Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
eiser, hierna [eiser] te noemen,
gemachtigde: mr. M.J.H. Ruijters, advocaat te Almere ten kantore van Okkerse & Schop Advocaten,
1.De vaststaande feiten
Ik heb mij beter gemeld en ben gewoon bereid om mijn eigen functie uit te oefenen en zal hiertoe ook bereid blijven. Het is mij onduidelijk waarom ik mijn eigen werkzaamheden niet kan uitoefenen. Ik zie niet in waarom ik opeens, zonder nadere toelichting of voorbereiding, op een ander adres aan de slag moet, terwijl mijn eigen werkzaamheden nog gewoon worden gedaan in de timmerfabriek aan de [adres 1]. Ik zeg hierbij dus uitdrukkelijk niet, dat ik niet bereid ben om op de [adres 2] te werken. Als dit redelijkerwijs van mij gevaagd kan worden, dan zal ik hieraan voldoen. Nu jij geen tekst en uitleg geeft, wil ik gezien de lopende ontslagprocedure bij het UWV eerst weten wat mijn rechten en plichten zijn.[…]
Nogmaals naar mijn mening ligt het echter in de rede dat ik gewoon mijn eigen werkzaamheden kan hervatten en dat ik niet zonder meer hoef te aanvaarden dat ik op het andere adres aan de slag ga.[…]
[…]
Als er specifieke redenen zijn waarom van mij ander werk verwacht wordt (ernstige bedrijfsbelangen) dan wil ik je best uit de brand helpen, maar dan ontvang ik daarvan graag een nadere onderbouwing zodat duidelijk is waarom ik een andere functie dien te vervullen, voor hoe lang dat is, en welke werkzaamheden dan van mij verwacht worden. Ondervang ik die toelichting niet, dan houd ik vast aan mijn eigen werkzaamheden. Uiteraard blijf ik beschikbaar die te verrichten, ik zal mij morgenochtend weer op mijn vaste werkplek melden.
[…]
Thans wenst u cliënt tewerk te stellen op een andere locatie, waarvan de heer [eiser] niet bekend is dat u hier een bedrijf uitoefent. Ook is onduidelijk welke werkzaamheden cliënt hier zou moeten verrichten. Om die reden heeft cliënt u gisteren schriftelijk om opheldering verzocht, welke is uitgebleven. Nu het UWV nog geen uitspraak heeft gedaan, loopt de arbeidsrelatie voorlopig gewoon door en is ook de functie van cliënt niet vervallen. Client heeft u om die reden aangegeven dat hij zijn eigen werkzaamheden wenst te verrichten. U stelt hem daartoe niet in de gelegenheid.
[…],
bevestig ik u de bereidheid van cliënt zijn overeengekomen werkzaamheden op eerste oproep te verrichten. Indien er gegronde redenen zijn waarom dat elders dient te gebeuren, is het aan u om dat deugdelijk te onderbouwen. Daarover bestaat nog te veel onduidelijkheid.Aangezien u cliënt hebt aangegeven dat hij niet welkom is op zijn eigen werkplek, ga ik ervan uit dat u hem wenst vrij te stellen van zijn werkzaamheden met behoud van salaris.[…]
2.Het geschil
3.De beoordeling
- veroordeelt Oldambt om [eiser] toe te laten zijn gebruikelijke werkzaamheden als spuiter te hervatten op de gebruikelijke tijdstippen en condities, op straffe van een dwangsom van € 250,00 voor elke dag of gedeelte daarvan gedurende welke Oldambt in gebreke blijft hieraan te voldoen, met dien verstande dat het maximum van de te verbeuren dwangsommen wordt vastgesteld op € 10.000,00;
- veroordeelt Oldambt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen het loon van € 2.856,26 per vier weken, te betalen vierwekelijks bij nabetaling, te vermeerderen met 8,25 % vakantiebijslag, tot het tijdstip waarop de dienstbetrekking tussen partijen rechtsgeldig zal zijn geëindigd;
- veroordeelt Oldambt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW van maximaal 10 % met betrekking tot het achterstallige salaris inclusief vakantiebijslag;
- veroordeelt Oldambt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen de wettelijke rente over het hiervoor genoemde achterstallige salaris inclusief vakantiebijslag alsmede over de wettelijke verhoging vanaf datum opeisbaarheid tot de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt Oldambt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen een bedrag van € 428,40 ter zake van een vergoeding voor de buitengerechtelijk incassokosten;
- veroordeelt Oldambt in de kosten van het geding, aan de zijde van [eiser] tot aan deze uitspraak vastgesteld op € 213,00 aan griffierecht, € 97,38 aan explootkosten en € 400,00 voor salaris van de gemachtigde;