ECLI:NL:RBNNE:2013:6792

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 maart 2013
Publicatiedatum
8 november 2013
Zaaknummer
17/885241-12
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging doodslag en openlijke geweldpleging na tegenstrijdige getuigenverklaringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 26 maart 2013 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot doodslag en openlijke geweldpleging. De rechtbank sprak de verdachte vrij van beide tenlastegelegde feiten. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 9 augustus 2011 in Sneek, waar de verdachte en zijn vrienden betrokken waren bij een confrontatie met het slachtoffer. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer, waarbij de verdachte zou hebben geslagen en geschopt. De officier van justitie vorderde vrijspraak van het primair ten laste gelegde en ontslag van alle rechtsvervolging voor het subsidiair ten laste gelegde, onder verwijzing naar noodweer.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de betrokkenen, waaronder die van het slachtoffer en getuigen, tegenstrijdigheden vertoonden. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte het slachtoffer tegen het hoofd had geschopt of op een andere manier zodanig geweld had gepleegd dat dit had kunnen leiden tot de dood of zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van eendrachtig handelen tussen de verdachte en zijn medeverdachten, wat noodzakelijk is voor de kwalificatie van openlijke geweldpleging.

Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van zowel de poging tot doodslag als de openlijke geweldpleging. Tevens werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en de rechters de zaak op zorgvuldige wijze hebben beoordeeld, rekening houdend met de tegenstrijdige getuigenverklaringen en de context van het incident.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 17/885241-12
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 26 maart 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 12 maart 2013.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.C. Cornelisse, advocaat te Apeldoorn.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 9 augustus 2011, te Sneek, in de gemeente Súdwest Fryslân, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, althans opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met gebalde vuist) tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam heeft/hebben geslagen en/of/daarbij/vervolgens die [slachtoffer] de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Ik steek je neer. Ik pak een mes en steek je dood of ik maak je kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of/vervolgens - terwijl die [slachtoffer] op de grond lag - die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam heeft/hebben geschopt/getrapt en/of geslagen/gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Art. 287 jo. art. 45 jo. art. 47 en/of art. 302 jo. art. 45 jo. art. 47 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 9 augustus 2011, te Sneek, in de gemeente Súdwest Fryslân, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Koopmansgracht, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal, (met gebalde vuist) tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam van die [slachtoffer] slaan en/of/daarbij/vervolgens het die [slachtoffer] de woorden toevoegen: "Ik steek je neer. Ik pak een mes en steek je dood of ik maak je kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of/vervolgens het - terwijl die [slachtoffer] op de grond lag - meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam van die [slachtoffer] schoppen/trappen en/of slaan/stompen.
(Art. 141 Wetboek van Strafrecht)
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- vrijspraak van het primair ten laste gelegde;
- ontslag van alle rechtsvervolging ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde.

Beoordeling van het bewijs

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde en ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat de klap die verdachte heeft gegeven kan worden beschouwd als een vorm van noodweer.
Voor de rechtbank staat vast dat verdachte op 9 augustus 2011 in Sneek was om daar samen met een groepje vrienden deel te nemen aan de feestelijkheden rond de Sneekweek. Verdachte en zijn vrienden zijn op de bewuste avond teruggekeerd van een feestje. Zij hadden een winkelwagentje bij zich met daarin onder meer geluidsapparatuur en een koelbox, gevuld met blikjes drinken, een plastic fles cola en ijsblokjes. Het winkelwagentje is omgevallen en de inhoud van het wagentje is daarbij op de straat terechtgekomen. Aangever [slachtoffer] heeft verdachte en zijn vrienden vermaand de rommel op te ruimen.
De rechtbank stelt vast dat over hetgeen daarna is gebeurd de lezingen van aangever, verdachte, zijn medeverdachten en de getuigen uiteenlopen. De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat getwijfeld kan worden aan de betrouwbaarheid van de diverse getuigenverklaringen aangezien deze tegenstrijdigheden en onjuistheden bevatten. De rechtbank zal deze verklaringen derhalve buiten beschouwing laten.
Aangever heeft verklaard dat hij [medeverdachte 1] bij de keel heeft gepakt en dat [medeverdachte 1] heeft geprobeerd hem te slaan en dat hij daarna werd geschopt en geslagen. Aangever heeft niet verklaard dat hij daarbij ten val is gekomen en evenmin dat de jongens hem tegen het hoofd of andere vitale of kwetsbare lichaamsdelen hebben geschopt.
Nu uit het voorgaande niet kan worden afgeleid dat verdachte en/of (één van) de medeverdachten aangever tegen het hoofd heeft geschopt of aangever anderszins zodanig heeft geslagen of geschopt dat sprake is van geweld dat had kunnen leiden tot de dood of zwaar lichamelijk letsel, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het primair ten laste gelegde.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde stelt de rechtbank voorop dat van "in vereniging" plegen van geweld sprake is, indien betrokkenen eendrachtig en in onderlinge betrokkenheid hebben gehandeld.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is geweest van twee afzonderlijke momenten waarop verdachte en [medeverdachte 1] aangever een klap hebben gegeven. Het door verdachte gebruikte geweld moet daarom worden losgezien van het geweld dat door [medeverdachte 1] is gepleegd. Van eendrachtig handelen en van onderlinge betrokkenheid is geen sprake. De rechtbank concludeert derhalve dat niet kan worden geoordeeld dat sprake is geweest van "in vereniging" plegen van geweld. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het subsidiair ten laste gelegde.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Aangezien verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit zal de benadeelde, op grond van het bepaalde in artikel 361, tweede lid onder b van het Wetboek van Strafvordering, niet-ontvankelijk worden verklaard.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] niet ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.R. de Vries, voorzitter, mr. M. Haisma en mr. M.A.M. Wolters, rechters, bijgestaan door mr. C.V. van Overbeeke, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 maart 2013.
w.g.
De Vries
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Haisma
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Wolters
locatie Leeuwarden,
Van Overbeeke

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 17/885241-12
proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer in bovengenoemde rechtbank op 12 maart 2013
Tegenwoordig:
mr. M.R. de Vries, voorzitter,
mr. M. Haisma en mr. M.A.M. Wolters, rechters,
mr. H.J. Mous, officier van justitie, en
mr. C.V. van Overbeeke, griffier.
De behandeling van de zaak tegen de verdachte geschiedt -op praktische gronden- gelijktijdig met de behandeling van de zaak onder parketnummer 17/ 885240-12 tegen de [medeverdachte 1] en de zaak onder parketnummer 17/885242-12 tegen de [medeverdachte 2], nochtans zonder dat deze zaken worden gevoegd.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De voorzitter belast de oudste rechter met de leiding van het onderzoek.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de oudste rechter te zijn genaamd:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. A.C. Cornelisse, advocaat te Apeldoorn.
………………………
De oudste rechter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 26 maart 2013 te 13:30 uur.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.