In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 25 januari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De verdachte, die niet ter terechtzitting verscheen, werd beschuldigd van het dwingen van een minderjarig meisje tot het dulden van ontuchtige handelingen op 14 juli 2012 in Leeuwarden. De rechtbank verleende verstek tegen de verdachte en baseerde haar oordeel op het onderzoek dat op 11 januari 2013 had plaatsgevonden. De tenlastelegging omvatte verschillende handelingen, waaronder het aanraken van de billen en borsten van het slachtoffer en het zoenen in de nek en op de mond. De rechtbank achtte het ten laste gelegde bewezen, met uitzondering van enkele onderdelen die niet bewezen konden worden. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat de opgelegde straf passend was, gezien de inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en de eerdere strafbare feiten van de verdachte. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren. De griffier heeft het vonnis vastgelegd en ondertekend.