ECLI:NL:RBNNE:2013:5725

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 september 2013
Publicatiedatum
27 september 2013
Zaaknummer
C18/143002/KG ZA 13-248
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van methadonverstrekking aan verslaafde cliënt door zorginstelling na agressief gedrag

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 27 september 2013 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [A], een cliënt van de Stichting Verslavingszorg Noord Nederland (VVN), en VVN zelf. [A] vorderde de hervatting van zijn dagelijkse methadonverstrekking, die door VVN was stopgezet na een reeks van agressieve incidenten. De achtergrond van de zaak betreft de langdurige verslaving van [A] aan heroïne en methadon, en zijn behandeling bij VVN, waar hij sinds 2009 onder behandeling was. Op 6 mei 2013 kwam [A] in conflict met een andere cliënt, wat leidde tot een vechtpartij en bedreigingen aan het adres van VVN-medewerkers. Na deze incidenten besloot VVN de behandelovereenkomst met [A] te beëindigen, wat leidde tot de vordering van [A] in kort geding.

De voorzieningenrechter oordeelde dat VVN voldoende aannemelijk had gemaakt dat het gedrag van [A] op 6 en 7 mei 2013 een gerechtvaardigde reden vormde voor de beëindiging van de behandelovereenkomst. De rechter erkende dat [A] afhankelijk was van methadon voor zijn psychische en fysieke gesteldheid, maar concludeerde dat de beëindiging van de behandeling niet onrechtmatig was. De rechter benadrukte dat de veiligheid van het personeel van VVN voorop stond en dat de gedragingen van [A] een gevoel van onveiligheid hadden veroorzaakt. De vorderingen van [A] werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten.

Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van een veilige behandelomgeving en de verantwoordelijkheden van zowel zorgverleners als cliënten in de geestelijke gezondheidszorg. De rechter bevestigde dat de beëindiging van de behandelovereenkomst door VVN gerechtvaardigd was gezien de herhaaldelijke grensoverschrijdende gedragingen van [A].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Zittingsplaats Groningen
zaaknummer / rolnummer: C/18/143002 / KG ZA 13-248
Vonnis in kort geding van 27 september 2013
in de zaak van
[A]
wonende te [woonplaats] , aan de [adres] , doch momenteel verblijvende in de P.I. Ter Apel,
eiser,
advocaat mr. S.O. Roosjen te Drachten,
tegen
de stichting
STICHTING VERSLAVINGSZORG NOORD NEDERLAND,
statutair gevestigd te Groningen,
gedaagde,
advocaat mr. M.S.B. Schiphorst te Groningen.
Partijen zullen hierna [A] en VVN genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties;
  • de door VVN overgelegde producties;
  • de mondelinge behandeling van de zaak, gehouden op 17 september 2013, waarbij
[A] met mr. Roosjen is verschenen en voor VNN [B] (divisiemanager volwassenen Groningen) en [C] (psychiater) met mr. Schiphorst zijn verschenen;
- de pleitaantekeningen van [A] en VVN.

2.De feiten

2.1.
[A] is sinds lange tijd verslaafd aan heroïne en methadon. Vanwege zijn verslaving en onderliggende problematiek is hij al geruime tijd onder behandeling, waarvan de laatste vier jaar bij VNN. De behandeling bij VNN bestaat naast het voeren van gesprekken uit het om de dag, soms dagelijks, verstrekken van methadon aan [A] . Op 5 januari 2009 hebben partijen in dit kader een behandelovereenkomst gesloten. De behandelovereenkomst bevat een aantal regels waaraan de patiënt, in dit geval [A] , zich dient te houden. Een van de regels luidt als volgt:
“Bij geweldpleging dan wel bedreiging van het personeel van de unit, dan wel andere cliënten wordt de behandeling gestopt.”
2.2.
Bij aanvang van de behandeling van [A] is door diverse medewerkers van VNN uitgebreid de gang van zaken binnen VNN met [A] besproken. Daarbij zijn ook de huisregels die binnen VNN gelden aan de orde gekomen welke hem tevens zijn overhandigd. Het betreft het Huisreglement Heroïne-behandelunit Groningen/Leeuwarden (hierna: de huisregels). Daarin wordt onder meer het volgende vermeld:
“(…) De huisregels zijn ingesteld om het verblijf in de heroïne-behandelunit zo prettig mogelijk te maken. Omdat het niet eenvoudig is om als verschillende individuen met elkaar samen te moeten leven, kan van een ieder verlangd worden dan men op een respectvolle manier met elkaar omgaat, zoals dat ook buiten de afdeling van u verwacht wordt. Dit houdt onder meer in, dat lichamelijk geweld, geweld naar uzelf, dreigen, ongewenste intimiteiten, iemand ongevraagd fotograferen, handelen in verboden middelen en onvoldoende persoonlijke verzorging niet getolereerd kunnen worden.
(…)
Sanctieprotocol:
Van diefstal, geweld of dreigen met geweld en seksueel intimiderend gedrag wordt aangifte gedaan bij politie en kan consequenties hebben voor uw methadon / heroïne behandeling. In dergelijke gevallen volgt een gesprek met de teamleider / verpleegkundige en wordt met u besproken óf en onder welke voorwaarden de methadon / heroïne behandeling voortgezet kan worden.
Bij ernstige incidenten kan besloten worden u (tijdelijk) de toegang te ontzeggen voor één of meerdere locaties. Uw behandeling zal dan, voor zover mogelijk, worden overgedragen aan een andere afdeling.”
2.3.
Op 6 mei 2013 kreeg [A] bij de methandonpost ruzie met een andere cliënt van VNN, waarbij het tot een gevecht kwam. De twee zijn door de aanwezige bewaking uit elkaar gehaald. Toen [A] vervolgens werd meegedeeld dat hij op dat moment geen methadon zou krijgen, reageerde [A] erg heftig en schold hij de aanwezige medewerkers van VNN uit en bedreigde hen. ’s Avonds heeft hij op straat een medewerker aangesproken met de vraag waarom geweigerd was hem methadon te verstrekken. Deze medewerker heeft op 10 mei 2013 aangifte van mishandeling gedaan bij de politie. Blijkens het proces-verbaal heeft ze bij de politie onder meer het volgende verklaard:
“Ik doe aangifte van mishandeling. Het geweld dat op mij werd uitgeoefend veroorzaakte pijn en/of letsel. Ik ben werkzaam als verpleegkundige bij de VNN, gevestigd aan het [adres] te Groningen.
Afgelopen maandag 06 mei 2013 was ik aan het werk van 11.30 tot 20.00 uur. Ik verstrek tijdens mijn werk onder andere heroine en heb contact met cliënten.
(…) De beveiliging was bij [A] , ik was in de wachtruimte en heb de client die aangevallen werd naar buiten gelaten. [A] richtte op een gegeven moment zijn agressie op ons, mijn collega weigerde hem nog methadon te verstrekken. Op ons verzoek het pand te verlaten werd door [A] niet gereageerd. [A] is door de beveiliging het pand uitgezet. De agressie was op dat moment niet alleen op mij gericht, maar op iedereen die in het pand aanwezig was.
Die dag omstreeks 19.50 uur hebben een collega, een beveiligingsambtenaar en ik het pand verlaten, wij waren de laatsten. Toen ik het pand uit liep, deed ik de muziek van iPod aan en liep via het Hanzeplein naar de Oostersingel om vervolgens richting het Ciboga te lopen. Ik liep op de Oostersingel, nog tussen en Hanzeplein en de Sint Jansstraat in, ik liep aan de rechterzijde van de stoep. Ik zag een client van mij, hij kwam uit de Sint Jansstraat gefietst. De client zag mij ook en hij stopte om een praatje met mij te maken. Voor ons links kwam er plotseling iemand met een behoorlijke vaart op ons af fietsen. De persoon knalde met zijn fiets hard tegen de fiets van mijn client aan, op dat moment zag ik dat het om [A] ging. In eerste instantie reageerde mijn client op [A] , ik hoorde [A] daarop iets zeggen als: ‘Je moet je bek houden.’ Meteen hierop zag en voelde ik dat [A] mij met veel kracht en stevig bij mijn bovenkleding ter hoogte van mijn borst vast greep. [A] deed dit met zoveel kracht dat ik hierdoor uit balance raakte, maar ik kon blijven staan. Ik voelde dat [A] mij met veel kracht naar achteren duwde. Ik wilde niet klem komen te staan tegen een hek wat achter was, dus ben ik een beetje van [A] weggedraaid. Ik hoorde [A] tegen mij schreeuwen: ‘Kuthoer, jullie zijn daar allemaal kuthoeren,’ Terwijl [A] dit zei keek hij mij aan. [A] heeft mij op gegeven moment uit eigen beweging los gelaten. Ook hoorde ik [A] tegen mij zeggen dat dit allemaal door mij gekomen was. Ik begreep wat [A] bedoelde en dit had niet te maken met het voorval eerder die dag. Omdat ik begreep waar [A] op doelde, werd het voor mij duidelijk dat het persoonlijk werd. (…)
[A] heeft mij met zoveel kracht bij mijn kleding gepakt, dat ik daar nog zeker twee dagen pijn van heb gehad. Het voelde alsof mijn ribben een beetje gekneusd waren. De eerste dag erna had ik ook nog wat last van mijn linker schouder.
Op het moment dat [A] mij beet greep, had ik het gevoel dat het mis zou gaan, ik was heel erg bang. (…)”
2.4.
Op 7 mei 2013 verscheen [A] weer bij de methadonpost. Toen hem werd meegedeeld dat hij voortaan zijn methadon bij de post in Leeuwarden diende af te halen, werd hij erg boos, welke boosheid hij verbaal en fysiek heeft geuit aan aanwezige VNN-medewerkers. Een van de medewerkers heeft aangifte gedaan bij de politie die ter plaatse was gekomen van bedreiging met een misdrijf. Ze heeft, voor zover hier relevant, het volgende verklaard:
“Op dinsdag 7 mei 2013, had ik een gesprek met een collega van mij omtrent de bedreigingen en de vechtpartij van gisteravond. Hierop werd besloten om vandaag nog één keer methadon te verstrekken aan de verdachte. Dit zou de laatste keer zijn en vanaf morgen moest de verdachte zijn methadon maar in Leeuwarden halen. Terwijl de verdachte in een in het pand aanwezige sluis stond werd hem medegedeeld dat hij niet meer welkom was. Hierop kreeg de verdachte zijn methadon. Hem werd verzocht om de methadon binnen te gebruiken maar dit wilde de verdachte niet. Ondanks de gemaakte afspraken hebben wij toch de buiten deur geopend zodat hij weg kon gaan. De verdachte riep tegen mijn collega: “Ik trek je kop van je romp.”Althans woorden van gelijke strekking. Tevens zag ik dat de verdachte zijn rechter wijsvinger naar zijn keel bracht. Ik zag dat de verachte mijn collega aankeek en dat hij een snijdende beweging maakte met zijn vinger.
De verdachte hield hierop de voordeur open en riep met luide stem op een niet te misverstane wijze:“krijg de hartkanker, ik hoop dat je baarmoederkanker krijgt en al die andere kankerwijven”. Althans woorden van gelijke strekking. Tevens hoorde ik de verdachte roepen: “hoe laat ben jij vrij, 15.00 uur, dan lig jij om 15.30 uur in het ziekenhuis, als ik je buiten zie dan trek ik je kop van je romp.”Althans woorden van gelijke strekking. De verdachte trapte hierop tegen een doorgeefluik en ging naar buiten. Ik zag dat de verdachte bijna tegen het raam aan ging staan en mij aankeek. Terwijl hij mij aankeek zag ik dat de verdachte zijn rechter wijsvinger naar zijn keel bracht en hiermee een snijdende beweging maakte. Ik ben zeer angstig voor de verdachte omdat ik weet dat hij vaker agressief reageert. Wij hebben vaker problemen met de verdachte gehad. Ik denk daarom dus ook dat de verdachte zijn woorden ook wel eens in daden om zou kunnen zetten.
2.5.
Op 7 mei 2013 heeft de VNN een brief naar [A] gestuurd met, zover hier relevant, de volgende inhoud:
“Naar aanleiding van uw gedrag op maandag 6 mei 2013 deel ik u mee dat u gedurende een nog te bepalen periode niet welkom bent op onze locatie [adres].
Voor uw methadonbehandeling zult u daarom met onmiddellijke ingang aangewezen zijn op onze locatie [adres] , Leeuwarden. U kun hier terecht op maandag, woensdag en vrijdag alleen tussen 10.45 en 11.00 uur.
Wij voelen ons genoodzaakt deze maatregel te nemen omdat wij, gezien uw gedrag, vrezen voor de veiligheid van ons personeel.
Uw gedrag is als zeer bedreigend ervaren door de medewerkers van de unit. Wij gaan hiervan eveneens aangifte doen.
Wij zullen u volgende week schriftelijk informeren over het vervolg van uw behandeling bij VNN.
Mocht u het niet eens zijn met deze maatregel, dan kunt u een klacht indienen bij de Klachtencommissie VNN (…).”
2.6.
Voornoemd schrijven is op 21 mei 2013 gevolgd door een brief van VNN waarin zij, voor zover hier relevant, het volgende schrijft:
Naar aanleiding van het incident dat zich op 6 mei 2013 heeft afgespeeld en vervolgd is op 7 mei 2013, waarbij u een medewerkers van VNN zeer ernstig hebt bedreigd, deel ik u hierbij mee dat wij de behandelovereenkomst beëindigen. Wij verbieden u tevens voor onbepaalde tijd de toegang tot alle locaties van VNN. Ook wil ik erop wijzen dat er aangifte is gedaan bij de politie.
Wij zien ons tot deze ingrijpende maatregel genoodzaakt omdat de behandelrelatie tussen u en VNN, door uw toedoen ernstig is beschadigd als gevolg van genoemde incidenten.
(…)”

3.Het geschil

3.1.
[A] vordert dat de voorzieningenrechter, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de aan [A] toegekende behandeling in de vorm van dagelijkse methadonverstrekking op het adres [adres] te Groningen of een andere VNN locatie te Groningen met onmiddellijke ingang te hervatten;
II. tot betaling van een dwangsom van € 1.000,-, althans een door de voorzieningenrechter te bepalen dwangsom, voor elke dag of deel daarvan dat gedaagde niet voldoet aan het gevorderde onder I;
III. In de kosten van dit geding (de kosten van de gelegde beslagen daaronder begrepen), alsmede de nakosten volgens het liquidatietarief, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het in deze zaak te wijzen vonnis, en - voor het geval voldoening van de (na-)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na-)kosten vanaf de bedoelde termijn voor voldoening.
3.2.
VNN voert gemotiveerd verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[A] heeft het volgende aan zijn vorderingen ten grondslag gelegd. Voor het ontvangen van methadon is hij afhankelijk van VNN. Doordat VNN de behandelovereenkomst met hem heeft opgezegd, heeft [A] geen uitzicht meer op het verstrekt krijgen van methadon. Het opzeggen van de opzeggingsovereenkomst is een disproportionele maatregel en onrechtmatig tegenover [A] . [A] heeft er baat bij dat de behandeling zo spoedig mogelijk wordt voortgezet, omdat de beëindiging van de behandeling grote gevolgen heeft zijn psychische en fysieke toestand.
4.2.
VNN heeft onder meer het volgende ten verwere gevoerd. Vanaf de start van de behandeling van [A] bij VNN vrijwel continu sprake van ernstig grensoverschrijdend gedrag van [A] . VNN heeft [A] hier talloze malen over aangesproken en geprobeerd zijn gedrag te veranderen, echter tevergeefs. Gelet hierop en in het bijzonder gelet op de ernstige misdragingen van [A] op 6 en 7 mei 2013 kan van VNN in redelijkheid niet worden verwacht dat zij de behandelovereenkomst met [A] nog voortzet. VNN heeft bij de opzegging de nodige zorgvuldigheid in acht genomen, in het bijzonder door [A] in de gelegenheid te stellen de behandeling in Leeuwarden voort te zetten. Gezien het voorgaande is de opzegging van de behandelovereenkomst niet buitenproportioneel of onrechtmatig en dienen de vorderingen van [A] te worden afgewezen.
4.3.
De voorzieningenrechter overweegt dat voldoende aannemelijk is geworden dat [A] voor zijn psychische en fysieke gesteldheid afhankelijk is van de verstrekking van methadon en daarmee een spoedeisend belang heeft bij de door hem gevraagde voorzieningen. Dat hij op dit moment in een penitiaire inrichting verblijft en daar van methadon wordt voorzien doet aan het spoedeisend belang niet af, omdat zijn vrijlating mogelijk niet lang op zich laat wachten en [A] op dat moment geen methadon meer via de penitiaire inrichting ontvangt.
4.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat [A] zich op 6 en 7 mei 2013 - in strijd met behandelovereenkomst en de huisregels - agressief en bedreigend gedrag heeft vertoond richting de medewerkers van VNN en dat een sanctie daarom gerechtvaardigd is. Partijen verschillen echter van mening over de vraag of de beëindiging van de behandelovereenkomst een gerechtvaardigde sanctie betreft. De voorzieningenrechter beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe het volgende.
4.5.
VNN heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat het gedrag van [A] op
6 en 7 mei 2013 tot gevoelens van onveiligheid op de werkvloer heeft geleid. Deze gevoelens zijn benoemd in de onder 2.3 en 2.4 geciteerde aangiften en in de brief van
7 mei 2013. Ook ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft VNN benadrukt dat de incidenten een enorme impact hebben gehad op de medewerkers van VNN en dat er grote angst bestaat voor de terugkeer van [A] .
4.6.
Uit de door VNN overgelegde productie 10 maakt de voorzieningenrechter op dat [A] vanaf 2011 herhaaldelijk de bij VNN heerstende regels heeft overtreden en meerdere malen agressief gedrag heeft vertoond. Uit de als productie 11 overgelegde brieven blijkt dat [A] in verband hiermee meerdere keren sancties door VNN opgelegd heeft gekregen en dat hij op 10 januari 2013 een officiële waarschuwing heeft gehad. Na deze waarschuwing had het voor [A] kenbaar moeten zijn dat de maat voor VNN vol was en dat hij zich diende te gedragen. Blijkens de onderhavige documentatie hebben de waarschuwing en de gehanteerde sancties niet tot verbetering in het gedrag van [A] geleid. Dat op de uitspattingen van [A] in de mei 2013 een zware sanctie is gevolgd is naar het oordeel van de voorzieningenrechter dan ook gerechtvaardigd.
4.7.
Ter zitting is door VNN genoegzaam uiteengezet dat de behandeling die zij de cliënten aanbiedt enerzijds bestaat uit het voeren van gesprekken en anderzijds uit het verstrekken van methadon. Voor deze behandeling is een basis van vertrouwen nodig. VNN heeft naar voren gebracht dat na voornoemde incidenten het laatste restje vertrouwen in
[A] is weggevallen en dat er geen enkele basis meer was om de behandeling van [A] voort te zetten. Dat de gesprekken zoals [A] stelt “niets voorstelden”, doet naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet af aan de behandelrelatie die tussen partijen bestond - welke ook uit de behandelovereenkomst volgt - en de vertrouwensbasis die daarvoor vereist is.
4.8.
VNN heeft ter zitting ontkracht dat zij, zoals door [A] is gesteld, de monopolist in Noord-Nederland op het terrein van methadonverstrekking is. Volgens haar is ook de huisarts gerechtigd methadon te verstrekken. Met huisartsen geldt de afspraak dat zij geen methadon verstrekken indien de patiënt onder behandeling van VNN is. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is hiermee op voorhand voldoende komen vast te staan dat [A] voor de verstrekking van methadon niet slechts op VNN aangewezen is. Dat [A] ter zitting heeft gesteld dat zijn huisarts heeft geweigerd heeft hem methadon te verstrekken maakt dit niet anders. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter dat op het moment dat [A] contact had met zijn huisarts mogelijk niet kenbaar was dat [A] niet meer onder behandeling van VNN stond. Voorst is gesteld noch gebleken dat ook andere huisartsen niet tot de verstrekking van methadon aan [A] over willen gaan.
4.9.
Gelet op het voorgaande en in het bijzonder op de ernst van de gedragingen van [A] en de gevoelens van onveiligheid die deze gedragingen hebben veroorzaakt bij het personeel van VNN, acht de voorzieningenrechter de opzegging van de behandelovereenkomst door VNN niet buitenproportioneel dan wel onrechtmatig. De voorzieningenrechter zal de gevraagde voorziening om de behandeling in de vorm van methadonverstrekking voort te zetten dan ook afwijzen.
4.10.
[A] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van VNN worden tot op heden vastgesteld op:
griffierecht € 589,00
salarisadvocaat
816,00
Totaal 1.450,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [A] in de proceskosten, aan de zijde van VNN tot op heden vastgesteld op € 1.405,00.
Dit vonnis gewezen door mr. J. de Vroome en in het openbaar uitgesproken op
27 september 2013.