Uitspraak
1.Procesverloop
2.Het standpunt van verzoeker
3.Het standpunt van mr. Smit-Colenbrander
Aan het begin van de behandeling van het ‘tweede’ beroep (op de zitting werd voorafgaand aan de onderhavige zaak het beroep in een andere zaak van verzoeker behandeld, met zaaksnummer AWB 13/344) heeft mr. Smit-Colenbrander aangegeven wat partijen, gelet op de stukken, verdeeld houdt. Zij heeft aangegeven dat het beroep ziet op het besluit van verweerder over de deelname van verzoeker aan het traject ‘Werken met behoud van uitkering’ en dat uit de gronden van beroep en de twaalf aanvullende brieven blijkt dat verzoeker bezwaren heeft tegen a) de verplichte deelname aan dit traject, b) de hoogte van de vergoeding daarvoor en c) het tijdstip van uitbetaling van die vergoeding. Verder heeft
mr. Smit-Colenbrander aangegeven dat er door verzoeker verzoeken om schadevergoeding zijn ingediend. Mr. Smit-Colenbrander heeft partijen in de gelegenheid gesteld een (nadere) toelichting te geven en op elkaar te reageren, waarvan partijen gebruik hebben gemaakt. Mr. Smit-Colenbrander heeft partijen een aantal vragen gesteld die zij hebben beantwoord. Daarna heeft mr. Smit-Colenbrander partijen in tweede termijn in de gelegenheid gesteld om op elkaar te reageren, waarvan zij gebruik hebben gemaakt. Verzoeker heeft daarbij volstaan met een verwijzing naar de door hem ingediende stukken, omdat daarin volgens hem alles staat wat relevant is. Hij heeft daarbij niet aangegeven van mening te zijn dat van belang zijnde aspecten onvoldoende zijn besproken. Indien verzoeker van mening zou zijn geweest dat dat het geval was, had het op zijn weg gelegen dit ter sprake te brengen.
Mr. Smit-Colenbrander stelt zich op het standpunt dat zij zich niet partijdig of vooringenomen heeft getoond of dat bij verzoeker de objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor heeft kunnen ontstaan.
4.Beoordeling
mr. Smit-Colenbrander hiermee aan de kern van de zaak voorbijging, had het op zijn weg gelegen dit ter zitting naar voren te brengen. Een dergelijk bezwaar heeft verzoeker echter niet gemaakt. Daarbij betrekt de rechtbank de omstandigheid dat verzoeker, zoals ook blijkt uit het proces-verbaal dat van de zitting is opgemaakt, - na in eerste termijn in de gelegenheid te zijn gesteld zijn visie naar voren te brengen - in tweede termijn geen gebruik heeft gemaakt van de hem geboden gelegenheid een laatste toelichting te geven. Verzoeker heeft volstaan met een verwijzing naar de gronden van beroep.
Voor zover verzoeker met zijn stelling dat mr. Smit-Colenbrander ter zitting een wet heeft genoemd (de Wia) waar een andere wet (Wwb) van toepassing is, heeft willen betogen dat zij de zaak niet voldoende heeft voorbereid, is de rechtbank van oordeel dat, zo er al vanuit dient te worden gegaan dat mr. Smit-Colenbrander een onjuiste kwalificatie heeft gehanteerd, dit nog niet de conclusie rechtvaardigt dat sprake is van vooringenomenheid.
5.Beslissing
- bepaalt dat het proces in de hoofdzaak (zaaknummer AWB 13/355) wordt
voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het mondelinge
verzoek tot wraking;
- beveelt de onmiddellijke mededeling van deze beslissing aan verzoeker en aan
mr. S.B. Smit-Colenbrander.
mr. M.A.B. Faber-Siermann, rechters, in aanwezigheid van mr. M.H. Bolhuis, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2013.