Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding met producties;
- de door VVN overgelegde producties;
- de mondelinge behandeling van de zaak, gehouden op 17 september 2013, waarbij
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
816,00
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 27 september 2013 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [A], een cliënt van de Stichting Verslavingszorg Noord Nederland (VVN), en VVN zelf. [A] vorderde de hervatting van zijn dagelijkse methadonverstrekking, die door VVN was stopgezet na een reeks van agressieve incidenten. De achtergrond van de zaak betreft de langdurige verslaving van [A] aan heroïne en methadon, en zijn behandeling bij VVN, waar hij sinds 2009 onder behandeling was. Op 6 mei 2013 kwam [A] in conflict met een andere cliënt, wat leidde tot een vechtpartij en bedreigingen aan het adres van VVN-medewerkers. Na deze incidenten besloot VVN de behandelovereenkomst met [A] te beëindigen, wat leidde tot de vordering van [A] in kort geding.
De voorzieningenrechter oordeelde dat VVN voldoende aannemelijk had gemaakt dat het gedrag van [A] op 6 en 7 mei 2013 een gerechtvaardigde reden vormde voor de beëindiging van de behandelovereenkomst. De rechter erkende dat [A] afhankelijk was van methadon voor zijn psychische en fysieke gesteldheid, maar concludeerde dat de beëindiging van de behandeling niet onrechtmatig was. De rechter benadrukte dat de veiligheid van het personeel van VVN voorop stond en dat de gedragingen van [A] een gevoel van onveiligheid hadden veroorzaakt. De vorderingen van [A] werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten.
Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van een veilige behandelomgeving en de verantwoordelijkheden van zowel zorgverleners als cliënten in de geestelijke gezondheidszorg. De rechter bevestigde dat de beëindiging van de behandelovereenkomst door VVN gerechtvaardigd was gezien de herhaaldelijke grensoverschrijdende gedragingen van [A].