Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 november 2013 in de zaak tussen
en
[tweede verzoeker], wonende te Groningen,
verzoekers,
Procesverloop
Overwegingen
[tweede verzoeker] heeft een standplaats op de Grote Markt.
Artikel 9 Weg- en rioleringswerkzaamheden, evenementenIndien een standplaats wegens bijzondere omstandigheden zoal bijvoorbeeld weg- en rioleringswerkzaamheden of bijzondere evenementen tijdelijk niet kan worden ingenomen, kunnen burgemeester en wethouders een andere plaats aanbieden voor de periode dat de standplaats niet kan worden bezet.
Artikel 2 Inrichting van de markt; branche-indeling1. (…)2. Het college kan bepalen dat:a. om een bijzondere reden er geen markt wordt gehouden;b. een markt incidenteel geheel of gedeeltelijk op een andere locatie wordt gehouden.
Artikel 2 Dag, tijd en plaats van de markt(…)5. Een markt kan op grond van een dringende reden, dit ter beoordeling van het college, tijdelijk plaatsvinden op een andere dag, op een andere tijd, op een andere locatie dan wel geheel worden afgelast. Maximaal twee keer per marktdag per jaar kan de warenmarkt op de Grote Markt voor een grootschalig evenement geheel of gedeeltelijk worden verplaatst dan wel worden afgelast of op een andere tijd worden gehouden.
Ontvankelijkheid3.1Verzoekers stellen als marktondernemers die op de zaterdagen actief zijn op de warenmarkten op de Grote Markt en de Vismarkt te Groningen rechtstreeks in hun belangen te worden getroffen door de bestreden besluiten. Nu de CVAH ten doel heeft om de belangen van de ondernemers in de ambulante handel, in ruimste zin, te behartigen, is de CVAH belanghebbende bij het bestreden besluit. Ook de [tweede verzoeker] wordt als marktondernemer door het bestreden besluit rechtstreeks in zijn belangen getroffen.
Rechtmatigheid besluit3.4Verzoekers menen dat de bestreden besluiten de rechtmatigheidstoets niet kunnen doorstaan. Verzoekers vinden dat verweerder bepalingen aan de bestreden besluiten ten grondslag heeft gelegd die niet kunnen dienen als rechtsgrondslag van deze besluiten.Waar in artikel 2 lid 2 van de Verordening wordt gesproken van een bijzondere reden om geen markt te houden of deze op een andere locatie te houden, menen verzoekers dat er geen bijzondere reden is. Waar in artikel 2, vijfde lid, van het Reglement is bepaald dat sprake moet zijn van een dringende reden, vinden verzoekers dat ook daarvan geen sprake is. Verwezen is hiervoor naar de toelichting bij dit artikel die in de Modelverordening van de VNG wordt gegeven. Daaruit leiden verzoekers af dat bij dringende redenen gedacht moet worden aan zaken als bestratings- of rioleringswerkzaamheden.
Dringende reden3.6De voorzieningenrechter oordeelt ten aanzien van deze grond als volgt.Wat er ook zij van de toelichting bij de Modelverordening, vast staat dat de situatie van verzoekers is geregeld in de Verordening zoals die voor de gemeente Groningen geldt en voorts in het Reglement. Ten aanzien van [tweede verzoeker] geldt een ander regime. Zijn rechtspositie is, zoals door verweerder is aangegeven, geregeld in de Standplaatsvoorschriften 1996. Dat brengt met zich mee dat verweerder ten aanzien van [tweede verzoeker] bevoegd is te bepalen dat zijn standplaats wijzigt indien sprake is van (onder meer) een evenement. De voorzieningenrechter is van oordeel dat buiten twijfel is dat de intocht van Sint Nicolaas een evenement in de zin van artikel 9 van deze voorschriften is.Ten aanzien van [tweede verzoeker] is de conclusie van de voorzieningenrechter dan ook dat verweerder bevoegd was diens standplaats te wijzigen.
Verweerder heeft het, blijkens de considerans van het Reglement, wenselijk geacht nadere regels vast te stellen met betrekking tot de uitvoering van de marktverordening en een ordelijk verloop van de markten. Verweerder heeft, naar het oordeel van de voorzieningenrechter, met het Reglement dan ook nadere invulling gegeven aan de algemene bevoegdheid op grond van de Verordening, voor zover hier relevant de bevoegdheid om een andere locatie voor de markt te bepalen. Dat betekent dat verweerder, naar het oordeel van de voorzieningenrechter, de bestreden besluiten van verzoekers (niet zijnde [tweede verzoeker]) terecht op artikel 2, vijfde lid, van het Reglement heeft gebaseerd. De grondslag van de bestreden besluiten, ook die van [tweede verzoeker], is derhalve juist.
Deze vraag beantwoordt de voorzieningenrechter bevestigend.
De gemachtigde van verzoekers heeft ter zitting in dit verband onderscheid gemaakt tussen de intocht zelf en de veiligheidsrisico’s. De voorzieningenrechter volgt deze redenering niet. De intocht van Sint Nicolaas heeft, net als andere evenementen waar veel mensen op af komen, veiligheidsimplicaties. Het één kan niet los worden gezien van het ander. De intocht en de daarbij behorende implicaties op het gebied van veiligheid en openbare orde kunnen niet los van elkaar worden beschouwd en konden door verweerder dan ook worden beschouwd als een dringende reden.
Belangenafweging2.13Verweerder dient bij het uitoefenen van zijn bevoegdheid te handelen in overeenstemming met de beginselen van behoorlijk bestuur. Volgens verzoekers zijn een aantal van deze beginselen geschonden. Zij hebben bezwaar gemaakt tegen de wijze waarop verweerder de belangen heeft afgewogen. Met name het financiële belang van verzoekers is door verweerder niet of onvoldoende meegewogen.De praktijk wijst uit, zo stellen zij, dat verplaatsing van de zaterdagsmarkt leidt tot een omzetdaling van 25% tot 30% . Zij menen dat kan worden volstaan met een ingedikte markt op de Grote Markt. Ook de Vismarkt zou niet vrijgehouden hoeven te worden. Verzoekers vinden dat verweerder ongemotiveerd de variant van een combinatie van markt en evenement ter zijde heeft geschoven.Verzoekers vinden in dit verband dat verweerder niet af had mogen gaan op het veiligheidsadvies, omdat dit onvoldoende onderbouwd is. Verzoekers schatten de veiligheidsrisico’s voorts anders, namelijk lager, in dan verweerder dat doet.Ook hebben verzoekers zich beklaagd over de wijze van communicatie. Verzoekers vinden dat zij in een veel te laat stadium betrokken zijn bij de organisatie van de intocht.Ook over de locatiekeuze is, in hun ogen, gebrekkig gecommuniceerd. Datzelfde geldt voor flankerend beleid, dat ontbreekt.
Het evenement is in Groningen, anders dan vorige jaren, extra groot omdat de ‘echte’ Sint Nicolaas in Groningen aankomt en dit evenement ook op televisie wordt uitgezonden. Dat betekent dat er substantieel meer belangstelling zal zijn voor het evenement. De hulpdiensten (brandweer, politie en gezondheidsdiensten) verwachten ongeveer 50.000 bezoekers.
Het spreekt volgens verweerder voor zich dat bij een evenement met een zodanige omvang, waarbij bovendien van een grote oververtegenwoordiging van jonge kinderen sprake zal zijn, zeer zorgvuldig moet worden omgesprongen met de veiligheid van de bezoekers, onder meer in het geval van calamiteiten. Mede om die reden is door de hulpdiensten van de gemeente Groningen een veiligheidsplan opgesteld. Bij evenementen als deze moet aan zogenoemd ‘crowdmanagen’ worden gedaan. De gedachte die daarover in het veiligheidsplan is beschreven is dat moet worden voorkomen dat teveel mensen tegelijk op dezelfde plek aanwezig willen zijn, waardoor (jonge) bezoekers in de verdrukking kunnen komen. Ook dient rekening te worden gehouden met onverwachte gebeurtenissen. De hulpdiensten hebben in hun veiligheidsadvies dan ook gepleit voor een zogeheten ‘overloopgebied’. Dit moet een centraal gelegen plek zijn die vrijgehouden wordt om het aantal bezoekers dat onverhoopt extra komt of zich ondanks de ‘side-events’ toch verplaatst of zich verplaatst als gevolg van een calamiteit, op te kunnen vangen. Volgens verweerder is de Vismarkt de enige geschikte plek daarvoor. De Vismarkt is centraal gelegen en vormt een schakel tussen de delen van de looproute. Bovendien heeft de Vismarkt een opvangcapaciteit van circa 8000 mensen. Omdat de Vismarkt de functie van overloopgebied krijgt, kunnen daar geen marktkramen staan.
De Grote Markt dient vrijgehouden te worden omdat ook hier mensen moeten worden ‘vastgehouden’. Er wordt een podium geplaatst waar voor en na de intocht een programma word getoond. Ook hier kunnen geen marktkramen meer staan.
Aan de financiële belangen van verzoekers heeft verweerder bij de bestreden besluiten in die zin voorbij kunnen gaan dat verzoekers bij financieel nadeel een aanvraag bij verweerder kunnen indienen om nadeelcompensatie op grond van de Nadeelcompensatieverordening. Ter zitting is daar een tweede optie bijgekomen, nu verweerder heeft aangeboden financiële schade, indien aannemelijk, in bezwaar in de beoordeling te zullen betrekken.
Verweerder heeft aangegeven het te betreuren dat verzoekers de communicatie als slecht hebben ervaren. Verweerders gemachtigde heeft ter zitting uiteengezet dat het late tijdstip van informeren van verzoekers werd veroorzaakt door het feit dat lange tijd niet duidelijk welke route de Sint zou gaan rijden. Verweerder heeft er op gewezen dat de locatie van de markt, op verzoek van verzoekers, is gewijzigd. Omdat verzoekers bezwaar hadden tegen de locatie aan de Ubbo Emmiussingel is (alsnog) gekeken naar de optie Ossenmarkt. Daar is uiteindelijk ook voor gekozen, samen met het Damsterplein, volgens verweerder dus zeer geschikte locaties, omdat beide boven een parkeergarage zijn gelegen. Over flankerend beleid, waarmee partijen bijvoorbeeld bedoelen: de wijze waarop het publiek wordt geïnformeerd over de wijzigingen van de marktlocaties en andere zaken waarmee bezoekers worden geattendeerd op de markt, valt nog alleszins te praten, aldus de gemachtigde van verweerder.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder de bestreden besluiten mogen en kunnen baseren op het veiligheidsplan. Verweerder heeft toegelicht dat dit plan is geschreven door een vertegenwoordiging van politie, brandweer en gezondheidsdiensten. Deze instanties kunnen als deskundig op het gebied van veiligheid en openbare orde worden beschouwd.
Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State mag van de juistheid van een dergelijk advies worden uitgegaan, tenzij concrete aanknopingspunten zijn aangevoerd, die twijfel laten ontstaan aan de juistheid.
De voorzieningenrechter stelt vast dat van de kant van verzoekers wel kritische kanttekeningen bij het veiligheidsplan zijn geplaatst, zeer zware zelfs, want zij bestrijden dat er een veiligheidsprobleem is, maar dat zij geen concrete aanknopingspunten hebben aangedragen (bijvoorbeeld een tegen-rapport van een deskundige) die aanleiding zouden kunnen geven om te twijfelen aan de juistheid van het veiligheidsrapport.
Evenmin kan worden gezegd dat het rapport niet concludent is of dat verweerder om andere redenen in het kader van de vergewisplicht niet op de inhoud van het rapport had mogen afgaan.
Anders dan verzoekers is de voorzieningenrechter van oordeel dat de genoemde veiligheidsrisico’s en de keuze voor de Vismarkt als overloopgebied goed onderbouwd zijn. Datzelfde geldt voor de functie van de Grote Markt. De door verzoekers voorgestelde variant met een ingedikte markt, met uitloop in de Oude Ebbingestraat, heeft verweerder mogen passeren.
De opmerking van verweerders gemachtigde ter zitting dat verweerder niet verwacht dat daar iets uit zal komen acht de voorzieningenrechter overigens voorbarig en niet bevorderlijk voor een uiteindelijke oplossing, waarover alle partijen tevreden kunnen zijn. Indien verzoekers schade aannemelijk maken en een claim indienen, zal verweerder daarop moeten beslissen.
Ook met betrekking tot de door verweerder aangewezen alternatieve locaties blijkt dat pas zeer laat definitieve keuzes zijn gemaakt door verweerder, waarbij mogelijk ook bemoeilijkende factoren zijn geweest dat de totstandkoming van een veiligheidsplan op zich liet wachten, terwijl daarnaast bij verweerder de (kennelijk onterechte) indruk is ontstaan dat verzoekers helemaal niet wilden praten over een alternatieve locatie en slechts geïnteresseerd waren in een uitkoopbedrag.
De voorzieningenrechter constateert evenwel dat verweerder uiteindelijk bij de bestreden besluiten tot een alternatieve locatiekeuze is gekomen waarvan kan worden gezegd dat verweerder in redelijkheid tot die keuze heeft kunnen komen. De locaties bevinden zich allebei weliswaar net buiten de diepenring, maar nog steeds op loopafstand van het stadshart en in de nabijheid van of zelfs op parkeergarages die waarschijnlijk volop zullen worden gebruikt op de dag van de intocht. Tenslotte overweegt de voorzieningenrechter dat, naar ter zitting door de gemachtigde van verweerder is gesteld, verweerder bereid is met verzoekers te overleggen over flankerend beleid, waarvan beide partijen vinden dat dit moet worden ingevuld.
Beslissing
mr. H.W. Wind als griffier.