ECLI:NL:RBNNE:2013:6859

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 november 2013
Publicatiedatum
12 november 2013
Zaaknummer
18.930321-13
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal door twee of meer verenigde personen met inklimming in Groningen

Op 12 november 2013 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere diefstallen in de gemeente Groningen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 21 februari 2013, samen met anderen, verschillende goederen had weggenomen uit woningen, waaronder mobiele telefoons, laptops, en andere waardevolle spullen. De verdachte handelde uit eigen belang, met de behoefte aan geld, en hield geen rekening met de gevolgen voor de slachtoffers. De rechtbank heeft rekening gehouden met de omstandigheden van de verdachte, zoals vermeld in een reclasseringsrapport, waaruit bleek dat de verdachte bereid was tot hulpverlening en dat er een positieve ontwikkeling in zijn gedrag zichtbaar was. De rechtbank besloot tot het opleggen van een werkstraf van 150 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaren en bijzondere voorwaarden, waaronder toezicht van de reclassering. Daarnaast werden vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk werd gesteld voor de schade die hij had veroorzaakt. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling afgewezen en de proeftijd verlengd, om de verdachte te ondersteunen in zijn positieve ontwikkeling en te voorkomen dat hij opnieuw strafbare feiten pleegt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 18.830231-13
Parketnummer: 18.760144-11 (vordering na voorwaardelijke veroordeling)
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 12 november 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte],

geboren te Groningen op [geboortedatum],
wonende te [adres]
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 29 oktober 2013.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. C. Eenhoorn, advocaat te Groningen.

Tenlastelegging

De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
hij, op of omstreeks 21 februari 2013, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit (een kamer van) de woning [adres]heeft weggenomen een mobiele telefoon, een laptop, een TV, een camera en/of een portemonnee (inhoudende o.a. een bankpas van de Rabobank, een OV-chipkaart, een verzekeringspas en/of een studentenkaart), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij, op of omstreeks 21 februari 2013, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit (een kamer van) de woning [adres] heeft weggenomen twee laptops, een Nintendo WII, een tas, een of meer DVD's en/of een portemonnee (inhoudende o.a. een bankpas van de SNS bank, een rijbewijs een verzekeringspas en/of een OV-chipkaart), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3.
hij, op of omstreeks 21 februari 2013, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit (een kamer van) de woning [adres] heeft weggenomen een TV, een Desktop PC, een monitor, een X-Box met controller, een DVD (Hitman), een of meer messen en/of een paar schoenen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan[slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
4.
hij, op of omstreeks 21 februari 2013, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit (een kamer van) de woning [adres] heeft weggenomen een laptop, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben
verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank zal, waar in de tenlastelegging staat “verdachte en/of zijn mededader(s)” lezen alsof daar staat “verdachte en/of zijn medeverdachte(n)”. De term mededader namelijk impliceert dat verdachte ook als dader moet worden aangemerkt, hetgeen in strijd is met de presumptie van onschuld: een verdachte dient tot aan het moment van onherroepelijke bewezenverklaring van het hem tenlastegelegde voor onschuldig te worden gehouden.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie, mr. R.J. Wildeman, acht hetgeen aan de verdachte onder 1, onder 2, onder 3 en onder 4 is tenlastegelegd wettig en over bewezen.
De officier van justitie vordert dat de rechtbank verdachte voor deze feiten zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis, en tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde toezicht van de reclassering hetgeen mede gedragsinterventies en voortzetting van de ambulante behandeling zal inhouden.
Verder vordert de officier van justitie de toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] tot een bedrag van € 905,82 en[slachtoffer 2] tot een bedrag van € 934,80 en telkens met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Tenslotte vordert de officier van justitie de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, opgelegd bij vonnis van de rechtbank Groningen van 30 juni 2011 met dien verstande dat 2 maanden gevangenisstraf worden tenuitvoergelegd en voorts dat in plaats van die 2 maanden gevangenisstraf een werkstraf voor de duur van 120 uren kan worden verricht. Voor het overig gedeelte van de opgelegde voorwaardelijke straf vordert zij dat haar vordering wordt afgewezen.

Bewijsmiddelen

Nu verdachte, hetgeen de rechtbank ten aanzien van het tenlastegelegde bewezen zal verklaren, niet heeft weersproken en nadien niet anders heeft verklaard zal de rechtbank ten aanzien van deze feiten volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
De rechtbank hanteert voor het bewijs van de feiten 1, 2, 3 en 4 de navolgende bewijsmiddelen:
1.
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 oktober 2013.
2.
het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van Politie Groningen. District Groningen/Haren, Registratienummer PL01KG 2013020789, d.d. 4 april 2013 met bijlagen, opgemaakt door Dirk Wiegmink, hoofdagent van Politie Groningen, onder meer inhoudende:
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van Politie Groningen, District Groningen/Haren, Basiseenheid Zuid, proces-verbaalnummer PL01KG 2013020789-1 d.d. 27 februari 2013, houdende de aangifte van[slachtoffer 1], wonende te Groningen, [adres] (pagina’s 9 en 10);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van Politie Groningen, District Groningen/Haren, Basiseenheid Zuid, proces-verbaalnummer PL01KG 2013020809-1 d.d. 27 februari 2013, houdende de aangifte van [slachtoffer 2], wonende te Groningen, [adres] (pagina’s 14 en 15);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van Politie Groningen, District Groningen/Haren, Basiseenheid Zuid, proces-verbaalnummer PL01KG 2013018634-1 d.d. 27 februari 2013, houdende de aangifte van[slachtoffer 3], wonende te Groningen, [adres] (pagina’s 19 t/m 21);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van Politie Groningen, District Groningen/Haren, Basiseenheid Zuid, proces-verbaalnummer PL01KG 2013020775-1 d.d. 27 februari 2013, houdende de aangifte van [slachtoffer 4], wonende te Groningen, [adres] (pagina’s 24 en 25);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van Politie Groningen, District Groningen/Haren, Basiseenheid Zuid, proces-verbaalnummer PL01KG 2013020789-22 d.d. 3 april 2013, houdende de verklaring van de [medeverdachte] (pagina’s 85 t/m 87).

Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1, onder 2, onder 3 en onder 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 21 februari 2013 in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een kamer van de woning[adres] heeft weggenomen een mobiele telefoon, een laptop, een TV, een camera en een portemonnee (inhoudende o.a. een bankpas van de Rabobank, een OV-chipkaart, een verzekeringspas en een studentenkaart), toebehorende aan[slachtoffer 1], waarbij verdachte en zijn medeverdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van inklimming;
2.
hij op 21 februari 2013 in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een kamer van de woning [adres] heeft weggenomen twee laptops, een Nintendo WII, een tas, DVD's en een portemonnee (inhoudende o.a. een bankpas van de SNS bank, een rijbewijs een verzekeringspas en een OV-chipkaart), toebehorende aan [slachtoffer 2], waarbij verdachte en zijn medeverdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van inklimming;
3.
hij op 21 februari 2013 in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een kamer van de woning [adres] heeft weggenomen een TV, een Desktop PC, een monitor, een X-Box met controller, een DVD (Hitman), messen en een paar schoenen, toebehorende aan[slachtoffer 3], waarbij verdachte en zijn medeverdachte zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs hebben verschaft door middel van inklimming;
4.
hij op 21 februari 2013 in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een kamer van de woning[adres] heeft weggenomen een laptop, toebehorende aan[slachtoffer 4], waarbij verdachte en zijn medeverdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben
verschaft door middel van inklimming;
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 1, onder 2, onder 3 en onder 4 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Kwalificaties

Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op:
onder 1:
Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de
plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming,
strafbaar gesteld bij artikel 311 juncto artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 2:
Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de
plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming,
strafbaar gesteld bij artikel 311 juncto artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 3:
Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de
plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming,
strafbaar gesteld bij artikel 311 juncto artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 4:
Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de
plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming,
strafbaar gesteld bij artikel 311 juncto artikel 310 van het Wetboek van Strafrech.

Strafbaarheid

De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan, hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte, de eis van de officier van justitie, het pleidooi van de raadsman van de verdachte, de oriëntatiepunten voor de straftoemeting en de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 3 oktober 2013, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld.
De rechtbank overweegt dat verdachte bij het plegen van de feiten louter en alleen uit eigen belang, te weten de behoefte aan geld, heeft gehandeld en daarbij op geen enkele wijze rekening heeft gehouden met de gevolgen die zijn handelingen voor de slachtoffers zouden hebben. Dat hij, zoals hij heeft verklaard, het geld nodig had om zijn moeder te helpen, doet daar niet aan af.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank verder rekening gehouden met de omstandigheden en achtergronden van de verdachte zoals omschreven in het rapport van de Reclassering Nederland van 21 oktober 2013. Daaruit blijkt dat er een stijgende lijn is in zijn gedragsvaardigheden valt te constateren en dat bij verdachte sprake is van hulpverleningsbereidheid. Voorgesteld wordt het toezicht van de reclassering voort te zetten en de contacten met het AFPN te continueren. Langdurige detentie wordt afgeraden.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat het opleggen van de werkstraf voor de duur van 150 uren en de voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met de bijzondere voorwaarden als door de officier van justitie is gevorderd een passende bestraffing is voor deze verdachte.

Benadeelde partij [slachtoffer 1] te Groningen

De benadeelde partij heeft een vordering tot vergoeding van geleden (materiële) schade ingediend ten bedrage van € 1410,87.
De rechtbank acht het causaal verband tussen het onder 1 bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen.
Uit de stukken blijkt dat de benadeelde partij als schadepost heeft opgevoerd de aanschafkosten van de ontvreemde notebook. Echter ook de aanschafkosten van een nieuw studie-medium dat in de plaats van de notebook is aangeschaft worden opgevoerd.
De rechtbank zal derhalve de aanschafwaarde van het studie-medium ad € 505,05 in mindering brengen op het gevorderde bedrag.
De vordering acht de rechtbank derhalve tot een bedrag van € 905,82 voldoende aannemelijk gemaakt en niet onredelijk. De civiele vordering is dan ook gegrond en tot dit bedrag voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank zal het meer of anders gevorderde afwijzen.

Schadevergoedingsmaatregel [slachtoffer 1] te Groningen

Met betrekking tot de in het onder 1 bewezen verklaarde acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot een bedrag van € 905,82 aansprakelijk voor de schade, die door dat strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.

Benadeelde partij[slachtoffer 2] te Groningen

De benadeelde partij heeft een vordering tot vergoeding van geleden (materiële) schade ingediend ten bedrage van € 1.342,80.
De rechtbank acht het causaal verband tussen het onder 2 bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen.
Uit de stukken blijkt dat de benadeelde partij als schadepost heeft opgevoerd de aanschafkosten van de ontvreemde laptop Asus X202E. Echter ook de aanschafkosten van de nieuwe laptop Asus X202E worden opgevoerd.
De rechtbank zal derhalve de aanschafwaarde van de nieuwe laptop ad € 388,95 in mindering brengen op het gevorderde bedrag.
De vordering acht de rechtbank derhalve tot een bedrag van € 953,85 voldoende aannemelijk gemaakt en niet onredelijk. De civiele vordering is dan ook gegrond en tot dit bedrag voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank zal het meer of anders gevorderde afwijzen.

Schadevergoedingsmaatregel [slachtoffer 2] te Groningen

Met betrekking tot de in het onder 2 bewezen verklaarde acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot een bedrag van € 953,85 aansprakelijk voor de schade, die door dat strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
Vordering tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 18.670144-11
De verdachte is eerder bij vonnis van de rechtbank Groningen van 30 juni 2011 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek, waarvan een gedeelte groot 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht.
De verdachte heeft zich tijdens die gestelde proeftijd schuldig gemaakt aan de strafbare feiten zoals die hiervoor bewezen zijn verklaard.
De officier van justitie vorderde de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, met dien verstande dat 2 maanden gevangenisstraf worden tenuitvoergelegd en voorts dat in plaats van die 2 maanden gevangenisstraf een werkstraf voor de duur van 120 uren wordt verricht. Voor het overig gedeelte van de opgelegde voorwaardelijke straf vorderde zij dat haar vordering wordt afgewezen.
De rechtbank ziet echter in dit geval, gelet op de specifieke omstandigheden van de verdachte, de inhoud van het reclasseringsadvies van 21 oktober 2013 en de op te leggen straf ter zake van de strafbare feiten zoals die hiervoor bewezen zijn verklaard, meerwaarde in een verlenging van de proeftijd met een jaar. Dit om verdachte er van te weerhouden wederom strafbare feiten te plegen en hem in zijn positieve ontwikkeling te ondersteunen. De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging van de officier van justitie dan ook afwijzen en de proeftijd opgelegd bij vonnis van 30 juni 2011 verlengen met een jaar.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14f, 14g, 14h, 22c, 22d, 27, 36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1, onder 2, onder 3 en onder 4 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, onder 2, onder 3 en onder 4 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafbestaande uit
150 urenwerkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 75 dagen zal worden toegepast.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tevens tot een gevangenisstraf voor de duur van
2 maandenvoorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
De rechtbank geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot toezicht op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden overeenkomstig artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid van het wetboek van strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
  • zich binnen vijf werkdagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis meldt bij de Reclassering Nederland, Adviesunit Noord-Nederland, Locatie Groningen, Leonard Springerlaan 21, 9727 KB Groningen, en zich hierna blijft melden zo frequent en zolang de reclassering dit tijdens de proeftijd noodzakelijk acht;
  • zal deelnemen aan de gedragsinterventie GI-RN Cognitieve Vaardigheden;
- zal deelnemen aan de gedragsinterventie GI-RN Arbeidsvaardigheden;
- meewerkt aan de voortzetting van de ambulante behandeling door AFPN, of soortgelijke instelling voor ambulante forensische zorg, voor zolang dit door de behandelende instelling noodzakelijk wordt geacht.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de eventuele tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde voorwaardelijke taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren arbeid per dag voor de in verzekering doorgebrachte dagen.
De rechtbank heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
De rechtbank veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1]te Groningen, van de som van
€ 905,82ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil, met dien verstande dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre is bevrijd.
De rechtbank wijst af het meer of anders gevorderde aan materiële schade.
De rechtbank legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 905,82ten behoeve van het slachtoffer[slachtoffer 1]te Groningen, bij gebreke van betaling te vervangen door 18 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft, en dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre is bevrijd.
De rechtbank verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voor-meld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
De rechtbank veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 2]te Groningen, van de som van
€ 953,85ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil, met dien verstande dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre is bevrijd.
De rechtbank wijst af het meer of anders gevorderde aan materiële schade.
De rechtbank legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 953,85ten behoeve van het slachtoffer[slachtoffer 2]te Groningen, bij gebreke van betaling te vervangen door 19 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft, en dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre is bevrijd.
De rechtbank verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voor-meld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 18.670144-11
De rechtbank wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af en verlengt de proeftijd opgelegd bij vonnis van de rechtbank Groningen van 30 juni 2011 met één jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.M. Oostdam, voorzitter, mr. E. Läkamp en mr. H.H.A. Fransen, rechters, in tegenwoordigheid van J. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 12 november 2013.