ECLI:NL:RBNNE:2013:6345

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 oktober 2013
Publicatiedatum
18 oktober 2013
Zaaknummer
c18/143452/PR RK 13-355
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter wegens vermeende partijdigheid en onvoldoende dossierkennis

In deze zaak heeft de vennootschap onder firma Zorgkwekerij Hof van Arcadia v.o.f. een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. C. van den Noort, kantonrechter bij de Rechtbank Noord-Nederland. Het verzoek tot wraking werd ingediend tijdens de mondelinge behandeling van een geschil tussen de stichting Agrarisch Opleidingscentrum Terra en de vennootschap. Verzoekers voerden aan dat mr. Van den Noort blijk gaf van een slechte dossierkennis en vooringenomenheid, wat hun vertrouwen in een onpartijdige beoordeling ernstig aantastte. Ze stelden dat de rechter niet op de hoogte was van belangrijke details van de zaak, zoals de volledige naam van de stagiaire en de ondertekening van een offerte. Bovendien zou zijn mimiek en houding tijdens de zitting suggereren dat hij al een oordeel had gevormd.

Mr. Van den Noort heeft het wrakingsverzoek betwist en verklaard dat hij niet bevooroordeeld was. Hij stelde dat hij kritische vragen had gesteld en dat zijn vragen voortkwamen uit een goede voorbereiding. De rechtbank heeft het verzoek tot wraking behandeld in een zitting op 27 september 2013, waarbij de verzoekers en mr. Van den Noort aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat de subjectieve beleving van de verzoekers over de houding van de rechter niet voldoende was om te concluderen dat er sprake was van partijdigheid.

De rechtbank heeft vastgesteld dat mr. Van den Noort voldoende kennis van het dossier had en dat zijn vragen en opmerkingen tijdens de zitting niet duidden op vooringenomenheid. De rechtbank concludeerde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die een zwaarwegende aanwijzing voor partijdigheid zouden opleveren. Het verzoek tot wraking werd dan ook afgewezen, en de hoofdzaak werd voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Locatie Groningen
Meervoudige wrakingskamer
Zaaknummer / rekestnummer: C18 / 143452 / PR RK 13-355
Datum beslissing: 11 oktober 2013
Beslissingop het mondelinge verzoek tot wraking ingevolge artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) van

1.de vennootschap onder firma Zorgkwekerij Hof van Arcadia v.o.f.,

gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats], [adres],

2.[A], vennoot gedaagde sub 1,

wonende te[woonplaats], [adres],

3.[B], vennoot gedaagde sub 1,

wonende te[woonplaats], [adres],
verzoekers,
gemachtigde mr. J. Hielkema, advocaat te Leek.

1.De procedure

1.1
Tijdens de mondelinge behandeling van de zaak van stichting Stichting Agrarisch
Opleidingscentrum Terra tegen de vennootschap onder firma Zorgkwekerij Hof van Arcadia v.o.f., [A], vennoot van voornoemde v.o.f., en [B], eveneens vennoot van voornoemde v.o.f., heeft de raadsman van verzoekers een mondeling verzoek ingediend tot wraking van mr. C. van den Noort, kantonrechter bij deze rechtbank, waarbij verzoekers als partij zijn betrokken. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
1.2
Mr. Van den Noort heeft bij e-mail d.d. 17 september 2013 aangegeven niet te berusten in het wrakingsverzoek.
1.3
Het wrakingverzoek is ter zitting van de wrakingskamer d.d. 27 september 2013 behandeld door mr. P. Molema, voorzitter en mrs. J. de Vroome en A.S. Venema-Dietvorst, leden. Verzoekers zijn ter zitting vertegenwoordigd door de [A], bijgestaan door
mr. Hielkema voornoemd. Ter zitting heeft mr. Hielkema het verzoek toegelicht. Mr. Van den Noort is eveneens ter zitting verschenen en heeft ter zitting op het verzoek gereageerd.

2.Het standpunt van verzoekers

De rechterlijke onpartijdigheid is ernstig in het geding doordat mr. Van den Noort blijk heeft gegeven van een buitengewoon slechte dossierkennis, alsmede van vooringenomenheid. Mr. Van den Noort kende niet de volledige naam van de stagiaire op wie de zaak betrekking had en evenmin het onderscheid in de opleidingen, te weten de door [A] aangeboden opleiding tot assistent-hovenier en de door Terra Next aangeboden opleidingen tot aankomend hovenier, hovenier en vakbekwaam hovenier. Daarnaast had mr. Van den Noort niet paraat dat de van het dossier deel uitmakende offerte getekend was. Ondanks de slechte dossierkennis heeft mr. Van den Noort echter wel de crux van de zaak bepaald, te weten dat door de[A] geen contact was opgenomen met Terra Next. Voorts gaf hij na een antwoord van de[A] aan dat hij het “apart” vond. Door zijn mimiek en houding ter zitting leek het alsof mr. Van den Noort zijn oordeel al klaar had, hetgeen volgens verzoekers bevestiging vindt in het volstrekt onvolledige beeld dat het proces-verbaal van de zitting geeft van de gang van zaken op de zitting. In het proces-verbaal zijn de opmerkingen en oordelen van mr. Van den Noort geheel weggelaten. Verzoekers hebben er absoluut geen vertrouwen in dat mr. Van den Noort nog tot een zorgvuldige afweging en beoordeling kan komen.

3.Het standpunt van mr. Van den Noort

Mr. Van den Noort heeft aangegeven niet in de wraking te berusten, omdat hij niet bevooroordeeld was. Mr. Van den Noort heeft kritische vragen gesteld en de[A] voorgehouden dat er omstreeks mei / juni 2011 wel contact was opgenomen met [C], maar in het najaar niet. Deze vraag stelde mr. Van den Noort in het licht van de stelling dat de[A] onrechtmatig zou hebben gehandeld door zelf de opleiding te gaan verzorgen. Mr. Van den Noort acht zich vrij tijdens een inlichtingencomparitie kritische vragen te stellen, ook als daarbij de vinger op de zere plek wordt gelegd. Hij heeft ook in het belang van de behandeling de crux van de zaak benoemd. Mr. Van den Noort wist de achternaam van de stagiaire niet, de voornaam wel. Dat hij niet wist dat de offerte getekend was, was een vergissing. Mr. Van den Noort is van mening dat dat voor kan komen en dat het juist aan partijen en hun gemachtigde is daar ter zitting op te wijzen. Volgens mr. Van den Noort had hij de zaak goed voorbereid en stond het geschil hem helder voor ogen.
Het verzoek tot wraking is tijdens de behandeling op deze twee punten gegrond en niet op de houding, mimiek en het gebruik van woorden als “apart”. Het is voor mr. Van den Noort niet duidelijk waar in dat verband op wordt gedoeld. De subjectieve beleving hiervan van verzoekers is in ieder geval niet relevant. Het proces-verbaal van de zitting bevat de standpunten van partijen en geen letterlijke weergave van hetgeen ter zitting is besproken, zoals te doen gebruikelijk.

4.Beoordeling

4.1
Ingevolge artikel 36 Rv kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6, eerste lid, EVRM geldt als uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Daarbij kan rekening worden gehouden met de uiterlijke schijn. Het enkele subjectieve oordeel van verzoeker is niet doorslaggevend. Aan de hand van deze maatstaf zal de rechtbank het verzoek beoordelen.
4.3.
Verzoekers hebben hun verzoek in de eerste plaats gegrond op de stelling dat bij mr. Van den Noort sprake was van een slechte dossierkennis. Mr. Van den Noort heeft bevestigd dat hij ter terechtzitting de achternaam van de stagiaire niet (meer) wist en dat hem ook niet (meer) bijstond dat de in het dossier aanwezige offerte was ondertekend, maar hij heeft betwist dat hij het dossier niet goed beheerste. Volgens mr. Van der Noort had hij de zaak goed voorbereid en stond het geschil hem helder voor ogen en kon hij vanuit die kennis ook - kritische - vragen aan partijen stellen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de omstandigheid dat mr. Van den Noort voormelde feitelijkheden ter terechtzitting niet (meer) paraat had, niet de conclusie getrokken worden dat mr. Van den Noort onvoldoende kennis van het dossier had.
Van een rechter kan in het algemeen niet verlangd worden dat hij bij een mondelinge behandeling alle feitelijkheden uit het hoofd kent. Waar het om gaat is dat de rechter voldoende kennis van het dossier heeft om partijen te kunnen bevragen en de geschilpunten aan de orde te stellen en gesteld noch gebleken is dat mr. Van der Noort daartoe niet in staat is geweest. De rechtbank voegt daaraan toe dat een mondelinge behandeling ook mede bedoeld is om de feitelijkheden met partijen door te nemen en in die zin ook een gelegenheid voor partijen is om de behandelend rechter op eventuele omissies of onjuiste feitenweergave te wijzen, hetgeen ten deze ook is gebeurd.
Dat mr. Van der Noort wèl over voldoende kennis van het dossier beschikte, blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit de omstandigheid dat hij te terechtzitting aan partijen heeft aangegeven wat volgens hem “de crux” van de zaak was. Het behoort ook tot het wezen van een comparitie van partijen dat de behandelend rechter probeert tot de kern van de zaak door te dringen, daarover met partijen van gedachten wisselt, en zo nodig, een voorlopig oordeel geeft. Dat één van partijen mogelijk van mening is dat de behandelend rechter de kern van de zaak niet goed weergeeft, maakt (nog) niet dat gesproken kan worden van een bevooroordeelde of partijdige rechter.
4.4.
Verder hebben verzoekers aangegeven dat zij uit de houding, mimiek van mr. Van der Noort en het gebruik van het woord “apart” na een antwoord van [A] hebben afgeleid dat deze zijn oordeel al klaar had. Deze subjectieve beleving van verzoekers, die door mr. Van den Noort is bestreden en niet uit het proces-verbaal van de zitting kenbaar is, acht de rechtbank onvoldoende om de conclusie te wettigen dat mr. Van den Noort bevooroordeeld of partijdig is (geweest), en heeft ook overigens veeleer het karakter van een klacht over de bejegening van verzoekers. Voor dergelijke klachten kent de rechtbank een afzonderlijke klachtenregeling, waarvan verzoekers desgewenst gebruik hadden kunnen maken.
4.5.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat zich geen uitzonderlijke omstandigheid heeft voorgedaan die een zwaarwegende aanwijzing op zou kunnen leveren voor het oordeel dat mr. Van den Noort jegens verzoekers een vooringenomenheid zou koesteren of dat dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd zou zijn. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.

6.De beslissing

De rechtbank
- wijst het verzoek af;
- bepaalt dat de hoofdzaak (585885 CV EXPL 13-5394) wordt voortgezet in de stand waarin het zich ten tijde van het indienen van het mondelinge verzoek tot wraking bevond;
- beveelt onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoekers, mr. Van den Noort en stichting Stichting Agrarisch Opleidingscentrum Terra.
Deze beslissing is gegeven door mr. P. Molema, voorzitter, mr. J. de Vroome en
mr. A.S. Venema-Dietvorst, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2013.