4.Met de studie samenhangende reis- en verblijfkosten worden niet vergoed.
(…)
2.7.[naam eiser] heeft deze studieovereenkomst niet ondertekend, aangezien hij het niet eens was met de daarin (sub artikel 1 lid 2) opgenomen loonbetalingsregeling. Zijn gemachtigde heeft zulks bij brief van 15 november 2011 aan [gedaagde naam] medegedeeld. Ook nadien hebben partijen geen overeenstemming over een studieovereenkomst bereikt.
2.8.[naam eiser] is in september 2011 met de opleiding MVK begonnen. Hij heeft het diploma van deze opleiding behaald.
2.9.[naam eiser] heeft van 21 september 2011 tot en met 28 februari 2012 stage gelopen bij het bedrijf Safety.nl te Waterhuizen (Gn). De overeengekomen stageomvang bedroeg 16 uur per week. De stage was bedoeld om [naam eiser] in verband met zijn opleiding MVK in de gelegenheid te stellen om werkervaring op te doen.
2.10.Op 9 juli 2012 is een detacheringsovereenkomst tussen [gedaagde naam] als uitlener en Safety.nl als inlener gesloten, op grond waarvan [gedaagde naam] [naam eiser] voor de periode van 1 juli 2012 tot en met 13 september 2012 heeft uitgeleend aan Safety.nl. In de detacheringsovereenkomst is tevens opgenomen dat het de intentie van Safety.nl is om [naam eiser] met ingang van 14 september 2012 in dienst te nemen.
2.11.[naam eiser] is per 14 september 2012 bij Safety.nl in dienst getreden.
2.12.In het najaar van 2012 is tussen (de gemachtigde van) [naam eiser] en [gedaagde naam] gecorrespondeerd over de afwikkeling van het dienstverband. In dit verband heeft [naam eiser] aanspraak gemaakt op vergoeding van de studiekosten MVK en een correcte afwikkeling van de arbeidsovereenkomst, waarbij openstaand(e) vakantiegeld en vakantiedagen worden uitbetaald. Partijen hebben in dezen evenwel geen overeenstemming bereikt.
2.13.Stigas heeft 1/3 deel van de opleidingskosten MVK voor haar rekening genomen en uitgekeerd.
De beoordeling van het geschil
Betaling van re-integratiekosten
3.1.[naam eiser] vordert betaling van een bedrag van € 6.322,68 aan re-integratiekosten. Deze kosten bestaan uit de (resterende) kosten van de opleiding MVK ad € 5.117,-, alsmede in het kader van deze opleiding gemaakte reiskosten ten bedrage van € 1.205,68.
3.2.Aan zijn vorderingen legt [naam eiser] primair ten grondslag dat Stigas - mede namens [gedaagde naam] - heeft erkend op grond van artikel 7:658a/7:611 BW de verplichting te hebben om re-integratiekosten in het kader van het tweede spoor aan [naam eiser] te voldoen. Tussen partijen is overeengekomen dat [naam eiser] de opleiding MVK zou gaan volgen en dat [naam eiser] in dat kader stage zou gaan lopen bij Safety.nl, omdat deze opleiding hem de meeste kans bood op een baan bij een andere werkgever in het kader van genoemd tweede spoor. Uit de betaling door Stigas van een gedeelte van de re-integratiekosten blijkt ook dat [gedaagde naam] het ermee eens was dat [naam eiser] genoemde opleiding volgde. Subsidiair legt [naam eiser] aan zijn vorderingen ten grondslag dat [gedaagde naam] als werkgever - op grond van artikel 7:658a jo. 7:611 BW - gehouden is om te zorgen voor een goede re-integratie, in dit geval in het tweede spoor. De kosten die met deze re-integratie zijn gemoeid, waaronder opleidingskosten, komen voor rekening van de werkgever. Indien de vordering tot integrale betaling van de resterende re-integratiekosten niet wordt toegewezen, dan stelt [naam eiser] zich op het standpunt dat [gedaagde naam] een derde deel van deze kosten (€ 2.588,50) dient te voldoen. Op grond van alle feiten en omstandigheden mocht [naam eiser] erop vertrouwen dat [gedaagde naam] in ieder geval dit bedrag aan hem zou voldoen ter zake studiekosten.
3.3.[gedaagde naam] betwist de vordering van [naam eiser]. Zij voert daartoe aan dat er tussen partijen overeenstemming is bereikt over betaling van de kosten van de opleiding MVK, zoals verwoord in de in dat kader door [gedaagde naam] opgestelde conceptovereenkomst. [naam eiser] heeft zich hiermee mondeling akkoord verklaard. De redenen dat [gedaagde naam] in deze overeenkomst een afbouwregeling voor de salarisbetaling had opgenomen, waren erin gelegen dat [naam eiser] via Safety.nl ook al inkomsten zou ontvangen en dat het zonder baangarantie zinloos is om een opleiding in het kader van een re-integratie te bekostigen. Van een werkgever kan overigens niet worden gevergd dat hij in het kader van zijn re-integratieverplichtingen de gehele opleiding van een arbeidsongeschikte werknemer bekostigt. Tot slot wijst [gedaagde naam] er nog op dat de door Stigas betaalde bijdrage in de kosten van de opleiding onterecht is geweest, omdat [naam eiser] zich niet gebonden heeft geacht aan genoemde overeenkomst.
3.4.De kantonrechter oordeelt als volgt. Het geschil tussen partijen ziet op de verplichtingen die op [gedaagde naam] als werkgever jegens [naam eiser] als arbeidsongeschikte werknemer rustten in het kader van de re-integratie tweede spoor. Dienaangaande is in artikel 7:658a, 2e volzin, BW - voor zover van belang - bepaald dat indien vaststaat dat de eigen arbeid niet meer kan worden verricht en in het bedrijf van de werkgever geen andere passende arbeid voorhanden is, de werkgever gedurende het tijdvak waarin recht op loonbetaling bestaat, de inschakeling van de werknemer in voor hem passende arbeid in het bedrijf van een andere werkgever bevordert. Deze re-integratieverplichting van de werkgever behelst een inspanningsverplichting om tot externe herplaatsing van de werknemer te komen en vloeit voort uit de eisen van goed werkgeverschap als bedoeld in artikel 7:611 BW.
3.5.Naar het oordeel van de kantonrechter was [gedaagde naam] als werkgever in het kader van haar hiervoor omschreven verplichting om de re-integratie van [naam eiser] in het bedrijf van een andere werkgever te bevorderen, gehouden om de kosten van de door [naam eiser] gevolgde opleiding MVK voor haar rekening te nemen, nu er zich concreet een andere werkgever, in de persoon van het bedrijf Safety.nl, had aangediend waar [naam eiser] stage kon lopen naast de door hem gewenste/gevolgde opleiding MVK. Bij de beantwoording van de vraag of en in hoeverre van een werkgever enige financiële bijdrage kan worden gevergd ten behoeve van de re-integratie speelt ook de redelijkheid een rol. Van een werkgever kan redelijkerwijs niet worden gevergd dat hij financieel bijdraagt aan re-integratietrajecten waarvan vast staat dat die niet tot hervatting van werk zullen leiden. Er was in dezen echter geen sprake van "zomaar" een opleiding, maar van een opleiding die tot een concrete baan bij een andere werkgever kon leiden. Dat is er uiteindelijk ook daadwerkelijk van gekomen, nu [naam eiser] per 14 september 2012 bij Safety.nl - waar hij eerder stage liep en gedetacheerd was - in dienst is getreden. De kantonrechter stelt voorts vast dat [gedaagde naam] in de aan [naam eiser] voorgelegde concept studieovereenkomst een afbouwregeling voor de loonbetaling heeft voorgesteld, in het licht van de stage en de detachering van [naam eiser] bij Safety.nl. De stelling van [gedaagde naam] dat [naam eiser] (mondeling) met (de voorwaarden van) deze studieovereenkomst akkoord is gegaan, is onvoldoende onderbouwd en zal dan ook worden gepasseerd. Overigens lag het naar het oordeel van de kantonrechter ook niet voor de hand om de kwesties van de opleidingskosten en die van de loonbetaling aan elkaar te verbinden. Wie feitelijk gedurende de detachering het loon van [naam eiser] voor zijn rekening nam, was een aangelegenheid tussen [gedaagde naam] als uitlener en Safety.nl als inlener bij de detacheringsovereenkomst.
De gevorderde betaling van de (resterende) opleidingskosten zal dan ook worden toegewezen.
3.6.Op basis van hetgeen hiervoor is overwogen, acht de kantonrechter ook de gevorderde reiskosten toewijsbaar. Het vergoeden van reiskosten ter zake een in het kader van de re-integratie tweede spoor gevolgde opleiding valt naar het oordeel van de kantonrechter eveneens onder de faciliterende maatregelen die een werkgever dient te treffen om inschakeling van de arbeidsongeschikte werknemer in het bedrijf van een andere werkgever te bevorderen. Voorts is de hoogte van de gevorderde reiskosten door [gedaagde naam] niet weersproken.
Betaling van openstaande vakantiedagen
3.7.[naam eiser] stelt dat hij bij het einde van de loonbetalingsverplichtingsperiode van [gedaagde naam] nog twintig vakantiedagen had openstaan. Nu er weliswaar formeel nog steeds geen einde is gekomen aan de arbeidsverhouding tussen [gedaagde naam] en [naam eiser], maar feitelijk wel doordat [naam eiser] inmiddels bij een andere werkgever (Safety.nl) in dienst is getreden, is [naam eiser] van mening dat genoemde vakantiedagen door [gedaagde naam] aan hem dienen te worden uitbetaald. De door [gedaagde naam] genoemde werkzaamheden voor derden zijn in het kader van de detacheringsovereenkomst uitgevoerd. Zij ontslaan [gedaagde naam] niet van haar verplichting jegens [naam eiser] tot uitbetaling van niet opgenomen vakantiedagen. De waarde van de niet opgenomen en uit te betalen vakantiedagen is € 3.091,20 bruto.
3.8.[gedaagde naam] betwist de vordering van [naam eiser] en zij voert daartoe het volgende aan. [naam eiser] was verplicht om aan [gedaagde naam] te melden wanneer hij vakantiedagen opnam, hetgeen [naam eiser] heeft nagelaten. [naam eiser] heeft [gedaagde naam] onder meer niet ingelicht over het feit dat hij werk voor derden verricht/zou verrichten. Daarnaast is het te vaak voorgekomen dat [naam eiser] zijn telefoon niet beantwoordde. [gedaagde naam] acht het niet aannemelijk dat [naam eiser] geen enkele vakantiedag heeft opgenomen in de afgelopen twee ziektejaren. Ten slotte wijst [gedaagde naam] erop dat [naam eiser] sinds het aanvangen van de detacheringsovereenkomst in juli 2012 tot 14 september 2012 44 dagen niet heeft gewerkt, maar wel loon heeft ontvangen. Tegen die achtergrond dienen de 20 nog openstaande vakantiedagen als ruimschoots opgenomen te worden beschouwd.
3.9.De kantonrechter stelt voorop dat de bewijslast van het tegoed aan vakantiedagen aan de zijde van de werknemer ligt, maar dat de werkgever bij betwisting van het door de werknemer gestelde tegoed in beginsel zijn betwisting mede zal moeten motiveren aan de hand van gegevens uit de door de werkgever bij te houden vakantiedagenadministratie, welke gegevens in het geding dienen te worden gebracht (zie HR 12 september 2003, NJ 2003, 604). Vakantiedagen die bij het einde van het dienstverband niet zijn opgenomen, dienen door de werkgever te worden uitbetaald, zo bepaalt artikel 7:641 lid 1 BW.
In het onderhavige geval is de arbeidsovereenkomst tussen [gedaagde naam] en [naam eiser] kennelijk nog niet formeel beëindigd. Waar evenwel vast staat dat [naam eiser] na zijn re-integratie tweede spoor per 14 september 2012 in dienst is getreden bij een andere werkgever, brengt een redelijke wetstoepassing mee dat het dienstverband van partijen als geëindigd in de zin van artikel 7:641 lid 1 BW moet worden beschouwd. Aldus is [gedaagde naam] gehouden om per die datum nog openstaande vakantiedagen aan [naam eiser] uit te betalen.
3.10.Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [gedaagde naam] het aantal door [naam eiser] genoemde openstaande vakantiedagen van 20 onvoldoende gemotiveerd betwist. Gegevens uit de vakantiedagenadministratie van de onderneming - die het verweer zouden kunnen ondersteunen - heeft [gedaagde naam] niet overgelegd, zodat van de juistheid van het door [naam eiser] genoemde aantal openstaande vakantiedagen zal worden uitgegaan. [gedaagde naam] gaat er voorts in zijn verweer klaarblijkelijk van uit dat [naam eiser] tijdens arbeidsongeschiktheid vakantiedagen kon of moest opnemen, maar die veronderstelling is in het licht van artikel 7:637 lid 1 BW onjuist. Indien [naam eiser] werkzaamheden voor een derde (waarmee kennelijk Safety.nl wordt bedoeld) zou hebben verricht tijdens zijn re-integratie, doet die omstandigheid niet af aan het recht op uitbetaling van niet opgenomen vakantiedagen. Dat geldt evenzeer voor de omstandigheid dat [gedaagde naam] [naam eiser] in de periode juli 2012 tot 14 september 2012 loon heeft doorbetaald. Daartoe was zij als werkgever gedurende de eerste 104 weken van de arbeidsongeschiktheid van [naam eiser] simpelweg gehouden. Met de doorbetaling van loon tijdens arbeidsongeschiktheid worden vakantiedagen, anders dan [gedaagde naam] meent, dus niet geacht te zijn opgenomen. De gevorderde betaling van niet opgenomen vakantiedagen is al met al toewijsbaar.
3.11.De gevorderde wettelijke rente is als onweersproken toewijsbaar.
3.12.[gedaagde naam] zal als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van [naam eiser] worden vastgesteld als volgt:
- dagvaardingskosten € 103,82
- vast recht € 213,00
- salaris gemachtigde € 500,00 (2 punten x tarief € 250,00)
-----------
Totaal € 816,82.