ECLI:NL:RBNNE:2013:6231
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- H.J. Idzenga
- H. Prins
- W. Steenbergen
- Rechtspraak.nl
Vonnis inzake pachtovereenkomst en beëindiging daarvan
In deze zaak, behandeld door de Pachtkamer van de Rechtbank Noord-Nederland, is op 18 oktober 2013 vonnis gewezen in een geschil over een pachtovereenkomst. Eiseres in conventie, aangeduid als [A], heeft in reconventie een verklaring voor recht gevorderd dat het gepachte niet bedrijfsmatig wordt gebruikt. De Pachtkamer heeft vastgesteld dat er geen vordering is gedaan om het tijdstip van beëindiging van de pachtovereenkomst vast te stellen, zoals vereist volgens artikel 7:369 lid 1 BW. Hierdoor heeft de opzegging van de pachtovereenkomst door gedaagden in conventie, [B-C], geen rechtsgevolgen en blijft de pachtovereenkomst van kracht.
De Pachtkamer heeft verder overwogen dat de vordering van [B-C] om een verklaring voor recht te verkrijgen over het gebruik van het gepachte land niet kan worden toegewezen. Dit is gebaseerd op de overweging dat een verklaring voor recht enkel kan worden uitgesproken op vordering van een der bij de rechtsverhouding betrokkenen, en dat de vordering van [B-C] niet voldoet aan deze vereisten. De Pachtkamer heeft geconcludeerd dat de rechtsverhouding tussen partijen niet wordt vastgesteld door de gevorderde verklaring.
Uiteindelijk heeft de Pachtkamer de vorderingen in zowel conventie als reconventie afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt. Dit vonnis benadrukt het belang van het correct indienen van vorderingen in pachtzaken en de noodzaak om aan de wettelijke vereisten te voldoen voor het beëindigen van pachtovereenkomsten.