Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.De feiten
"Voorbereidende werkzaamheden omvatten voor een groot gedeelte de werkplanning welke met grote accuratesse uitgevoerd dient te worden, waarbij werknemer doorlopend gedurende zeven dagen per week beschikbaar c.q. bereikbaar dient te zijn."
Die verstoring is veroorzaakt door gebeurtenissen op het werk- de mishandeling en de bedreiging- die in de risicosfeer van Hecs vallen en waarvan in ieder geval [eiser] geen verwijt kan worden gemaakt."De arbeidsovereenkomst is ontbonden met ingang van 1 januari 2010 onder toekenning van een vergoeding aan [eiser] ter laste van Hecs van € 47.380,08 zulks op basis van factor C is 1.
Door de psychische aandoening ervaart cliënt belemmeringen waardoor hij zich arbeidsongeschikt acht voor de maatgevende arbeid vanwege gebrek aan concentratie, door angstaanvallen en door een energetische beperking. Op 1 februari 2011 heeft hij zich vanuit de WW ziekgemeld met een toename van reeds langer bestaande klachten. Na het afronden van therapieën bij VNN bleven de klachten met name de spanningen. Door de klachten is hij beperkt in concentreren, door angstklachten, is energetisch beperkt, beperkt in plannen, aandacht verdelen, werken met deadlines en productiepieken en daarom is hij arbeidsongeschikt. De klachten zijn het gevolg van life-events: in 2002 is hij op het werk mishandeld. Tussen 2006-2008 is hij afgeperst en bedreigd. Hij is nog niet adequaat in therapie maar binnenkort verwezen naar Lentis. Therapie is een voorwaarde voor Ziektewet."
2.Het standpunt van [eiser]
3.Het standpunt van Hecs
4.Beoordeling
de nodige verschijnselen van een posttraumatische stressstoornis" heeft geconstateerd.
Vaststaat dat Hagens in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade heeft geleden. Het is dus aan De Rooyse Wissel als werkgever te stellen en zonodig te bewijzen, kort gezegd, dat zij al die maatregelen heeft genomen en al die aanwijzingen heeft gegeven die redelijkerwijs nodig waren om de schade te voorkomen. Weliswaar is, zoals de Hoge Raad bij herhaling omtrent art. 7:658 BW heeft overwogen, met de zorgplicht van de werkgever niet beoogd een absolute waarborg te scheppen voor de bescherming van de werknemer tegen het gevaar van arbeidsongevallen, ook niet ten aanzien van werknemers wier werkzaamheden bijzondere risico's van ongevallen meebrengen, maar gelet op de ruime strekking van de zorgplicht kan niet snel worden aangenomen dat de werkgever daaraan heeft voldaan en bijgevolg niet aansprakelijk is voor door de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden geleden schade (vgl. HR 12 december 2008, LJN BD3129, NJ 2009/332 ). Art. 7:658 vergt immers een hoog veiligheidsniveau van de betrokken werkruimte, werktuigen en gereedschappen alsmede van de organisatie van de werkzaamheden en vereist dat de werkgever het op de omstandigheden van het geval toegesneden toezicht houdt op behoorlijke naleving van de door hem gegeven instructies (vgl. HR 11 april 2008, LJN BC9225, NJ 2008/465). Indien de werkgever ter onderbouwing van zijn verweer dat hij de in lid 1 van art. 7:658 genoemde verplichtingen is nagekomen voldoende concrete feitelijke gegevens aanvoert, zal van de werknemer mogen worden verlangd dat hij zijn betwisting van dat verweer voldoende concreet motiveert, zij het dat aan die motivering niet zodanig hoge eisen mogen worden gesteld dat in betekenende mate afbreuk wordt gedaan aan de strekking van art. 7:658 lid 2 de werknemer door verlichting van zijn processuele positie bescherming te bieden tegen de risico's van schade in de uitoefening van zijn werkzaamheden (vgl. HR 25 mei 2007, LJN BA3017, NJ 2008/463 ).
Niet gesteld of gebleken is dat Hecs er in de onderhavige situatie redelijkerwijs rekening mee heeft moeten houden dat tegenover een werknemer als [eiser] met een kantoorfunctie geweld zou worden gepleegd als in 2002 dan wel dat redelijkerwijs rekening moest worden gehouden met de mogelijkheid van bedreigingen als vanaf 2006 aan de orde is geweest.