In deze zaak vorderen eisers, de kinderen van de overleden [X], een verklaring voor recht dat Aegon gehouden is dekking te verlenen ter zake de levensverzekering met polisnummer [nummer]. De eisers hebben aanspraak gemaakt op de uitkering van het verzekerd kapitaal na het overlijden van [X], die een overlijdensrisicoverzekering had afgesloten bij Aegon. Aegon heeft de uitkering geweigerd op basis van een vermeende schending van de mededelingsplicht door [X] bij het aangaan van de verzekeringsovereenkomst. De rechtbank heeft vastgesteld dat [X] op 1 april 2005 een verzekering heeft afgesloten met een verzekerd bedrag van € 668.149,00, maar dat hij bij de aanvraag onjuiste informatie heeft verstrekt over zijn schuldenlast. Aegon heeft zich beroepen op artikel 251 van het Wetboek van Koophandel, dat de mogelijkheid biedt om de verzekeringsovereenkomst te vernietigen bij schending van de mededelingsplicht.
De rechtbank heeft de stellingen van beide partijen beoordeeld en geconcludeerd dat Aegon voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is geweest van een schending van de mededelingsplicht door [X]. De rechtbank heeft de eisers de gelegenheid geboden om tegenbewijs te leveren dat [X] op het moment van de verzekering geen hogere schuldenlast had dan opgegeven. De rechtbank heeft ook overwogen dat de gevolgen van de schending van de mededelingsplicht niet automatisch leiden tot vernietiging van de verzekeringsovereenkomst, maar dat er verschillende mogelijkheden zijn afhankelijk van de omstandigheden. De zaak is verwezen naar een rolzitting voor verdere bewijslevering en uitlating van partijen.