3.1.[A] c.s. vordert, na wijziging van eis:
primair
de koopovereenkomst gesloten tussen [A] c.s. en [C] c.s. op 1 april 2011 te ontbinden;
alsmede [C] c.s. hoofdelijk te veroordelen, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, aan [A] c.s. (terug) te betalen een bedrag van € 650.000,--, zijnde de aan [C] c.s. betaalde koopprijs, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 november 2012 tot aan de dag van (terug)betaling aan [A] c.s., onder bepaling dat [C] c.s. binnen 1 maand na het gewezen vonnis hun medewerking verlenen aan het verlijden van de notariële akte inzake de (terug)levering van het woonhuis;
alsmede [C] c.s. hoofdelijk te veroordelen, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, aan [A] c.s. te betalen een bedrag ad 130.000,--, zijnde de contractuele boete als bedoeld in artikel 10.2 van voormelde koopovereenkomst, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der ontbinding van de koopovereenkomst tot aan de dag der algehele voldoening door [C] c.s. aan [A] c.s.;
alsmede [C] c.s. te veroordelen tot het betalen aan [A] c.s. van een schadevergoeding ter grootte van € 8.733,35, zijnde de kosten van de facturen die als productie 14 bij deze akte worden overgelegd, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW met ingang van de vervaldatum van die facturen tot aan de dag der algehele voldoening;
en met bepaling dat [C] c.s. alle kosten ter zake van de teruglevering van het woonhuis, zoals de notariskosten en de kadasterkosten, voor hun rekening dienen te nemen;
subsidiair en meer subsidiair
de koopovereenkomst te vernietigen op grond van dwaling in de zin van artikel 6:228 lid 1 sub a BW en meer subsidiair op grond van wederzijdse dwaling in de zin van artikel 6:228 lid 1 sub c BW;
alsmede [C] c.s. hoofdelijk te veroordelen, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, aan [A] c.s. (terug) te betalen een bedrag van 650.000,--, zijnde de aan [C] c.s. betaalde koopprijs, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 november 2012 tot aan de dag van (terug)betaling aan [A] c.s., onder bepaling dat [C] c.s. binnen 1 maand na het gewezen vonnis hun medewerking verlenen aan het verlijden van de notariële akte inzake de (terug)levering van het woonhuis;alsmede [C] c.s. te veroordelen tot het betalen aan [A] c.s. van een schadevergoeding ter grootte van
€ 8.733,35, zijnde de kosten van de facturen die als productie 14 bij deze akte worden overgelegd, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW met ingang van de vervaldatum van die facturen tot aan de dag der algehele voldoening;
en met bepaling dat [C] c.s. alle kosten ter zake van de teruglevering van het woonhuis, zoals de notariskosten en de kadasterkosten, voor hun rekening dienen te nemen;
de koopovereenkomst tussen partijen op grond van het bepaalde in artikel 6:265 lid 1 BW gedeeltelijk te ontbinden en wel op die wijze dat de overeenkomst voor wat betreft de inhoud wordt gewijzigd, zodat de koopprijs geen € 650.000,-- meer bedraagt maar
€ 590.000,--;
alsmede [C] c.s. hoofdelijk te veroordelen, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, tot terugbetaling van het teveel betaalde ad 60.000,--, aan [A] c.s., te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW te rekenen vanaf 1 november 2012 tot aan de dag van algehele voldoening;
II. [C] c.s. hoofdelijk, primair, (meer) subsidiair en nog meer subsidiair, te veroordelen, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, tot betaling van een bedrag van in totaal € 22.068,95 aan buitengerechtelijke kosten aan [A] c.s., te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW met ingang van de vervaldatum van de facturen (overgelegd als productie 9a en 9b bij de dagvaarding en 15 bij deze akte) tot aan de dag der algehele voldoening;
III. [C] c.s. hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure met inbegrip van de beslagkosten en de zogenoemde ‘nakosten’ als bedoeld in artikel 237 lid 4 Rv, conform het liquidatietarief van rechtbanken te begroten op € 131,00 zonder betekening van het in deze te wijzen vonnis respectievelijk € 199,00 in geval van betekening van het in deze te wijzen vonnis, waarbij betaling dient te geschieden binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis respectievelijk binnen veertien dagen na dagtekening van de betekening, bij gebreke waarvan [C] c.s. de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW verschuldigd zal zijn over de proceskosten en nakosten tot aan de dag van volledige betaling;
althans zodanig uitspraak te doen als de rechtbank juist acht.