In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland op 4 november 2013, staat de huurovereenkomst tussen [A] en [B] centraal. [B] huurt sinds 1 oktober 2011 een zelfstandige woonruimte van [A] voor een huurprijs van € 425,00 per maand. Gedurende de huurperiode heeft [B] zich schuldig gemaakt aan ernstig wangedrag, waaronder intimidatie van medebewoners en vernielingen aan de woning. Dit leidde tot meerdere aangiften en de detentie van [B]. [A] vorderde betaling van achterstallige huur en schadevergoeding voor de vernielingen, terwijl [B] de vorderingen betwistte en in reconventie afrekeningen van nutsvoorzieningen eiste.
De kantonrechter oordeelde dat [A] zijn vordering voldoende had onderbouwd en dat [B] niet in staat was om zijn verweer adequaat te onderbouwen. De rechter oordeelde dat de huurachterstand van [B] substantieel was en dat hij geen recht had op huurvermindering, ondanks zijn detentie. De huurovereenkomst werd ontbonden en [B] werd veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen 30 dagen na betekening van het vonnis. Tevens werd [B] veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur en schadevergoeding voor het gebruik van de woning na de ontbinding.
In reconventie werd [A] veroordeeld om binnen veertien dagen gespecificeerde afrekeningen van de nutsvoorzieningen te verstrekken, met een dwangsom voor elke dag dat hij in gebreke bleef. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten droeg. Dit vonnis is uitgesproken door mr. C. van den Noort op 16 oktober 2013.