ECLI:NL:RBNNE:2013:6842

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 november 2013
Publicatiedatum
11 november 2013
Zaaknummer
2394890 VV EXPL 13-119
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eénzijdige wijziging van arbeidsovereenkomst en werkweigering na ziekte

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Nederland werd behandeld, vorderde de eiser, een spuiter bij Timmerfabriek Oldambt B.V., dat hij weer zou worden toegelaten tot zijn gebruikelijke werkzaamheden na een periode van ziekte. De eiser had zich op 15 juli 2013 ziek gemeld en was op 5 september 2013 hersteld. Echter, de directeur van Oldambt, de heer [directeur], had hem meegedeeld dat hij zich op een andere locatie moest melden voor werk, wat de eiser als een eenzijdige wijziging van zijn arbeidsovereenkomst beschouwde. De eiser betwistte dat hij werkweigering had gepleegd, aangezien hij bereid was zijn eigen werkzaamheden te hervatten, maar niet op de nieuwe locatie zonder duidelijke uitleg over de wijziging.

De mondelinge behandeling vond plaats op 23 oktober 2013, waarbij beide partijen hun standpunten uiteenzetten. De kantonrechter oordeelde dat Oldambt niet gerechtigd was om de arbeidsovereenkomst eenzijdig te wijzigen zonder de eiser adequaat te informeren over de redenen en de nieuwe werkzaamheden. De kantonrechter concludeerde dat er geen sprake was van werkweigering door de eiser, aangezien hij zich had gemeld op zijn gebruikelijke werkplek en bereid was zijn werkzaamheden te hervatten. De vordering van de eiser tot wedertewerkstelling en doorbetaling van loon werd toegewezen, met een dwangsom voor het geval Oldambt in gebreke zou blijven. Tevens werd Oldambt veroordeeld tot betaling van achterstallig loon, wettelijke verhoging en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten werden ook aan Oldambt opgelegd, aangezien zij grotendeels in het ongelijk waren gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Sector privaatrecht
Locatie Groningen
Zaak\rolnummer: 2394890 VV EXPL 13-119
Vonnis in kort geding van 1 november 2013
inzake
[naam],wonende te [woonplaats],
eiser, hierna [eiser] te noemen,
gemachtigde: mr. M.J.H. Ruijters, advocaat te Almere ten kantore van Okkerse & Schop Advocaten,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Timmerfabriek Oldambt B.V.,
gedaagde, hierna Oldambt te noemen,
gemachtigde: mr. A.J. Boer, advocaat te Assen ten kantore van Sluyter Advocaten,
PROCESGANG
Op de in de inleidende dagvaarding genoemde gronden heeft [eiser] (zakelijk weergegeven) gevorderd dat Oldambt bij wijze van voorlopige voorziening wordt veroordeeld:
I. om [eiser], op straffe van een dwangsom, toe te laten tot de hervatting van zijn gebruikelijke werkzaamheden als Spuiter op de overigens gebruikelijke tijdstippen en condities;
II. tot doorbetaling van loon aan [eiser] vanaf 10 september 2013 tot het tijdstip waarop de dienstbetrekking tussen partijen rechtsgeldig zal zijn geëindigd, vermeerderd met de wettelijke verhoging, een vergoeding voor de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente;
III. tot betaling van de aan de zijde van [eiser] gevallen proceskosten.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 oktober 2013. Partijen (Oldambt deugdelijk vertegenwoordigd door haar directeur [directeur]) zijn ter zitting verschenen en werden bijgestaan door hun gemachtigde. Ter zitting hebben partijen hun wederzijdse standpunten (nader) uiteen gezet, waarbij namens Oldambt een pleitnota is overgelegd. Van het verhandelde is door de griffier aantekening gehouden. Het vonnis is ten slotte bepaald op heden.
OVERWEGINGEN

1.De vaststaande feiten

1.1.
[eiser] is op [begin] 1996 bij (de rechtsvoorgangster van) Oldambt in dienst getreden als spuiter. Zijn brutoloon bedraagt thans € 2.856,26 per vier weken, exclusief 8,25 % vakantiebijslag en andere emolumenten.
1.2.
De werkzaamheden als spuiter worden verricht op het adres [adres 1] te Winschoten. [eiser] is de enige spuiter bij Oldambt.
1.3.
Oldambt heeft op 10 juli 2013 een ontslagaanvraag wegens bedrijfseconomische omstandigheden bij het UWV-Werkbedrijf ingediend voor drie van haar werknemers, waaronder [eiser].
1.4.
[eiser] heeft zich op 15 juli 2013 ziek gemeld wegens gescheurde enkelbanden.
1.5.
Op donderdag 5 september 2013 heeft [eiser] zich weer hersteld gemeld. Daarop is met de directeur van Oldambt, de heer [directeur], afgesproken dat [eiser] op maandag 9 september 2013 zijn werkzaamheden zou hervatten.
1.6.
Op vrijdag 6 september 2013 heeft de heer [directeur] [eiser] telefonisch meegedeeld dat hij zich maandag bij het pand aan de [adres 2] te Winschoten moest melden.
1.7.
[eiser] heeft op zondag 8 september 2013 per e-mail een brief verstuurd naar de heer [directeur]. Daarin heeft hij opheldering verzocht over de reden van de locatiewijziging en eveneens over de te verrichten werkzaamheden die aldaar van hem werden verwacht. [eiser] heeft zo onder meer in de brief vermeld:
Ik heb mij beter gemeld en ben gewoon bereid om mijn eigen functie uit te oefenen en zal hiertoe ook bereid blijven. Het is mij onduidelijk waarom ik mijn eigen werkzaamheden niet kan uitoefenen. Ik zie niet in waarom ik opeens, zonder nadere toelichting of voorbereiding, op een ander adres aan de slag moet, terwijl mijn eigen werkzaamheden nog gewoon worden gedaan in de timmerfabriek aan de [adres 1]. Ik zeg hierbij dus uitdrukkelijk niet, dat ik niet bereid ben om op de [adres 2] te werken. Als dit redelijkerwijs van mij gevaagd kan worden, dan zal ik hieraan voldoen. Nu jij geen tekst en uitleg geeft, wil ik gezien de lopende ontslagprocedure bij het UWV eerst weten wat mijn rechten en plichten zijn.[…]
Nogmaals naar mijn mening ligt het echter in de rede dat ik gewoon mijn eigen werkzaamheden kan hervatten en dat ik niet zonder meer hoef te aanvaarden dat ik op het andere adres aan de slag ga.[…]
1.8.
Op 9 september 2013 heeft [eiser] zich om 7.00 uur gemeld op het voor hem gebruikelijke adres aan de [adres 1]. Ruim een uur nadien trof hij de heer [directeur], die hem daarop werkweigering verweet. [eiser] is daarop naar huis gegaan.
1.9.
Diezelfde middag heeft [eiser] een e-mailbericht naar de heer [directeur] verzonden met onder meer de volgende inhoud:
[…]
Als er specifieke redenen zijn waarom van mij ander werk verwacht wordt (ernstige bedrijfsbelangen) dan wil ik je best uit de brand helpen, maar dan ontvang ik daarvan graag een nadere onderbouwing zodat duidelijk is waarom ik een andere functie dien te vervullen, voor hoe lang dat is, en welke werkzaamheden dan van mij verwacht worden. Ondervang ik die toelichting niet, dan houd ik vast aan mijn eigen werkzaamheden. Uiteraard blijf ik beschikbaar die te verrichten, ik zal mij morgenochtend weer op mijn vaste werkplek melden.
1.10.
Aan het begin van de avond op 9 september 2013 heeft de heer [directeur] voormeld bericht van [eiser] beantwoord. Daarbij heeft hij herhaald dat sprake was van werkweigering door [eiser] en hij heeft [eiser] opgeroepen om zich de volgende aan de [adres 2] te Winschoten te melden voor werk.
1.11.
Dinsdagochtend 10 september 2013 heeft [eiser] zich gemeld op het gebruikelijke adres aan de [adres 1]. Daar werd hem door de heer [directeur] meegedeeld dat hij zich op de andere locatie moest melden. [eiser] heeft dat niet gedaan.
1.12.
Diezelfde middag heeft de gemachtigde van [eiser] een brief aan de heer [directeur] gestuurd met onder meer de volgende inhoud:
[…]
Thans wenst u cliënt tewerk te stellen op een andere locatie, waarvan de heer [eiser] niet bekend is dat u hier een bedrijf uitoefent. Ook is onduidelijk welke werkzaamheden cliënt hier zou moeten verrichten. Om die reden heeft cliënt u gisteren schriftelijk om opheldering verzocht, welke is uitgebleven. Nu het UWV nog geen uitspraak heeft gedaan, loopt de arbeidsrelatie voorlopig gewoon door en is ook de functie van cliënt niet vervallen. Client heeft u om die reden aangegeven dat hij zijn eigen werkzaamheden wenst te verrichten. U stelt hem daartoe niet in de gelegenheid.
[…],
bevestig ik u de bereidheid van cliënt zijn overeengekomen werkzaamheden op eerste oproep te verrichten. Indien er gegronde redenen zijn waarom dat elders dient te gebeuren, is het aan u om dat deugdelijk te onderbouwen. Daarover bestaat nog te veel onduidelijkheid.Aangezien u cliënt hebt aangegeven dat hij niet welkom is op zijn eigen werkplek, ga ik ervan uit dat u hem wenst vrij te stellen van zijn werkzaamheden met behoud van salaris.[…]
1.13.
Daarop ontving [eiser] diezelfde dag, 10 september 2013, per e-mail het bericht van de heer [directeur] dat hij wederom heeft verzuimd en na sommatie heeft geweigerd zich te melden bij het opgegeven adres. Ook is daarin vermeld dat [eiser] opknapwerkzaamheden moest verrichten aan het desbetreffende, door Oldambt gehuurde pand. Het bericht is besloten met de mededeling dat de loonbetaling is opgeschort vanwege het verzuim de werkzaamheden te hervatten.
1.14.
Bij e-mailbericht van woensdag 11 september 2013 heeft de gemachtigde van [eiser] wederom duidelijkheid aan de heer [directeur] verzocht over de door Oldambt van [eiser] verwachte werkzaamheden en over de reden van de wijziging van locatie.
1.15.
De heer [directeur] heeft daarop gereageerd met de mededeling dat hij duidelijk genoeg is geweest in zijn e-mailbericht van 10 september 2013 en aan verdere contacten geen behoefte heeft.
1.16.
Eveneens op woensdag 11 september 2013 heeft [eiser] aan de heer [directeur] per e-mail bericht dat hij zich de volgende dag op het adres aan de [adres 2], waarvan hem inmiddels via de gegevens van de Kamer van Koophandel was gebleken dat dit het nieuwe vestigingsadres van Oldambt was, zal melden.
1.17.
In de ochtend van donderdag 12 september 2013 heeft [eiser] de heer [directeur] noch op het nieuwe vestigingsadres, noch op het adres aan de [adres 1] getroffen. [naam] senior, voormalig directeur, was wel aanwezig en heeft [eiser] kort en goed laten weten dat hij niet meer welkom was.
1.18.
Op vrijdag 13 september 2013 heeft de gemachtigde van [eiser] aan de heer [directeur] geschreven dat [eiser] zich niet meer zal melden, aangezien hij zich al vier ochtenden had gemeld en weer was weggestuurd. Daarbij heeft zij aangegeven dat [eiser] bereid blijft de overeengekomen werkzaamheden te verrichten.
1.19.
De heer [directeur] heeft in reactie op voorgaand bericht van de gemachtigde van [eiser] gemeld dat de uitlating van [naam] senior hem niet bekend is en deze ook niet relevant is, aangezien de heer [directeur] de enige bestuurder is. Verder heeft hij voor wat betreft zijn standpunt verwezen naar zijn eerdere e-mailberichten.
1.20.
De gemachtigde van [eiser] heeft daarop aan [directeur] laten weten dat [eiser] zich op maandagochtend 16 september 2013 zal melden op de nieuwe locatie.
1.21.
De heer [directeur] heeft daarop, onder verwijzing naar het inmiddels aan de gemachtigde verzonden verzoekschrift voor de ontbindingsprocedure, te kennen gegeven dat de situatie vanwege de werkweigering van [eiser] is gewijzigd.
1.22.
Op 26 september 2013 heeft het UWV-Werkbedrijf aan Oldambt toestemming verleend om de arbeidsovereenkomst van [eiser] te beëindigen. Oldambt heeft de arbeidsovereenkomst vervolgens per 24 januari 2014 opgezegd.

2.Het geschil

2.1.
Partijen zijn in essentie in geschil over het antwoord op de vraag of al dan niet sprake is van werkweigering door [eiser].
2.2.
Waar nodig zal hierna nader op de stellingen van partijen worden ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
De aard van de vordering brengt mee dat [eiser] daarbij een spoedeisend belang heeft.
3.2.
In deze procedure moet aan de hand van de door partijen gepresenteerde feiten, zonder nader onderzoek, worden beoordeeld of de vordering van [eiser] tot wedertewerkstelling in zijn eigen functie en doorbetaling van loon in een eventuele bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat vooruitlopend daarop toewijzing van de gevraagde voorlopige voorzieningen gerechtvaardigd is.
3.3.
Vaststaat dat [eiser] bij Oldambt is aangesteld in de functie van spuiter. Duidelijk is ook dat Oldambt [eiser] na afloop van zijn ziekteperiode niet meer als spuiter heeft toegelaten. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling is gebleken dat Oldambt [eiser] heeft willen inzetten voor opknapwerkzaamheden, waaronder schilderwerkzaamheden, op haar nieuwe vestigingsadres. Naar het voorlopige oordeel van de kantonrechter brengt deze verandering, anders dan Oldambt meent, een wijziging van de arbeidsovereenkomst mee.
3.4.
De vraag die in deze zaak voorligt is of Oldambt de bestaande overeenkomst eenzijdig mag wijzigen. Nu niet is gesteld en ook niet is gebleken dat de arbeidsovereenkomst een wijzigingsbeding bevat, zal dit moeten worden beoordeeld naar de maatstaf zoals door de Hoge Raad is ontwikkeld in Stoof/Mammoet (HR 11 juli 2008, LJN BD1847).
3.5.
Kort gezegd komt die maatstaf erop neer dat onderzocht dient te worden of Oldambt als goed werkgever in een wijziging van de omstandigheden aanleiding heeft kunnen vinden voor het doen van een voorstel tot wijziging van de arbeidsvoorwaarden, en of het door Oldambt gedane voorstel redelijk is. Indien van een redelijk voorstel sprake is, dient vervolgens te worden onderzocht of aanvaarding van dat voorstel in het licht van de omstandigheden van het geval in redelijkheid van [eiser] gevergd kan worden.
3.6.
Oldambt stelt - zo begrijpt de kantonrechter - dat de wijziging van werkzaamheden is gelegen in de omstandigheid dat de werkzaamheden als spuiter vanwege de afname van opdrachten zijn weggevallen. Voor zover moet worden aangenomen dat de eigen werkzaamheden van [eiser] inderdaad zijn weggevallen – hetgeen door [eiser] overigens wordt betwist – en Oldambt in deze omstandigheid aanleiding heeft kunnen vinden om de werkplek en werkzaamheden van [eiser] te wijzigen, had het op haar weg gelegen om [eiser] te informeren over die gewijzigde omstandigheid en eveneens om duidelijkheid te verschaffen over de van hem verwachte gewijzigde werkzaamheden. Op grond van de door [eiser] overgelegde correspondentie die tussen partijen heeft plaatsgevonden, is naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter voldoende aannemelijk geworden dat Oldambt hiermee in gebreke is gebleven. Door Oldambt zijn geen althans onvoldoende feiten gesteld die tot een ander oordeel zouden moeten leiden.
3.7.
Gelet op voorgaande rechtsoverweging moet het er in deze procedure voor worden gehouden dat [eiser] door Oldambt niet is geïnformeerd over de wijziging van omstandigheden die specifiek betrekking hebben op de eigen functie van [eiser] noch over de door hem te verrichten andere werkzaamheden. Van een redelijk voorstel, waarvan van [eiser] in redelijkheid kon worden gevergd deze te aanvaarden, is dan ook geen sprake geweest. Oldambt heeft dan ook niet tot een eenzijdige wijzing van de arbeidsovereenkomst kunnen besluiten.
3.8.
Vaststaat dat [eiser] zich bereid heeft verklaard de overeengekomen werkzaamheden - waaromtrent hem niet was meegedeeld dat deze waren komen te vervallen - te hervatten. Van werkweigering is naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter daarom geen sprake. Oldambt was dan ook niet gerechtvaardigd het loon op te schorten.
3.9.
Overigens overweegt de kantonrechter dat de grond waarop Oldambt de opschorting van de loonbetaling heeft gebaseerd – namelijk werkweigering op de door haar opge-dragen locatie – op donderdag 12 september 2013 is komen te vervallen. Op deze dag heeft [eiser] zich immers op de door Oldambt aangegeven locatie gemeld. Dit had voor Oldambt aanleiding moeten zijn om tot doorbetaling van het loon over te gaan.
3.10.
Voorgaande rechtsoverwegingen brengen de conclusie mee dat de vordering ter zake van de wedertewerkstelling inclusief de gevorderde dwangsom toewijsbaar is. Ook de vordering die ziet op de doorbetaling van het loon zal worden toegewezen. Verder zal de vordering met betrekking tot de wettelijke verhoging worden toegewezen. De kantonrechter acht evenwel termen aanwezig om deze te matigen tot maximaal 10 %. Daarnaast zal de hierover gevorderde wettelijke rente eveneens worden toegewezen.
3.11.
Aangezien Oldambt met de betaling van het loon in verzuim is en genoegzaam is gebleken dat er buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht, zal de vordering ter zake worden toegewezen. De hierover gevorderde rente zal worden afgewezen, omdat niet gesteld of gebleken is dat deze kosten al daadwerkelijk zijn betaald aan de gemachtigde.
3.12.
Oldambt zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
BESLISSING IN KORT GEDING
De kantonrechter:
  • veroordeelt Oldambt om [eiser] toe te laten zijn gebruikelijke werkzaamheden als spuiter te hervatten op de gebruikelijke tijdstippen en condities, op straffe van een dwangsom van € 250,00 voor elke dag of gedeelte daarvan gedurende welke Oldambt in gebreke blijft hieraan te voldoen, met dien verstande dat het maximum van de te verbeuren dwangsommen wordt vastgesteld op € 10.000,00;
  • veroordeelt Oldambt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen het loon van € 2.856,26 per vier weken, te betalen vierwekelijks bij nabetaling, te vermeerderen met 8,25 % vakantiebijslag, tot het tijdstip waarop de dienstbetrekking tussen partijen rechtsgeldig zal zijn geëindigd;
  • veroordeelt Oldambt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW van maximaal 10 % met betrekking tot het achterstallige salaris inclusief vakantiebijslag;
  • veroordeelt Oldambt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen de wettelijke rente over het hiervoor genoemde achterstallige salaris inclusief vakantiebijslag alsmede over de wettelijke verhoging vanaf datum opeisbaarheid tot de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt Oldambt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen een bedrag van € 428,40 ter zake van een vergoeding voor de buitengerechtelijk incassokosten;
  • veroordeelt Oldambt in de kosten van het geding, aan de zijde van [eiser] tot aan deze uitspraak vastgesteld op € 213,00 aan griffierecht, € 97,38 aan explootkosten en € 400,00 voor salaris van de gemachtigde;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. van den Bosch, kantonrechter, en op 1 november 2013 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
typ: mb