ECLI:NL:RBNNE:2013:6332

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 augustus 2013
Publicatiedatum
18 oktober 2013
Zaaknummer
C17/126090/KG RK 13-168
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in kort geding procedure

In deze zaak heeft verzoeker [A] op 6 augustus 2013 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. J.C.G. Leijten, rechter in een kort geding procedure tussen [B] en [A]. Het wrakingsverzoek is gebaseerd op de vrees voor partijdigheid van mr. Leijten, voortkomend uit een brief die [A] had gestuurd naar de toenmalige president van de rechtbank, mr. Van der Kolk. In deze brief uitte [A] kritiek op het optreden van mr. Leijten in een eerdere tuchtprocedure, waarin hij als voorzitter van de Kamer van Toezicht had gefungeerd. Tijdens de zitting heeft [A] toegelicht dat hij vreest dat de kritiek die hij op mr. Leijten heeft geuit, de onpartijdigheid van de rechter in de onderhavige zaak kan beïnvloeden.

De wrakingskamer, bestaande uit de rechters E.M. Visser (voorzitter), M. Brinksma en F. Kleefmann, heeft de argumenten van [A] gehoord en beoordeeld. Mr. Leijten heeft in zijn verweer aangegeven dat er geen verband bestaat tussen de tuchtprocedure en de huidige kort geding procedure. Hij stelt dat rechters professioneel zijn en hun oordeel niet laten beïnvloeden door kritiek van partijen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de door [A] geuite vrees voor partijdigheid niet objectief kan worden onderbouwd met concrete feiten en omstandigheden.

De rechtbank heeft uiteindelijk het wrakingsverzoek afgewezen, met de overweging dat de vrees voor partijdigheid niet voldoende is aangetoond. De beslissing is in het openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep open tegen dit vonnis. De zaak benadrukt het belang van de objectieve onderbouwing van wrakingsverzoeken en de professionaliteit van rechters in het omgaan met kritiek.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rekestnummer:C/17/126090 / KG RK 13-168
Proces-verbaal van de op 6 augustus 2013 gehouden terechtzitting van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden tevens bevattend de aantekening mondelinge uitspraak
inzake het door

[A],

wonende te [woonplaats],
verzoeker,
hierna te noemen: [A],
tijdens de zitting van 6 augustus 2013 gedane verzoek tot wraking van
mr. J.C.G. Leijten, rechter in deze rechtbank in het kort geding met zaak- en rolnummer C/17/128353 /KG ZA 13-220 tussen [B] (hierna: [B]) en [A].
Tegenwoordig zijn mr. E.M. Visser, (voorzitter), mr. M. Brinksma en mr. F. Kleefmann, rechters, en mr. W. van Seijen, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen
  • [A];
  • mr. J.C.G. Leijten;
  • mr. M.C. Leenhouts, advocaat van [B].
De voorzitter brengt onder de aandacht dat de wrakingskamer kennis heeft genomen van
het proces-verbaal van de zitting van 6 augustus 2013 in voormelde kort geding-procedure tussen [B] en [A] en de bij dit proces-verbaal gevoegde bijlage A, waarin de wrakingsgronden zijn opgenomen. De voorzitter vat de inhoud van bijlage A kort samen en stelt vervolgens [A] in de gelegenheid zijn wrakingsverzoek toe te lichten.
Zakelijk weergegeven verklaart [A] als volgt:
Ik heb met mijn collega [C] een bespreking gehad met mr. Van der Kolk, de toenmalige president van de rechtbank. Ook heb ik een brief gestuurd naar mr. Van der Kolk. Daarin heb ik kritiek geuit op het optreden van de Kamer van Toezicht in de tuchtzaak die tegen mij was aangespannen, en meer in het bijzonder op mr. Leijten, als voorzitter van die Kamer. De rechters in de Kamer van Toezicht gingen bij hun oordeel af op een rapport van het BFT, terwijl de notarissen in die Kamer stevige kritiek op dit rapport hadden.
In mijn brief heb ik onder meer aangegeven dat uit de vraagstelling van mr. Leijten bleek dat hij de casus niet had begrepen en dat het getuigenverhoor niet op juiste wijze had plaatsgevonden. Ik weet niet of mijn brief door mr. Van der Kolk met mr. Leijten is besproken, maar daar ga ik wel van uit. De in de brief geuite kritiek kan mr. Leijten boos hebben gemaakt, waardoor hij niet meer onpartijdig naar onderhavige zaak kan kijken.
Ik baseer de wraking niet zozeer op het feit dat de Kamer van Toezicht mij een maatregel heeft opgelegd, welke beslissing door het gerechtshof is vernietigd, maar op de mogelijke effecten van de kritiek, die ik in mijn brief op mr. Leijten heb geuit, op de partijdigheid van mr. Leijten in onderhavige zaak. De kritiek gaat buiten de tuchtzaak om. Dat is privé.
Ik zeg niet dat ik mr. Leijten niet geloof als hij zegt dat hij ondanks mijn kritiek onbevooroordeeld naar onderhavige zaak kan kijken. Je moet echter de schijn van partijdigheid vermijden. Wanneer iemand privé in een gesprek met de president van de rechtbank, de baas dus, kritiek heeft geuit op een rechter, is het niet verstandig dat die rechter een zaak gaat behandelen waarin diezelfde persoon partij is.
Ik hoor mr. Kleefmann vragen of ik bang ben dat mr. Leijten in onderhavige zaak zijn gram wil halen over de door mij geuite kritiek. Die zorg heb ik niet maar je moet de schijn van partijdigheid vermijden.
mr. Leijten verklaart - zakelijk weergegeven -:
Wat [A] thans aangeeft is iets anders dan wat ik in bijlage A bij het proces-verbaal gelezen heb. Tussen de tuchtprocedure en onderhavige kort geding-procedure bestaat geen verband. Het enkele feit dat in de tuchtprocedure door de Kamer van Toezicht, waar ik voorzitter van was, een voor [A] onwelgevallige beslissing is genomen, brengt niet mee dat ik in onderhavige kort geding-procedure niet onpartijdig zou kunnen oordelen.
Het klopt dat er een brief is gestuurd door [A] aan mr. Van der Kolk. Ik heb echter in die brief geen aanleiding gezien om me in de onderhavige kort geding-procedure te verschonen. Rechters krijgen wel vaker kritiek. Dit brengt niet mee dat ze daarna geen zaak meer zouden kunnen behandelen, waarin degene, die kritiek op hen heeft geuit, partij is. Rechters zijn professionals en laten hun oordeel in een zaak niet beïnvloeden door het feit dat een der partijen kritiek op hen heeft geuit. Ik ben niet vooringenomen ten opzichte van [A] en heb niet het gevoel in onderhavige kort geding-procedure niet vrij te staan.
Ik ga niet in op wat [A] heeft gesteld over hetgeen door de Kamer van Toezicht in raadkamer is besproken, omdat dat onder het geheim van de raadkamer valt.
Na schorsing doet de rechtbank als volgt mondeling uitspraak:

De beslissing:

- wijst het wrakingsverzoek af.

De rechtsoverwegingen:

De partij die wraking verzoekt dient concrete feiten en omstandigheden naar voren te brengen waaruit objectief de (vrees voor) partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid.
De rechtbank oordeelt daarbij het volgende van belang.
[A] heeft aangegeven dat hij mr. Leijten niet heeft gewraakt vanwege eerdergenoemde beslissing van de Kamer van Toezicht, die is teruggedraaid door het gerechtshof, maar vanwege de (mogelijke) effecten van de brief die hij aan de toenmalige president van de rechtbank heeft gestuurd, waarin hij kritiek heeft geuit op mr. Leijten. Voorts heeft [A] aangegeven dat hij er niet van uitgaat dat mr. Leijten vanwege de op hem geuite kritiek bevoordeeld is, maar dat hij van mening is dat mr. Leijten door de op hem geuite kritiek wel de schijn van partijdigheid heeft. Daarnaast oordeelt de rechtbank van belang dat [A] thans niet als notaris optreedt, maar als privé-peroon.
De rechtbank overweegt dat zij in het gegeven dat mr. Leijten voorzitter is geweest in de procedure bij de Kamer van Toezicht, in welke procedure [A] als notaris optrad, geen aanleiding ziet om te oordelen dat mr. Leijten in onderhavige kort geding-procedure, waarin [A] als privé-persoon optreedt, niet onpartijdig zou zijn. Dit geldt evenzeer voor de brief die [A] aan de toenmalige president van de rechtbank heeft gestuurd. De rechtbank vermag niet in te zien dat de door [A] vermoede effecten van deze brief - wat daar verder ook van zij - maken dat mr. Leijten in een onderhavige kort geding-procedure niet onbevooroordeeld zou zijn. Het wrakingsverzoek dient daarom te worden afgewezen.
Van dit mondeling vonnis staat geen hoger beroep open.
Deze beslissing is gegeven door de rechters mrs. E.M. Visser, M. Brinksma en F. Kleefmann en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. W. van Seijen.
Vervolgens sluit de voorzitter de mondelinge behandeling.
Waarvan door de griffier is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.
griffier voorzitter