Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
beschikking van de kinderrechter d.d. 28 juni 2013
vervallenverklaring aanwijzing ex art 1:259 BW en wijziging gezinsvoogdij-instelling
Procesgang
Motivering
Beslissing
fn: 98)
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft de kinderrechter op 28 juni 2013 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van de moeder met betrekking tot de ondertoezichtstelling van haar minderjarige kinderen, [minderjarige A] en [minderjarige B]. De moeder verzocht om de schriftelijke aanwijzing van de Stichting Bureau Jeugdzorg Friesland, gegeven op 24 april 2013, vervallen te verklaren. Deze aanwijzing betrof een omgangsregeling tussen de vader en de minderjarigen, waarbij de kinderen een weekend in de veertien dagen bij hun vader zouden verblijven. De moeder voerde aan dat de aanwijzing onnodig was, omdat zij had aangegeven aan de omgangsregeling te zullen meewerken. Daarnaast stelde zij dat de aanwijzing niet was gemotiveerd en dat het beginsel van hoor en wederhoor was geschonden.
De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder en de vader, bijgestaan door hun advocaten, aanwezig waren. De kinderrechter overwoog dat de omgangsregeling moeizaam tot stand was gekomen en dat het in het belang van de kinderen was dat er continuïteit in de regeling kwam. De kinderrechter oordeelde dat de aanwijzing van de stichting in stand kon blijven, omdat de moeder niet had aangetoond dat de aanwijzing in strijd was met eerdere rechterlijke beslissingen. Bovendien was er geen sprake van een schending van het beginsel van hoor en wederhoor, aangezien de moeder in de gelegenheid was gesteld om te reageren op de stukken.
Daarnaast verzocht de moeder om een wijziging van de gezinsvoogdij-instelling, omdat zij zich niet serieus genomen voelde. De kinderrechter oordeelde dat een wijziging van de gezinsvoogdij-instelling slechts in uitzonderlijke situaties aan de orde kan zijn en dat er in dit geval geen sprake was van een dergelijke situatie. De kinderrechter wees het verzoek van de moeder af, zowel wat betreft de vervallenverklaring van de aanwijzing als de wijziging van de gezinsvoogdij-instelling.