ECLI:NL:RBNNE:2013:6766

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 november 2013
Publicatiedatum
7 november 2013
Zaaknummer
KG-2442504 - CV EXPL 13-8338-L
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslagbesluit en wederindiensttredingsvoorwaarde in kort geding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Nederland werd behandeld, vorderde de eiseres, een voormalige verkoopster bij d'Oude Seylmakery, wedertewerkstelling en betaling van salaris na een ontslag dat op 1 januari 2013 inging. De eiseres stelde dat de ontslagvergunning van het UWV was komen te vervallen door het intreden van de wederindiensttredingsvoorwaarde, omdat andere werknemers, die eerder in dienst waren, nog steeds werkzaamheden verrichtten voor d'Oude Seylmakery. De kantonrechter oordeelde dat de wederindiensttredingsvoorwaarde niet was geschonden, omdat de betrokken werknemers als stagiaires en zelfstandigen werkten, wat niet in strijd was met de voorwaarden van het UWV. De eiseres had niet voldoende bewijs geleverd dat deze werknemers als werknemers in de zin van de wet moesten worden aangemerkt. De kantonrechter wees de vorderingen van de eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten, die aan de zijde van d'Oude Seylmakery op nihil werden begroot, aangezien deze zich niet had laten bijstaan door een professioneel gemachtigde. De uitspraak vond plaats op 12 november 2013.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rolnummer: 2442504 \ CV EXPL 13-8338

vonnis van de kantonrechter ex art. 254 lid 4 Rv d.d. 12 november 2013

inzake

[eiseres],

wonende te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde: mr. S. Osinga,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
D'OUDE SEYLMAKERIJ B.V.,
gevestigd te Grou,
gedaagde,
procederende in persoon.
Partijen zullen hierna [eiseres] en d'Oude Seylmakery worden genoemd.

Procesverloop

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- producties aan de zijde van d'Oude Seylmakery
- de mondelinge behandeling d.d. 30 oktober 2013.
1.2 Vervolgens is vonnis bepaald.

Motivering

De feiten
2.
In deze procedure kan van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan.
2.1.
d'Oude Seylmakery heeft een winkel in onder meer watersportkleding en nautische kleding. De onderneming wordt gedreven door haar eigenaren, de heer [A] en mevrouw [B].
2.2.
[eiseres] is op 1 februari 2007 bij d'Oude Seylmakery in dienst getreden in de functie van verkoopster op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Met ingang van 1 juni 2010 is de arbeidsovereenkomst omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met een omvang van 25 uur per week.
2.3.
Op 11 september 2012 heeft d'Oude Seylmakery een ontslagaanvraag ingediend bij het UWV Werkbedrijf met het verzoek om toestemming te verlenen tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met [eiseres] op basis van bedrijfseconomische redenen. d'Oude Seylmakery heeft bij de ontslagaanvraag aangegeven dat de dienstverbanden van de dames [C] en [D], eveneens als verkoopster werkzaam bij d'Oude Seylmakery, op 30 november 2012 van rechtswege afliepen en niet meer verlengd zouden worden en dat zij het bedrijf zou voortzetten zonder personeel. [eiseres] heeft tegen de ontslagaanvraag verweer gevoerd.
2.4.
Op 1 november 2012 heeft het UWV Werkbedrijf d'Oude Seylmakery toestemming verleend om de arbeidsovereenkomst met [eiseres] te mogen opzeggen. Aan deze toestemming is de wederindiensttredingsvoorwaarde van artikel 4:5 van het Ontslagbesluit verbonden.
2.5.
d'Oude Seylmakery heeft bij brief van 2 november 2012 de arbeidsovereenkomst met [eiseres] met inachtneming van de opzegtermijn opgezegd tegen 1 januari 2013.
2.6.
De gemachtigde van [eiseres] heeft bij brief van 27 mei 2013 een beroep gedaan op vernietigbaarheid van de opzegging van de arbeidsovereenkomst wegens het intreden van de wederindiensttredingsvoorwaarde.
De vordering
3.1
[eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, bij wege van voorziening:
1.
d'Oude Seylmakery te veroordelen om [eiseres] weder te werk te stellen voor de gebruikelijke arbeid, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 500,- voor iedere dag dat d'Oude Seylmakery in gebreke blijft haar medewerking hieraan te verlenen;
2.
d'Oude Seylmakery te veroordelen om aan [eiseres] tegen behoorlijk bewijs van kwijting, onder overlegging van een deugdelijke bruto/netto specificatie, te betalen:
a. het loon vanaf 1 januari 2013 tot heden inclusief vakantietoeslag; het bruto maandsalaris van [eiseres] bedraagt € 1.258,04 per maand inclusief vakantietoeslag;
b. de wettelijke verhoging over het onder a gevorderde ad 50% ex artikel 7:625 BW;
c. de wettelijke vergoeding ex artikel 6:119 BW voor het gevorderde onder a en b.;
3.
d'Oude Seylmakery te gebieden aan [eiseres] de loonstroken over de maanden januari 2013 tot heden te verstrekken;
4.
d'Oude Seylmakery te veroordelen tot betaling van toekomstige salarissen tot einde dienstbetrekking;
5.
d'Oude Seylmakery te veroordelen in de kosten van deze procedure, het salaris van de gemachtigde van [eiseres] daaronder begrepen.
3.2.
[eiseres] stelt dat de door het UWV-Werkbedrijf aan de ontslagvergunning verbonden wederindiensttredingsvoorwaarde is ingetreden, aangezien de dames [C] en [D] werkzaamheden zijn blijven verrichten voor d'Oude Seylmakery, terwijl d'Oude Seylmakery [eiseres] niet in de gelegenheid heeft gesteld haar werkzaamheden op de gebruikelijke voorwaarden te hervatten. [eiseres] heeft ter onderbouwing van die stelling een viertal foto's in het geding gebracht, waarop onder meer te zien is dat de dames [C] en [D] werkzaamheden verrichten in de winkel van d'Oude Seylmakery. Tevens heeft [eiseres] een uitdraai van de Linkedin pagina van [C] in het geding gebracht, waarop staat vermeld dat [C] van juni 2012 tot juni 2013 als verkoopster heeft gewerkt bij d'Oude Seylmakery. Beide dames hebben ook desgevraagd tegenover de echtgenoot van [eiseres] bevestigd dat zij nog steeds in dienst waren bij d'Oude Seylmakery, aldus [eiseres].
3.3.
Als gevolg van het intreden van de aan de ontslagbeschikking verbonden voorwaarde, is de toestemming voor de opzegging van het UWW Werkbedrijf komen te vervallen. [eiseres] heeft bij brief van haar gemachtigde van 27 mei 2013 de vernietigbaarheid van de opzegging ingeroepen. d'Oude Seylmakery is daarom gehouden [eiseres] tot haar werkzaamheden toe te laten en haar vanaf 1 januari 2013 het salaris door te betalen.
Het verweer
4.
d'Oude Seylmakery heeft betwist dat de wederindiensttredingsvoorwaarde is ingetreden.
d'Oude Seylmakery heeft daartoe aangevoerd dat [C] als stagiaire op basis van een stageovereenkomst van 1 september 2012 tot 1 juni 2013 bij haar werkzaam is geweest. Het betrof een afstudeerstage van het CIOS. [C] werkte, zo stelt d'Oude Seylmakery, zowel in (de annexe vennootschap) waterpark Yn'e Lijte als in de winkel van d'Oude Seylmakery tegen een stagevergoeding van € 200,- per maand. Zij werd daarbij begeleid door mevrouw [B] en had een studieplek in de winkel.
Met betrekking tot [D] heeft d'Oude Seylmakery ten verwere aangevoerd dat [D] na het einde van de arbeidsovereenkomst zelfstandig ondernemer is geworden. Daarvoor heeft [D] een zogenaamde VAR-verklaring aangevraagd. d'Oude Seylmakery heeft [D] als zzp'er ingehuurd op die momenten dat de heer [A] en mevrouw [B] als eigenaren van d'Oude Seylmakery het met zijn tweeën niet aankonden of een beurs draaiden. [D] wordt thans niet meer door d'Oude Seylmakery ingehuurd, aangezien zij haar eigen winkel heeft.
De beoordeling
5.1.
[eiseres] vordert wedertewerkstelling en betaling van salaris vanaf 1 januari 2013 met een beroep op vernietiging van het gegeven ontslag wegens het ontbreken van een ontslagvergunning ten gevolge van het intreden van de wederindiensttredingsvoorwaarde.
De kantonrechter is van oordeel dat voor toewijzing van een dergelijke vordering in kort geding sprake moet zijn van een evidente schending van de voorwaarde van het UWV-Werkbedrijf door het in dienst nemen van een werknemer voor werkzaamheden van dezelfde aard. In geschil is op de dames [D] en [C] als werknemer bij d'Oude Seylmakery in dienst zijn getreden. Op grond van artikel 1:1 van het Ontslagbesluit jo. artikel 1 sub b van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 wordt onder werknemer verstaan (i) de werknemer,bedoeld in artikel 610, eerste lid, van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en (ii) degene, die persoonlijk arbeid verricht voor een ander, tenzij hij dergelijke arbeid in de regel voor meer dan twee anderen verricht of hij zich door meer dan twee andere personen, niet zijnde zijn echtgenoot of geregistreerde partner of bij hem inwonende bloedverwanten of aanverwanten of pleegkinderen, laat bijstaan of deze arbeid voor hem slechts een bijkomstige werkzaamheid is. Hieruit volgt dat de wederindiensttredingsvoorwaarde zowel betrekking heeft op het in dienst nemen van een werknemer op basis van een arbeidsovereenkomst als het aangaan van een (ruimere) arbeidsverhouding. De wederindiensttredingvoorwaarde heeft echter, zo blijkt uit de beleidsregels van het UWV, geen betrekking op het inhuren van echte zelfstandigen (personen die in fiscale zin als zelfstandige kunnen worden aangemerkt). Het uitbesteden van werk aan een zelfstandige (binnen de periode van 26 weken) is dan ook niet in strijd met de wederindiensttredingsvoorwaarde.
Indien [D], zoals d'Oude Seylmakery ten verwere heeft aangevoerd, bij d'Oude Seylmakery werkzaam was als zzp'er, dan heeft d'Oude Seylmakery derhalve niet de wederindiensttredingsvoorwaarde geschonden. Nu [eiseres] niet heeft aangetoond dat [D] na de van het UWV-Werkbedrijf verkregen toestemming anders dan als zzp'er bij d'Oude Seylmakery werkzaam was, is onvoldoende aannemelijk geworden dat de voorwaarde van het UWV-Werkbedrijf is ingetreden.
Ten aanzien van [C] geldt dat d'Oude Seylmakery ten verwere heeft aangevoerd dat zij bij d'Oude Seylmakery werkzaam was op basis van een stageovereenkomst. Niet is gesteld of gebleken dat in het onderhavige geval een stagiaire is te vereenzelvigen met een werknemer als bedoeld in artikel 1.1. van het Ontslagbesluit. Voorts overweegt de kantonrechter dat [eiseres] ten aanzien van [C] niet heeft aannemelijk heeft gemaakt dat zij anders dan als stagiaire bij d'Oude Seylmakery werkzaam was. De verwijzing naar de Linkedin pagina van [C] is naar het oordeel van de kantonrechter daartoe onvoldoende, nu enige subjectieve inkleuring van de op die pagina staande informatie niet moet worden uitgesloten. Ook ten aanzien van [C] is dus niet aannemelijk geworden dat zij als werknemer bij d'Oude Seylmakery in dienst is getreden.
5.2.
Gelet op het vorenstaande zullen de vorderingen van [eiseres] worden afgewezen, waarbij [eiseres] als de in het ongelijk te stellen partij zal worden veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten aan de zijde van d'Oude Seylmakery worden begroot op nihil, nu d'Oude Seylmakery zich niet heeft laten bijstaan door een professioneel gemachtigde.

Beslissing

De kantonrechter:
Rechtdoende in kort geding
wijst de vorderingen van [eiseres] af;
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van d'Oude Seylmakery begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. T.K. Hoogslag, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 november 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 41