ECLI:NL:RBNNE:2013:5904

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 juli 2013
Publicatiedatum
1 oktober 2013
Zaaknummer
AWB-13_112
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanslag onroerende-zaakbelastingen en rioolheffing voor 2012 in geschil na beëindiging huurcontract

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 23 juli 2013 uitspraak gedaan over de aanslagen onroerende-zaakbelastingen (OZB) en rioolheffing die aan eiseres zijn opgelegd voor het jaar 2012. Eiseres, die tot 15 februari 2012 huurder was van een onroerende zaak, betwistte de aanslagen op de grond dat zij het pand op 1 januari 2012 niet meer in gebruik had. De heffingsambtenaar van de gemeente Skarsterlân handhaafde echter de aanslag OZB, omdat volgens de beëindigingsovereenkomst de huurovereenkomst pas op 15 februari 2012 eindigde. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de aanslagen, maar de rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar tijdig op het bezwaar had gereageerd.

Tijdens de zitting op 3 juli 2013 is eiseres niet verschenen, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat zij op de juiste wijze was uitgenodigd. De rechtbank heeft de feiten vastgesteld, waaronder de beëindigingsovereenkomst die op 9 februari 2012 was ondertekend. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij het pand op 1 januari 2012 niet meer gebruikte. De rechtbank oordeelde dat de belastingplicht voor de OZB op 1 januari 2012 van kracht was en dat eiseres dus terecht de aanslag OZB voor 2012 had ontvangen.

Wat betreft de rioolheffing heeft de rechtbank vastgesteld dat deze aanslag door de heffingsambtenaar in de bezwaarfase al was verminderd, maar dat eiseres niet kon aantonen dat zij het pand op 1 januari 2012 niet meer gebruikte. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en legde geen proceskostenveroordeling op. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Bestuursrecht, belastingkamer
Locatie Leeuwarden
procedurenummer: AWB LEE 13/112
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 juli 2013 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

in het geding tussen

[eiseres],

gevestigd te [vestigingsplaats],

eiseres,
gemachtigde [gemachtigde eiseres],

de heffingsambtenaar van de gemeente Skarsterlân,

verweerder,
gemachtigde [gemachtigde verweerder].

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2012 voor de onroerende zaak / niet-woning aan [adres] een aanslag onroerende-zaakbelastingen (hierna te noemen: OZB) gebruikersdeel (aanslagnummer [nummer]) van € 2.946,00 en een aanslag rioolheffing van € 161,00 opgelegd.
In verband met de beëindiging van het huurcontract per 15 februari 2012 heeft verweerder gedurende het bezwaar de aanslag rioolheffing gecorrigeerd. Bij uitspraak op bezwaar van 21 november 2012 heeft verweerder de aanslag OZB gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 28 december 2012, ontvangen bij de rechtbank op 2 januari 2013, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 juli 2013 te Leeuwarden.
Eiseres of haar gemachtigde zijn, zonder bericht, niet ter zitting verschenen. De rechtbank heeft ter zitting onderzocht of eiseres behoorlijk is uitgenodigd voor de zitting, zodat het onderzoek kan worden voltooid. De griffier heeft eiseres bij aangetekende brief, verzonden op 28 mei 2013 en gericht aan het in het beroepschrift vermelde door haar opgegeven postadres, onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. De brief is eveneens per gewone post verzonden. Het in de GBA vermelde adres komt overeen met het door de rechtbank gebruikte adres. De aangetekende brief is op 21 juni 2013 bij de rechtbank retour gekomen. De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat eiseres behoorlijk is uitgenodigd om op de zitting te verschijnen.
Namens verweerder is verschenen [gemachtigde verweerder].

Motivering

Feiten
Op grond van de stukken van het geding stelt de rechtbank als tussen partijen niet in geschil, de volgende feiten vast:
Eiseres was huurder van de onroerende zaak tot 15 februari 2012. De beëindigingsovereenkomst bevat onder andere de volgende bepalingen:
“Ondergetekenden:
[eiseres]
gevestigd te
[adres]
hierna te noemen huurder,
(…)
en

[X]

gevestigd/wonende te
[adres]
hierna te noemen verhuurder,
(…)
In aanmerking nemende:
Dat partijen tot elkaar in relatie staan als respectievelijk verhuurder en huurder van de winkelruimte aan [adres]
dat partijen in onderling overleg zijn overeengekomen de huurovereenkomst te beëindigen en wel onder de volgende voorwaarden:
ZIJN OVEREENGEKOMEN ALS VOLGT:
  • Partijen verklaren zich uitdrukkelijk akkoord middels ondertekening van deze beëindigingsovereenkomst, dat de huurovereenkomst tussen partijen met wederzijds goedvinden zal eindigen op 15 februari 2012.
  • Met betrekking tot de oplevering van het gehuurde geldt dat deze zal plaats vinden op woensdag 15 februari 2012.
  • Beëindiging tegen finale kwijting. Partijen hebben niets meer met elkaar te verrekenen.
aldus in tweevoud opgemaakt en ondertekend te d.d. 9 februari 2012
(…)”
Geschil
In geschil is of de onderhavige aanslagen OZB en rioolheffing terecht en tot het juiste bedrag zijn vastgesteld.
Beoordeling van het geschil
3.1. Eiseres stelt dat verweerder verzuimd heeft tijdig te reageren op het door haar tegen de onderhavige aanslagen ingediende bezwaarschrift en dat de aanslagen dan ook vernietigd dienen te worden. In artikel 236, tweede lid, van de Gemeentewet (hierna: Gw) is bepaald dat op een bezwaarschrift dat niet is ingediend in de laatste zes weken van een kalenderjaar uitspraak wordt gedaan in het kalenderjaar waarin het bezwaarschrift is ontvangen. Nu het bezwaarschrift van eiseres op 4 maart 2012 is ingediend, is de rechtbank van oordeel dat verweerder tijdig, namelijk op 21 november 2012, uitspraak op bezwaar heeft gedaan.
3.2. Eiseres stelt dat de aanslag OZB ten onrechte aan haar is opgelegd omdat zij de onroerende zaak op 1 januari 2012 niet meer huurde. Verweerder stelt dat eiseres de onroerende zaak op 1 januari 2012 wel gebruikte en verwijst naar de hiervoor genoemde beëindigingsovereenkomst, waarin is aangegeven dat de huurovereenkomst per 15 februari 2012 is beëindigd. Hieruit kan naar de mening van verweerder worden afgeleid dat eiseres de onroerende zaak op 1 januari 2012 gebruikte.
3.3.1. In artikel 220, onder a, Gw is het volgende bepaald:
“Ter zake van binnen de gemeente gelegen onroerende zaken kunnen onder de naam onroerende-zaakbelastingen worden geheven:
a. een belasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen, al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht, gebruiken;”
3.3.2. In artikel 1 van de Verordening op de heffing en invordering van onroerende-zaakbelastingen 2012 van de gemeente Skarsterlân (hierna te noemen: de Verordening OZB) is het volgende bepaald:
“Onder de naam “onroerende-zaakbelastingen” worden ter zake van binnen de gemeente gelegen onroerende zaken twee directe belastingen geheven:
a. Een gebruikersbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient, al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt, verder te noemen: gebruikersbelasting;
3.3.3. In de artikelen 3 en 9 van de Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2012 van de gemeente Skarsterlân (hierna te noemen: de Verordening rioolheffing) is het volgende bepaald:
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
1. “
“De belasting wordt geheven van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.
2.
Met betrekking tot de rioolheffing wordt als gebruiker aangemerkt: a degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt; b (…).
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
1.
De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar, of zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
(…)
3.
Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.”
3.4.
De rechtbank stelt voorop dat de belastingplicht inzake de OZB beoordeeld dient te worden naar de toestand op 1 januari van het belastingjaar. De belastingplichtige per 1 januari van dat jaar blijft de belastingschuldige voor dat gehele jaar, onafhankelijk van de vraag of hij gedurende het jaar het gebruik van de onroerende zaak beëindigt.
3.5.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres, op wie de bewijslast rust, niet aannemelijk gemaakt dat zij het pand reeds op 1 januari 2012 niet (meer) gebruikte. Verweerder heeft uit de inhoud van beëindingsovereenkomst en het feit dat deze door partijen op 9 februari 2012 ondertekend is dan ook mogen afleiden dat eiseres het pand op 1 januari 2012 nog wel in gebruik had. Verweerder heeft daarom aan eiseres terecht een aanslag OZB voor 2012 opgelegd.
3.6.
Ten aanzien van de aanslag rioolheffing constateert de rechtbank dat verweerder deze aanslag reeds in de bezwaarfase heeft verminderd in verband met de beëindiging van de belastingplicht per 15 februari 2012. Nu eiseres echter niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij de onroerende zaak op 1 januari 2012 niet meer gebruikte, is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht een aanslag rioolheffing heeft opgelegd over de periode van 1 januari 2012 tot 15 februari 2012.
Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. J.W. Keuning, rechter, in tegenwoordigheid van mr. W. Kuik, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2013.
w.g. mr. W. Kuik
w.g. mr. J.W. Keuning

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 -
bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.