Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 augustus in de zaak tussen
[naam verzoeker], wonende te Veendam, verzoeker
Procesverloop
Overwegingen
5. Bij brief van 8 februari 2013 heeft verzoeker bezwaar gemaakt tegen het hiervoor genoemde besluit van verweerder van 4 januari 2013.
Overwogen is door de AbRS:
De Afdeling is voorts van oordeel dat de rechtbank terecht artikel 6:19, eerste lid, van de Awb niet van toepassing heeft geacht, nu door het besluit van 4 januari 2013 de voor Ten Doornkaat bezwarende besluiten van 23 mei 2012 en 20 september 2012 zijn ingetrokken en gelet daarop niet valt in te zien waarom Ten Doornkaat belang zou hebben bij een beoordeling van die intrekking. De omstandigheid dat in het intrekkingbesluit tevens is vermeld dat Ten Doornkaat nog immer gehouden is zich te onderwerpen aan een onderzoek naar geschiktheid om als bestuurder deel te nemen aan het verkeer, doet hieraan niet af.(…)”
De voorzieningenrechter is allereerst van oordeel dat verzoeker niet kan worden gevolgd in zijn stelling dat hij nooit om een ‘Verklaring van geschiktheid’ heeft verzocht. Uit de gedingstukken blijkt dat verweerder heeft gehandeld naar aanleiding van een e-mail bericht van verzoeker, waarin verzoeker heeft uitgelegd dat er wat was mis gegaan met de betaling voor het onderzoek naar zijn rijgeschiktheid. Verzoeker betaalde alsnog en verzocht, zoals blijkt uit de e-mail, de eerdere mislukte betaling aan te merken als tijdig. Verweerder heeft verzoeker bij brief van 20 januari 2012 de mogelijkheid geboden om alsnog een onderzoek naar rijgeschiktheid te ondergaan en vervolgens een nieuw rijbewijs aan te vragen.
Op 24 januari 2012 heeft verweerder verzoeker bericht de betaling te hebben ontvangen.
In dit schrijven werd verzoeker opgroepen voor een onderzoek bij meergenoemde arts Kemperman. Verzoeker is daar ook, zoals bekend, verschenen.
“Bij gebreke van de in het eerste lid bedoelde medewerking besluit het CBR onverwijld tot ongeldigverklaring van het rijbewijs van de houder.”
is het onderhavige geschil in feite beperkt tot een intrekkingbesluit van een belastend besluit.
Beslissing
- verklaart het beroep onder registratienummer Awb 13/639 gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 14 mei 2013;
- verklaart het bezwaarschrift van 8 februari 2013 alsnog niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verweerder tot vergoeding van het door verzoeker betaalde griffierecht ad € 160,- en bepaalt dat verweerder deze kosten en de reiskosten van verzoeker en zijn echtgenote ad € 22,40 aan verzoeker dient te vergoeden.
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.