Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
uitspraak van de meervoudige kamer van 16 september 2013 in de zaak tussen
[eiseres], te Groningen, eiseres
de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,(Dienst Terugkeer & Vertrek)verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Deze bijlage verwijst voor wat betreft (onder meer) de selectiecriteria naar het Besluit van
9 november 2012, nr. DCN/MA-154/2012. De website waarop dit besluit is geplaatst, is eveneens in de Bijlage aangegeven. De website van de DT&V, die ten tijde in geding te raadplegen was, verwees voorts nog naar een zogenoemd ‘puntenformulier projectvoorstellen SVT 26-11-2012’. Op dit te downloaden document is onder meer vermeld op basis van welke criteria de beoordeling plaatsvindt.
Organisaties die voor subsidieverlening in aanmerking komen
3en de titel: ‘Beleidsprioriteiten en soort project’.
actie 2: Assisted voluntary return and (durable) reintegration. Vermeld is hierbij:
“Voor deze actie kan een gecombineerde aanvraag met SVT worden ingediend.”
Eiseres heeft voor het project met de naam “VOLUNTEERS” een totaal bedrag aan subsidie van € 522.052 aangevraagd. De helft te ontvangen via het EFT en de andere helft via de SVT. Aangegeven is dat het project in de zin van Actie 2 van het EFT betreft (
Assisted voluntary return and (durable) reintegration).
Onderwerp: RE:gecombineerde aanvraag ETF-SVT
“Nogmaals dank voor uw aanvraag. Wij hebben uw aanvraag beoordeeld en hebben in deze fase geen vragen. Mogelijk sturen we u nog vragen toe na de stuurgroepvergadering die wij van plan zijn medio maart te houden.”
2.6 Op 4 februari 2013 heeft verweerder afwijzend beslist op de aanvraag van eiseres voor wat betreft het gedeelte SVT. Verweerder overwoog dat eiseres niet voldoet aan de eis dat zij aantoonbare ervaring moet hebben met projecten voor vrijwillige terugkeer.
Verweerder heeft dit, blijkens het primaire besluit, afgeleid uit de informatie die eiseres op het aanvraagformulier heeft gegeven en uit de informatie die verweerder over eiseres op de website van eiseres heeft gevonden. Hieruit blijkt, volgens verweerder, dat eiseres geen ervaring heeft met het opzetten en uitvoeren van projecten voor vrijwillige terugkeer van ex-asielzoekers.
Ter voorbereiding op de aanvraag is door een van de partners van eiseres een voorlichtingsbijeenkomst bezocht. Dit was op 29 november 2012. Eiseres heeft uit de voorlichtingsbijeenkomst begrepen dat, bij eventuele tegenstrijdigheden in de toepasselijke regelgeving (ter zake van ETF en SVT) de Europese richtlijnen bepalend zijn. Eiseres is van mening dat haar project volledig voldeed aan die Europese richtlijnen.
Eiseres heeft verder aangegeven uit de e-mail van 1 februari 2013 te hebben afgeleid dat de aanvraag voldeed aan de formele eisen en door de stuurgroep medio maart 2013 beoordeeld zou worden op de inhoud. In plaats daarvan is enkele dagen later een afwijzend besluit gekomen. Eiseres heeft verder aangevoerd dat in het Europese jaarprogramma bij actie 2 specifiek wordt gewezen op de mogelijkheid van cofinanciering door verweerder. Het criterium waarop verweerder de aanvraag van eiseres heeft afgewezen, wordt in het Europese jaarprogramma echter helemaal niet genoemd. Er is alleen aangegeven dat verwacht wordt dat actie 2 uitgevoerd wordt door“(…)
NGO’s, international organisations, private companies, local authorities and (parts) of the Dutch central government.(…)”.
Eiseres heeft in bezwaar naar voren gebracht dat op de website van de Rijksoverheid voor wat betreft subsidies als deze nergens wordt verwezen naar de voorwaarde van het hebben van ervaring. Volgens eiseres ontbreekt ten aanzien van het ETF een verwijzing naar meergenoemde bijlage III, zij het dat wel wordt verwezen naar de website van DT&V, maar deze website geeft niet aan dat ervaring is vereist, aldus eiseres.
Eiseres heeft tenslotte bezwaar gemaakt tegen het feit dat verweerder conclusies heeft getrokken uit de website van eiseres.
Namens eiseres is het standpunt ingenomen dat bij een gecombineerde aanvraag, zoals in casu, de regelgeving van de SVT ondergeschikt moet zijn aan de regelgeving van het EFT.
De vertegenwoordiger van verweerder heeft bij de hoorzitting het standpunt ingenomen dat het ETF en de SVT twee gescheiden financieringsbronnen zijn, gebaseerd op eigen regelgeving. Erkend is dat beiden een eigen puntenformulier hebben en dat het een en ander verwarrend kan overkomen.
Desgevraagd heeft de gemachtigde van eiseres ter zitting aangegeven de aanvraag, zo die als onvolledig had moeten worden beschouwd, niet te kunnen aanvullen met gegevens betreffende ervaring.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij nog op het volgende gewezen.
Op basis van het Subsidiebesluit en de gepubliceerde Oproep wordt maximaal 50% van de totale subsidiabele kosten van een project gefinancierd. De aanvrager dient derhalve de helft van de kosten op andere wijze te financieren. Deze cofinanciering kon bijvoorbeeld plaatsvinden via het ETF. Daarom is een gecombineerd aanvraagformulier van beide organisaties beschikbaar gesteld. Verweerder heeft zijn standpunt herhaald dat bij het geven van informatie steeds verwezen is naar meergenoemde Bijlage III van het Besluit van 9 november 2012. Daarvan heeft eiseres ook, blijkens de ondertekening van de aanvraag (punt 14) kennisgenomen. Op de internetpagina van verweerder zijn weliswaar geen specifieke beoordelingscriteria uitgelicht, maar daaruit heeft eiseres, volgens verweerder, niet kunnen of mogen afleiden dat bepaalde criteria niet zouden gelden. Het voorgaan van Europese regelgeving ziet op de financiële verantwoordingsvoorwaarden en niet op de eisen waaraan de aanvrager dient te voldoen.
Verweerder heeft tenslotte aangegeven eiseres niet de mogelijkheid te hebben gegeven om het geconstateerde verzuim te herstellen, omdat uit de internetpagina van eiseres reeds bleek dat zij geen ervaring met het onderwerp had. Dit was voorts niet het soort verzuim dat hersteld zou kunnen worden.
liquiditeitsprognose voor zes maanden; begeleiding- en organisatiekosten per ondersteunde ex-asielzoeker; resultaten en effecten voor de eerstvolgende twaalf maanden.
Eiseres heeft verder aangevoerd dat verweerder in strijd met de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft gehandeld door eiseres niet de gelegenheid te geven een geconstateerd verzuim te herstellen. Tenslotte heeft eiseres zich erover beklaagd dat voor eenzelfde aanvraag verschillende criteria worden gehanteerd.
5. De rechtbank oordeelt allereerst naar aanleiding van hetgeen ter zitting aan de orde is gekomen met betrekking tot het procesbelang van eiseres dat eiseres dit procesbelang nog heeft, nu zij heeft gesteld dat het project niet doorgaat als de onderhavige subsidie van verweerder niet wordt verleend. Het wel of niet doorgaan van het project is kennelijk afhankelijk van de door verweerder te verlenen subsidie, zodat eiseres er belang bij heeft door middel van een rechterlijke uitspraak te vernemen of de weigering van verweerder rechtmatig is.
Uit het aanvraagformulier blijkt duidelijk dat de criteria van Bijlage III van toepassing zijn./ De rechtbank wijst er op dat de eis van het hebben van ervaring in Bijlage III prominent genoemd wordt, direct onder het kopje ‘Organisaties die voor subsidieverlening in aanmerking komen’. Voorts wordt dit vereiste op het zogenoemde puntenformulier als eerste inhoudelijke voorwaarde vermeld.
Bij de hoorzitting naar aanleiding van het bezwaar heeft eiseres overigens de kans om aan te tonen dat eiseres wel over ervaring zou beschikken onbenut gelaten. Derhalve valt ook niet in te zien hoe eiseres zou zijn geholpen als verweerder wèl een herstel verzuimbrief had verzonden.
Met betrekking tot een e-mail bericht van een medewerker van verweerders dienst aan eiseres dat verweerder ‘in deze fase geen vragen heeft’ wordt geoordeeld dat hiermee geen rechtens te honoreren verwachtingen zijn gewekt dat de aanvraag van eiseres zou worden ingewilligd.
Beslissing
mr. H.D. Tolsma, leden, in aanwezigheid van mr. H.W. Wind, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 september 2013.