ECLI:NL:RBNNE:2013:4884

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 februari 2013
Publicatiedatum
12 augustus 2013
Zaaknummer
17/885530-11
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging met taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 12 februari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van belaging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand, met bijzondere voorwaarden waaronder een contactverbod en een straatverbod ten aanzien van het slachtoffer. De tenlastelegging omvatte het stelselmatig ongewenst contact opnemen met het slachtoffer, zowel via sms als op andere manieren, gedurende een periode van enkele maanden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, die duidelijk had gemaakt geen contact meer te willen. De rechtbank heeft de verklaringen van zowel de verdachte als het slachtoffer in overweging genomen, evenals de bewijsstukken die zijn gepresenteerd. De verdachte was niet verschenen ter zitting, wat de rechtbank als een verergerende omstandigheid heeft beschouwd. De rechtbank heeft ook de eerdere veroordeling van de verdachte in aanmerking genomen, wat heeft geleid tot de beslissing om de voorwaardelijke straf ten uitvoer te leggen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat de gevorderde schade niet rechtstreeks voortvloeide uit het bewezen verklaarde feit. De uitspraak benadrukt de ernst van belaging en de impact daarvan op het slachtoffer, en de noodzaak van straffen om herhaling te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 17/885530-11
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 17/082761-10
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 12 februari 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 29 januari 2013.
Tegen de niet verschenen verdachte is verstek verleend.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2011 tot en met 13 juli 2011 te
Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen (te weten het onderhouden van een relatie en/of contact met verdachte), immers heeft verdachte wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk en met voormeld oogmerk (op verschillende tijdstippen in voornoemde periode) (telkens) (onder meer)
  • via de (mobiele) telefoon contact gezocht met die [slachtoffer] en/of SMS-berichten aan die [slachtoffer] gezonden en/of
  • MSN-berichten naar die [slachtoffer] gezonden en/of
  • zich in de nabijheid van het woonadres en/of op het werk van die [slachtoffer] opgehouden
en/of/aldus (telkens) op enigerlei wijze zijn aanwezigheid en/of gedachtengangen ongewenst en/of hinderlijk en/of bedreigend aan die [slachtoffer] opgedrongen.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
  • veroordeling voor het ten laste gelegde;
  • oplegging van een taakstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen vervangende hechtenis;
  • oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met een proeftijd van twee jaren,
  • oplegging van de bijzondere voorwaarden van een contactverbod met [slachtoffer] en een straatverbod voor de [adres slachtoffer];
  • tenuitvoerlegging van de op 21 september 2010 opgelegde taakstraf van 40 uren;
  • niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer].

Beoordeling van het bewijs

De rechtbank past de hierna te noemen bewijsmiddelen [1] toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten.
1.
De verklaring van verdachte [2] , inhoudende:
V: Wanneer heb je voor het laatst contact met je ex [slachtoffer] gehad?
A: Ik heb haar twee weken geleden gesproken. Dit was bij de fietsenstalling in de [straatnaam 1]. Daar werkt zij. Ik heb kort met haar gesproken.
V: [slachtoffer] heeft aangifte gedaan vanwege het feit dat je haar blijft lastig vallen en contact met haar blijft zoeken op allerlei manieren. Een collega van mij heeft de telefoon van [slachtoffer] onderzocht. Daaruit is gebleken dat in de periode van 18 maart 2011 tot en met 30 juni 2011 70 sms-berichten naar haar telefoon zijn gestuurd vanaf jouw telefoon.
A: Ja, dat zou best kunnen.
V: Ik zal enkele sms-berichten voorlezen. Een bericht van 27 juni 2011: “Laatste keer dat ik je normaal probeer te bellen. Daarna zoek ik je wel weer op. [verdachte].”
A: Dat zou ik wel gezegd kunnen hebben ja.
V: Een sms-bericht van 28 juni 20ll:”[slachtoffer], je kan het jezelf heel moeilijk maken zo. . Ik stop niet! Nooit! Totdat de waarheid boven tafel is.”
A: Ja, dat klopt ook.
V: Een sms-bericht van 30 juni 20ll: ”Dit gaat uit de hand lopen.”
Ja, dat klopt helemaal.
V: Daarnaast verklaart [slachtoffer] dat jij haar op MSN berichten stuurt. Ik laat je anderhalve pagina van deze berichten lezen.
A: Ik herken deze berichten. [emailadres] is mijn MSN-account.
V: Verder verklaart [slachtoffer] dat je op 4 juli 2011 met haar hebt gebeld en hebt aangegeven dat je naar haar huis zou gaan.
A: Dat klopt. Ik zei dat ik daar over twee minuten zou zijn. Ik was toen erg emotioneel. Bij haar woning heb ik [slachtoffer]'s zusje en vader nog gezien.
2.
De verklaring van aangeefster [slachtoffer] [3] , inhoudende:
Tot de zomer van het jaar 2010 heb ik een relatie gehad met [verdachte]. De afronding ging niet zoals het zou moeten. Zo heb ik aangifte van diefstal tegen hem gedaan. Al vanaf mijn aangifte tegen [verdachte], maar vooral sinds de sepot-beslissing van het OM, pleegt [verdachte] wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk op mijn persoonlijke levenssfeer. Omdat ik op geen enkele manier contact meer met [verdachte] wil, reageer ik sinds 17 maart 2011 niet meer op zijn tekstberichten. Ik heb hem rond laatstgenoemde datum, per telefoon, nogmaals duidelijk te kennen gegeven, geen relatie en geen contact meer met hem te willen hebben. Ondanks dat is [verdachte] doorgegaan om mij vanaf laatst genoemde datum veel, heel veel tekstberichten naar mijn mobiele telefoon te sturen. Naast dat ik er gek van word van de hoeveel tekstberichten die [verdachte] aan mij stuurt, valt hij mij ook op andere wijze lastig. Per MSN stuurt hij mij vanaf donderdag 23 juni 2011 tot heden ook berichten, waarop ik niet gereageerd heb.
Daarnaast komt [verdachte] ook in de straat waar ik woon. Hij is daar dan aanwezig om contact met mij te krijgen. Op of omstreeks 04 juli 2011 was [verdachte] ook in de straat waar ik woon. Hij had mij opgebeld en doordat hij dat anoniem had gedaan, heb ik die oproep aangenomen. Nadat ik mijn naam had gezegd, herkende ik de stem van [verdachte]. Hij zei tegen mij dat hij met mij wilde afspreken. Ik zei toen nogmaals tegen [verdachte] dat ik geen contact meer met hem wilde. Vervolgens hoorde ik dat [verdachte] tegen mij zei dat hij dan wel naar mijn huis zou komen. Omdat ik toch niet thuis was heb ik daar toe niet zoveel aandacht meer aan geschonken. Nadien hoorde ik van mijn zus [naam 1] dat zij [verdachte] dezelfde dag in onze straat zag staan.
Mijn vader, [naam 2], is toen naar buiten gegaan en heeft daar met [verdachte] gesproken.
Ik ben werkzaam in de bewaakte rijwielstalling aan [straatnaam 2] te Leeuwarden. Een paar weken terug, donderdag 23 juni 2011, omstreeks 23:30 uur, was ik als enige aan het werk. Ik zag toen dat [verdachte] de stalling binnenkwam. Ik zag dat hij mijn kantoortje binnenliep en plaatsnam op een stoel. Ik hoorde dat [verdachte] aan mij vroeg waarom ik niet reageerde op zijn tekstberichten. Ik heb [verdachte] gevraagd het kantoortje en de stalling te verlaten. Ik hoorde dat hij tegen mij zei dat hij eerst antwoord op zijn vraag wilde hebben. [verdachte] bleef in het kantoortje zitten. Pas toen ik wat klanten had geholpen en bijna afgelost zou worden, zag ik dat [verdachte] wegging. In verband met vorenstaande ben ik op dit moment erg bang voor [verdachte].
3.
Een proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie [4] , inhoudende:
Op woensdag 13 juli 2011 heb ik, verbalisant, als hulpofficier van justitie, Politie Regio Friesland te Leeuwarden, een schriftelijke klacht ter zake stalking ontvangen. De klacht werd gedaan door [slachtoffer]. De klaagster verzocht uitdrukkelijk om tot vervolging van de mogelijke dader over te gaan.
4.
Een proces-verbaal van bevindingen [5] , inhoudende:
Ik, verbalisant, zag dat de eerste correspondentie van de berichtenreeks in de telefoon van [slachtoffer] dateert van 05 maart 2011, opgestart door [verdachte]. Tevens zag ik dat er na dit eerste bericht diverse berichten door [verdachte] werden verzonden, waarop tot en met 17 maart 2011 slechts vier keer is gereageerd met een bericht van [slachtoffer]. Ik zag dat vanaf 18 maart tot en met 30 juni 2011, zeventig berichten van [verdachte] zijn ontvangen.
Ik zag dat er op 27 juni 2011 door [verdachte] het volgende bericht is gezonden:
"Laatste keer dat ik je normaal probeer te bellen. Daarna zoek ik je wel weer op. [verdachte]."
Tevens las ik een bericht van [verdachte], verzonden op 28 juni 2011, waarin stond:
“[slachtoffer], je kan het jezelf heel moeilijk maken zo. . Ik stop niet! Nooit! Totdat de waarheid boven tafel is.” Ik las dat vele van de door [verdachte] verzonden berichten over de verbroken relatie tussen [verdachte] en [slachtoffer] gingen. Ik zag dat onderdeel van de berichten de gemiste oproepen van [verdachte] waren, met in sommige berichten de tekst dat er meerdere oproepen gemist waren. Ik zag dat de laatste sms op 30 juni 2011 door [verdachte] was verzonden. Hierin stond: "Dit gaat uit de hand lopen".

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 17 maart 2011 tot en met 13 juli 2011 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer], met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te doen en te dulden, te weten het onderhouden van een relatie en contact met verdachte, immers heeft verdachte wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk en met voormeld oogmerk op verschillende tijdstippen in voornoemde periode telkens onder meer
  • via de mobiele telefoon contact gezocht met die [slachtoffer] en SMS-berichten aan die [slachtoffer] gezonden en
  • MSN-berichten naar die [slachtoffer] gezonden en
  • zich in de nabijheid van het woonadres en op het werk van die [slachtoffer] opgehouden
en aldus telkens zijn aanwezigheid en gedachtegang ongewenst en hinderlijk aan die [slachtoffer] opgedrongen.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Belaging.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de strafsoort en strafmaat in aanmerking:
  • de aard en de ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
  • de persoon van verdachte, zoals deze naar voren komt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 3 januari 2013;
  • de vordering van de officier van justitie.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging van zijn ex-vriendin, met wie hij bijna drie jaar een relatie heeft gehad.
Verdachte heeft gedurende zo’n drie maanden zijn ex-vriendin bestookt met vele, soms bedreigende sms’jes en msn-berichten, terwijl zijn ex-vriendin hem heel duidelijk had gemaakt geen contact meer te willen. Zij heeft om die reden vanaf 17 maart 2011 ook niet meer gereageerd op alle sms’jes en msn-berichten. Daarnaast heeft verdachte zijn ex-vriendin opgezocht op haar werk en heeft hij zich op hinderlijke wijze opgehouden in de buurt van haar ouderlijk huis.
Met zijn gedrag heeft verdachte op stelselmatige, indringende wijze gedurende langere tijd inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van zijn ex-vriendin en haar naaste omgeving, en bij haar gevoelens van angst opgeroepen. Het slachtoffer is door de handelwijze van verdachte ernstig aangetast in haar levenssfeer en levensvreugde.
Verdachte is niet ter zitting verschenen en heeft tevens, zo blijkt uit een brief van de Reclassering Nederland van 29 november 2012, niet mee willen werken aan het opstellen van een reclasseringsadvies. Dat maakt dat de rechtbank geen inzicht heeft gekregen in de gedachtegang en de eventueel onderliggende -psychische- problematiek van verdachte. Het lijkt er op dat verdachte, gelet op zijn proceshouding, zelf de ernst van zijn gedragingen niet inziet en evenmin zijn verantwoordelijkheid wenst te nemen. Het feit dat verdachte binnen de proeftijd wederom een strafbaar feit heeft begaan, versterkt deze indruk.
Alles afwegend kan de rechtbank de vordering van de officier van justitie volgen om verdachte een taakstraf van 200 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand op te leggen. Tevens acht de rechtbank een contact- en straatverbod nodig en gerechtvaardigd. De rechtbank ziet echter reden om de proeftijd vast te stellen op drie jaar, als stok achter de deur om verdachte te weerhouden van het plegen van een nieuw strafbaar feit.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich voor de aanvang van de zitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd. Zij vordert vergoeding van door haar geleden schade.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade geen rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. Er is immers belaging bewezenverklaard, terwijl de benadeelde partij vergoeding vraagt van een weggenomen camera en een geldbedrag. De rechtbank zal de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 21 september 2010, gewezen door de politierechter in deze rechtbank, is de verdachte veroordeeld tot - voor zover hier van belang - een taakstraf van 100 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 6 oktober 2010. Bij vordering van 8 mei 2012 heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Het bewezenverklaarde feit is begaan tijdens de proeftijd. De rechtbank zal daarom de tenuitvoerlegging gelasten van de voorwaardelijke taakstraf.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14g, 22c, 22d en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 200 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 100 dagen zal worden toegepast.
Een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1.
dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2.
dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1.
dat veroordeelde gedurende de proeftijd van drie jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer].
2.
dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd van drie jaren niet zal bevinden in [adres slachtoffer].
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer
17/082761-10:
Gelast de tenuitvoerlegging van de taakstraf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis
van de politierechter te Leeuwarden van 21 september 2010, te weten een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis in het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Post, voorzitter, mr. H.H.J. Harmeijer en mr. C.A.J. Tuinstra, rechters, bijgestaan door mr. C.L. van der Woude, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 februari 2013.
Mrs. Harmeijer en Tuinstra zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Post
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Woude
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
locatie Leeuwarden,

RECHTBANK LEEUWARDEN

Sector Straf
parketnummer 17/885530-11
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 17/082761-10
proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer in bovengenoemde rechtbank op 29 januari 2013
Tegenwoordig:
mr. K. Post, voorzitter,
mr. H.H.J. Harmeijer en mr. C.A.J. Tuinstra, rechters,
mr. P.F. Hoekstra, officier van justitie en
mr. C.L. van der Woude, griffier.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De voorzitter belast de jongste rechter met de leiding van het onderzoek.
De verdachte, gedagvaard als:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
is niet ter terechtzitting verschenen.
………………………………….
De jongste rechter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 12 februari 2013 te 13:30 uur.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Voetnoten

1.De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met OPS-dossiernummer PL02GL 2011073368, gesloten op 28 november 2011.
2.De verklaring van verdachte, afgelegd d.d. 17 november 2011, pagina's 24-27.
3.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], d.d. 13 juli 2011, pagina's 8-11.
4.Het proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie, d.d. 13 juli 2011, pagina's 14-17.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 13 juli 2011, pagina's 18-19.