In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedaan op 2 september 2013, zijn de zaken AWB 12/880 en AWB 13/98 aan de orde. Eiser, een inwoner van Hoogeveen, heeft beroep ingesteld tegen besluiten van de minister van Veiligheid en Justitie, die op zijn verzoeken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) heeft beslist. De primaire besluiten, genomen op 9 augustus 2012, hebben de verzoeken van eiser toegewezen voor zover de documenten in het bezit zijn van de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie (CVOM). De bestreden besluiten, genomen op 30 oktober en 19 december 2012, hebben de bezwaren van eiser ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de CVOM niet over andere stukken beschikt dan de reeds verstrekte zaakoverzichten en dat er geen vergaarplicht op de CVOM rustte. Eiser heeft echter aangevoerd dat de officier van justitie de documenten moet vergaren voor de heroverweging van de boetebeschikkingen. De rechtbank heeft in haar overwegingen de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geraadpleegd en geconcludeerd dat, indien de stukken waarvan openbaarmaking is gevraagd niet bij het bestuursorgaan berusten, er wel degelijk een vergaarplicht kan bestaan.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de verweerder niet had mogen volstaan met het doorsturen van het verzoek aan de politie, maar dat de CVOM verplicht was om de documenten te vergaren. De rechtbank heeft de bestreden besluiten vernietigd en verweerder opgedragen nieuwe besluiten te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de overwegingen in deze uitspraak. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 944,00, en moet het door eiser betaalde griffierecht van € 312,00 aan hem worden terugbetaald. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen zes weken.