3.2[gedaagde] en Kompas Zuidlaren hebben als verweer gevoerd dat Achmea ten onrechte [gedaagde] in persoon heeft gedagvaard, wat moet leiden tot niet-ontvankelijkheid van Achmea in haar vorderingen. Verder voeren zij aan dat, gelet op de nieuwe hoofdsom, de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten niet meer in een redelijke verhouding staan tot de hoofdsom. Daarbij komt, dat de problemen zijn ontstaan door een onwillige houding van ASI om nadere informatie te geven aan de bewindvoerder en verantwoording af te leggen over het bij ASI gestalde bedrag. Tot slot wordt de kantonrechter gevraagd de vordering tot vergoeding van kosten af te wijzen dan wel fors te matigen.
Met betrekking tot [gedaagde]
4. Waar Achmea bekend was met het feit dat het vermogen van [gedaagde] onder bewind was gesteld, had zij op de voet van art. 1:441 lid 1 BW de bewindvoerder moeten dagvaarden. Deze omstandigheid leidt tot niet ontvankelijkheid van Achmea in haar vorderingen jegens [gedaagde]. Achmea zal worden veroordeeld in de kosten aan de zijde van [gedaagde] gevallen, welke kosten worden begroot op het forfaitaire bedrag van twee keer € 25,00 is € 50,00 in totaal, voor het tot tweemaal toe verschijnen ter zitting door [gedaagde].
Met betrekking tot Kompas Zuidlaren
5. Tegen de hoogte van de verminderde hoofdsom is geen inhoudelijk verweer meer gevoerd. Deze vordering is toewijsbaar.
6. Ook tegen de gevorderde rente is geen inhoudelijk verweer gevoerd, zodat de kantonrechter deze vordering zal toewijzen, zijnde op de wet gegrond.
7. Met betrekking tot het verzoek van Kompas Zuidlaren om de kosten fors te matigen overweegt de kantonrechter het volgende.
Als vaststaand kan worden aangenomen dat, ondanks diverse aanmaningen en sommaties van de zijde van Achema, geen tijdige verantwoording is afgelegd over de besteding van het PGB en geen terugbetaling heeft plaatsgevonden van het restant. De kantonrechter volgt Achmea in haar stelling dat een en ander in de risicosfeer van [gedaagde] ligt. Het stond Achmea dan ook naar het oordeel van de kantonrechter vrij om, nadat de betalingsregeling was geëindigd, te dagvaarden voor het openstaande bedrag.
Gelet op het bepaalde in art. 242 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan de kantonrechter niet matigen tot onder het bedrag van de krachtens de wet te begroten proceskosten dan wel het bedrag van de buitengerechtelijke incassokosten dat gewoonlijk in rekening wordt gebracht en redelijk wordt geacht. Achmea heeft haar vordering ten aanzien van de buitengerechtelijke incassokosten in die zin aangepast aan haar lagere vordering tot het gebruikelijke en redelijke geachte bedrag. Een verdere matiging is niet toelaatbaar. Uit het dossier blijkt de kantonrechter dat de gemachtigde van Achmea buitengerechtelijke incassowerkzaamheden heeft verricht van een dusdanige omvang dat deze de vordering kunnen rechtvaardigen. Daarmee is deze vordering van Achmea toewijsbaar. Voor wat betreft de proceskosten zal de kantonrechter op basis van de lagere hoofdsom, en anders dan Achmea thans vordert, uitgaan van € 250,00 per punt voor het salaris gemachtigde, dit conform het geldende liquidatietarief. De kantonrechter rekent drie punten. De kosten voor het oproepingsexploot van Kompas Zuidlaren blijven voor rekening van Achmea, zoals zij ook heeft erkend.
8. Als de in het ongelijk te stellen partij, wordt Kompas Zuidlaren veroordeeld in de proceskosten, zoals hierna in de beslissing is vermeld.
9. Ten overvloede overweegt de kantonrechter nog het volgende. Niet ter beoordeling staat de vraag of de problemen die zijn ontstaan rond het PGB al dan niet zijn te verklaren uit de houding van ASI. ASI is niet in deze procedure betrokken en er is ook geen vordering dienaangaande waarover zou moeten worden beslist.
verklaart Achmea niet ontvankelijk in haar vorderingen jegens [gedaagde], en veroordeelt Achmea in de kosten aan de zijde van [gedaagde] gevallen, welke kosten worden begroot op € 50,00;
veroordeelt Kompas Zuidlaren in haar hoedanigheid van bewindvoerder over het vermogen van [gedaagde] tot betaling aan Achmea van € 1.245,08, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 744,27 vanaf 5 april 2013 tot de dag van de volledige betaling;
veroordeelt Kompas Zuidlaren in haar hoedanigheid van bewindvoerder over het vermogen van [gedaagde] in de kosten van deze procedure aan de zijde van Achmea gevallen, welke kosten tot op heden worden begroot op € 99,67 voor de dagvaarding, € 873,00 voor het vast recht en € 750,00 voor het salaris van de gemachtigde van Achmea;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst, voor zoveel nodig, het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. G.J.J. Smits en in het openbaar uitgesproken op 20 augustus 2013.
typ/conc: 220 / GJJS
coll: