [slachtoffer] en [verdachte] is toe gerend samen met [getuige 2] , [getuige 1] en [getuige 5] . Dat ze niet heeft gezien dat [verdachte] met het mes in stak op [slachtoffer] , omdat het donker was. Dat ze tijdens het gevecht in het geheel geen mes heeft gezien.
Getuige S. Alberts verklaart ten overstaan van de politie (pagina’s 116 t/m 122), zakelijk weergegeven dat [getuige 3] en [slachtoffer] elkaar geslagen hebben en dat [verdachte] er toen tussen is gekomen om de ruzie te sussen en dat [getuige 3] kort hierop weg is gegaan. Dat even later om ongeveer 21:45 uur die avond, [verdachte] [slachtoffer] begon uit te dagen en dat [slachtoffer] hier niet op reageerde. Dat [slachtoffer] wegrende omdat [verdachte] op hem afliep en dat [verdachte] achter [slachtoffer] aanrende en [slachtoffer] liet struikelen. Dat [slachtoffer] op de grond viel. [verdachte] begon gelijk boven op hem te slaan. Dat het toen schemerig was, maar zij [slachtoffer] en [verdachte] nog kon zien. Dat [slachtoffer] plotseling riep: "Help help hij steekt!" Dat [getuige 2] en [getuige 1] gelijk naar [slachtoffer] en [verdachte] zijn gerend. Dat ze zag dat [getuige 2] probeerde het mes af te pakken, wat niet lukte
Dat ze zag dat [verdachte] heel snel met het mes in zijn rechterhand in stak op [slachtoffer] en dat ze denkt dat [verdachte] ongeveer 7 keer stak in [slachtoffer] .
De rechtbank gaat op basis van vorenstaande verklaringen uit van de volgende gang van zaken. Op een gegeven moment hebben [slachtoffer] en de vriend van verdachte, [getuige 3] , ruzie, waarbij [slachtoffer] [getuige 3] bedreigt met een mes. Verdachte krijgt vervolgens hierover met [slachtoffer] een woordenwisseling. Verdachte loopt op [slachtoffer] af en er wordt over en weer aan elkaar getrokken en geduwd. [slachtoffer] hanteert vervolgens als eerste een mes tegen de verdachte en brengt daarbij verdachte een snijwond op zijn arm toe. Verdachte weet tijdens de worsteling het mes aan [slachtoffer] te ontfutselen en steekt daarmee [slachtoffer] in de bovenkant van de rug. De rechtbank acht op grond van deze gang van zaken en de hiervoor vermelde bewijsmiddelen het meest subsidiair tenlastegelegde feit, de poging zware mishandeling bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het hem meest subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 3 augustus 2013 te Coevorden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, te weten [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een mes in de rug van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
De verdachte zal van het meest subsidiair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Kwalificatie

Het meest subsidiair bewezen geachte levert op:
poging tot zware mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 302 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht;

Strafbaarheid

A. Verweren

De verdachte heeft onder meer aangevoerd dat hij heeft gehandeld uit noodweer c.q. noodweer-exces en dat hij het feit heeft begaan ter noodzakelijke verdediging van zijn eigen lijf, dan wel dat door een hevige gemoedsbeweging hij de grenzen van die noodzakelijke verdediging heeft overschreden.
De verdachte heeft daarbij onder meer gesteld dat hij door het slachtoffer werd aangevallen met een mes, waarbij hij een snijwond opliep in zijn arm, en dat hij zich vervolgens heeft verdedigd. Hoe hij zich heeft verdedigd weet verdachte niet, wellicht doordat hij een epilepsieaanval kreeg.
De rechtbank is van oordeel dat van noodweer c.q. noodweer-exces geen sprake is. Noch op grond van de door verdachte, de aangever en de getuigen tegenover de politie afgelegde verklaringen, noch op grond van de ter zitting van 29 oktober 2013 door de verdachte afgelegde verklaring kan worden aangenomen dat sprake is van een voor verdachte zodanige onmiddellijk (be)dreigende situatie dat hem geen andere mogelijkheid open stond dan het steken van aangever met het van aangever afgepakte mes.
Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting komt namelijk een beeld naar voren dat verdachte behoorlijk onder invloed van alcoholhoudende drank is geweest en dat hij zelf de confrontatie met slachtoffer heeft gezocht door achter hem aan te lopen met kennelijk het doel om hem ter verantwoording te roepen en met hem is gaan vechten. Verdachte heeft zich naar het oordeel van de rechtbank willens en wetens in een situatie gebracht waarin hij kon en moest verwachten dat dat zou leiden tot een fysieke reactie van [slachtoffer] .
Van een noodweersituatie is dan ook geen sprake.
Evenmin kan onder die omstandigheden noodweer-exces aan de orde zijn.

B. Rapportage

De rechtbank heeft kennis genomen van een psychologisch rapport d.d. 24 oktober 2013, opgemaakt door dr. F. Luteijn, klinisch psycholoog en gerechtelijk deskundige te Groningen.
Dit rapport houdt onder meer in als conclusie - zakelijk weergegeven -:
Verdachte is lijdende aan ziekelijke stoornissen en/of gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. In diagnostische zin zijn de ziekelijke stoornissen te omschrijven als alcoholmisbruik en cannabismisbruik. De gebrekkige ontwikkeling betreft een lichte verstandelijke beperking (lichte mate van zwakzinnigheid). Verdachte is verder een tamelijk labiele, introverte man bij wie in bovengemiddelde mate agressie aanwezig is, die erg rigide is, zich slecht kan inleven in anderen, wantrouwend staat tegenover anderen en op stress met lichamelijke klachten reageert.
Bij het plegen van het tenlastegelegde, indien bewezen, waren genoemde stoornissen en de gebrekkige ontwikkeling aanwezig. Verdachte had alcohol gedronken en softdrugs gebruikt.
Het alcoholgebruik was van invloed op verdachtes gedrag ten tijde van het tenlastegelegde; het softdruggebruik en de verstandelijke beperking niet.
Alcoholgebruik heeft een ontremmende en agressieverhogende werking bij verdachte. De tenlastelegging heeft betrekking op het toebrengen van messteken en vond plaats tijdens een vechtpartij. Verdachte ontkent ten stelligste dat hij met een mes heeft gestoken. Omdat verdachte de keuze had al dan niet alcoholische dranken te drinken en andere stoornissen geen invloed hadden acht de psycholoog de verdachte volledig toerekeningsvatbaar voor de tenlastegelegde feiten, indien bewezen.
De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van de verdachte, met voormelde conclusies van de psycholoog en maakt die tot de hare.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat het hiervoor bewezen verklaarde volledig aan de verdachte kan worden toegerekend.
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: de aard en de ernst van de gepleegde feiten; de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan; hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; de eis van de officier van justitie; de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 17 mei 2013, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
De officier van justitie heeft voor de tenlastegelegde feiten een gevangenisstraf gevorderd voor de duur van 4 jaren, met aftrek van voorarrest, waarvan een gedeelte van 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, en met als bijzondere voorwaarde toezicht van de reclassering, hetgeen mede zal inhouden een meldplicht, een behandelverplichting en opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang in een 24-uurs setting.
De raadsvrouw van verdachte heeft vrijspraak bepleit voor het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde. Zij acht daarom een aanzienlijk lagere en deels voorwaardelijke gevangenisstraf met de door de reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden op zijn plaats.
De straf die de rechtbank zal opleggen, is lager dan de officier van justitie heeft geëist. Een wezenlijke factor in dit verband is het feit dat de officier van justitie blijkens zijn requisitoir is uitgegaan van de bewezenverklaring van poging tot moord.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de poging tot zware mishandeling.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval het opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht en met een proeftijd van 3 jaren en met de bijzondere voorwaarden als door de reclassering voorgesteld, een passende bestraffing is van deze verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat het hier ernstige feiten betreft waarbij verdachte door zijn handelen een forse inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank verder rekening gehouden met de omstandigheden en achtergronden van de verdachte zoals omschreven in het voorlichtingsrapport van Tactus Verslavingszorg Almelo d.d. 20 september 2013 en in eerdergenoemd psychologisch rapport van dr. Luteijn van 24 oktober 2013, alsmede met de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde feit heeft plaatsgevonden.
Gelet op een en ander zal de rechtbank aan verdachte de deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen als hiervoor vermeld.

Benadeelde partij [slachtoffer] te Coevorden

De benadeelde partij heeft een vordering tot vergoeding van geleden schade ingediend ten bedrage van € 1.454,00, bestaande uit een bedrag aan € 350,-- aan materiële schade, te weten het eigen risico van de ziektekostenverzekering, en een bedrag van € 1.104,00 aan immateriële schade.
De officier van justitie oordeelt dat de vordering tot een bedrag van € 350,00 kan worden toegewezen. De vordering voor wat betreft het immateriële gedeelte levert naar zijn mening een te zware belasting voor het strafgeding op, omdat niet eenvoudig is vast te stellen in hoeverre er sprake is van eigen schuld bij het slachtoffer. De benadeelde partij moet in zijn vordering voor wat betreft het immateriële gedeelte naar de mening van de officier van justitie niet-ontvankelijk worden verklaard.
De raadsvrouw van verdachte verzocht de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren in zijn vordering dan wel deze vordering af te wijzen.
De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de materiële schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen.
De vordering acht de rechtbank tot een bedrag van € 350,00 voldoende aannemelijk gemaakt en niet onredelijk. De civiele vordering is dan ook gegrond en tot dit bedrag voor toewijzing vatbaar.
Voor wat betreft het immateriële gedeelte acht de rechtbank de vordering onvoldoende onderbouwd, nu deze is gebaseerd op een andere feitelijke gang van zaken. Bovendien is sprake van een zekere mate van eigen schuld bij de benadeelde partij, die immers als eerste het mes heeft gebruikt en de verdachte heeft verwond.
De rechtbank zal derhalve de gevorderde immateriële schade afwijzen.

Schadevergoedingsmaatregel [slachtoffer] te Coevorden

Met betrekking tot het bewezen verklaarde feit acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot een bedrag van € 350,00 aansprakelijk voor de schade, die door dat strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27 en 36f van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte zowel primair als subsidiair en als meer subsidiair is ten laste gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het meest subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meest subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
gevangenisstrafvoor de duur van
9 maandenwaarvan een gedeelte groot
3 maanden voorwaardelijkmet een proeftijd van 3 jaren.
De rechtbank beveelt dat het voorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 3 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
De rechtbank geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot toezicht op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden overeenkomstig artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid van het wetboek van strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
  • zich binnen een werkdag na ommekomst van zijn detentie meldt bij GGZ/VNN, Overcingellaan 19, 9401 LA Assen, en zich hierna blijft melden zo frequent en zolang de reclassering dit tijdens de proeftijd noodzakelijk acht;
  • meewerkt aan een behandeling voor zijn alcohol- en gedragsproblematiek bij de forensische polikliniek VNN of soortgelijke instelling voor ambulante forensische zorg, voor zolang dit door de behandelende instelling noodzakelijk wordt geacht
  • meewerkt aan een opname in een 24-uurs setting van Factor Vijf te Drachten of soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, aldaar zal verblijven en zich zal houden aan het (dag-)programma die deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer]te Coevorden, van de som van
€ 350,00ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank wijst af de gevorderde immateriële schade.
De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 350,00ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer]te Coevorden, bij gebreke van betaling te vervangen door 7 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
De rechtbank verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voor-meld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.M. Oostdam, voorzitter, mr. H.H.A. Fransen en
mr. E. Läkamp, rechters, in tegenwoordigheid van J. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 12 november 2013.