ECLI:NL:RBNNE:2013:4767

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 augustus 2013
Publicatiedatum
5 augustus 2013
Zaaknummer
18.950181-13
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met vuurwapen en wapenbezit in Meppel

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 2 augustus 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging met een vuurwapen en wapenbezit. De verdachte, geboren in 1967 en woonachtig in Leeuwarden, werd beschuldigd van het afvuren van schoten op de woning van de aangeefster in Meppel op 13 april 2013. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met een automatisch wapen op de woning heeft geschoten, maar oordeelde dat er geen aanmerkelijke kans op de dood of zwaar lichamelijk letsel was, omdat niet bewezen kon worden dat het wapen door de muur van de woning kon schieten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de meest ernstige beschuldigingen, maar achtte de bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht wel bewezen. De verdachte werd ook schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van wapens en munitie van verschillende categorieën. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, en stelde bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf, waaronder reclasseringstoezicht en een behandeltraject. De rechtbank kende de benadeelde partij, de aangeefster, een schadevergoeding toe van € 303,77.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 18.950181-13
vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 2 augustus 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte]

geboren te Kesteren op [geboortedatum] 1967,
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in P.I. Leeuwarden,
Holstmeerweg 7 te Leeuwarden.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 16 juli 2013 en 19 juli 2013.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. R.A.C. Frijns te Arnhem.

De tenlastelegging

De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 13 april 2013, te Meppel, althans in de gemeente Meppel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, (met een vuurwapen) een of meer kogel(s) op de
woning[adres] heeft/hebben afgevuurd, in welke woning die [slachtoffer] ten tijde van het afvuren van die kogel(s) zich bevond en/of waarbij een of meer kogel(s) de/een muur en/of een kozijn en/of een of meer ruit(en) van die woning hebben geraakt en/of door de/een ruit(en) van die woning zijn gedrongen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 13 april 2013, te Meppel, althans in de gemeente Meppel ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (met een vuurwapen) een of meer kogel(s) op de woning [adres] heeft/hebben afgevuurd, in welke woning die [slachtoffer] ten tijde van het afvuren van die kogel(s) zich bevond en/of waarbij een of meer kogel(s) de/een muur en/of een kozijn en/of een of meer ruit(en) van die woning hebben geraakt en/of door
de/een ruit(en) van die woning zijn gedrongen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 13 april 2013, te Meppel, althans in de gemeente Meppel, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (met een vuurwapen) een of meer kogel(s) op de woning [adres] afgevuurd, in welke woning die [slachtoffer] ten tijde van het afvuren van die kogel(s) zich bevond en/of waarbij een of meer kogel(s) de/een muur en/of een kozijn en/of een of meer ruit(en) van die woning hebben geraakt en/of door de/een ruit(en) van die woning zijn gedrongen;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 13 april 2013 tot en met 16 april 2013, te Meppel, althans in de gemeente Meppel en/of te Dodewaard en/of te Tiel een wapen van categorie II, te weten een pistoolmitrailleur, merk STEN, model MK II, kaliber 9x19 mm, en/of munitie van categorie II, te weten een aantal kogelpatronen, voorhanden heeft gehad;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
3.
hij op of omstreeks 13 april 2013, te Dodewaard en/of te Tiel, een of meer wapens van categorie III, en/of munitie van categorie III, voorhanden heeft gehad, te weten:
- een enkelschots repeterend grendelgeweer, merk Mauser, model 98, serienummer 6536 en/of
- een enkelschots repeterend grendelgeweer, merk Mauser, model 98, serienummer 1077 en/of
- een enkelschots repeterend grendelgeweer, merk Steyr, model M29, serienummer 34-2963 en/of
- een enkelschots repeterend grendelgeweer, merk Mauser, model 98, serienummer 6932 en/of
- een enkelschots repeterend grendelgeweer, merk E.R.A., model P14, serienummer 313927 en/of
- een enkelschots repeterend grendelgeweer, merk Steyr, model M95, serienummer 5766Q en/of
- een enkelschots repeterend grendelgeweer, merk Mauser, model 98, serienummer 2073 en/of
- een machinepistool, merk PPsH 41, serienummer TB252 en/of
- een machinegeweer, merkloos, model MG 42 en/of
- 98 Centraalvuur kogelpatronen van de merken S&B, PMC en CWL en/of
- 145 Centraalvuur kogelpatronen van Munitiefabriek Roemenië en/of
- 162 kogelpatronnen van diverse merken.
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie, mr. R. Wildeman, acht hetgeen aan de verdachte onder 1 primair, onder 2 en onder 3 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank verdachte voor deze feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan een gedeelte van 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden toezicht van de reclassering hetgeen mede een ambulante behandeling kan inhouden en een contactverbod met aangeefster [slachtoffer].
Verder vordert de officier van justitie de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot een bedrag van € 803,77 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak

De verdachte zal van het hem onder 1 primair en onder 1 subsidiair worden vrijgesproken omdat de rechtbank dat, evenals de raadsman en anders dan de officier van justitie, niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank acht met name niet bewezen dat verdachte het, al dan niet voorwaardelijk, opzet heeft gehad op de dood van aangeefster dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Verdachte ontkent ten stelligste dat hij hierop het opzet heeft gehad. Hij stelt daarbij dat hij een “statement” richting aangeefster heeft willen maken en haar heeft willen laten schrikken door op haar woning te schieten. Hij heeft daarom met een automatisch wapen op de muur aan de onderkant van de woning van aangeefster geschoten, terwijl hij ervan uitging dat aangeefster boven sliep. Hier ging hij van uit omdat de woning donker was en hij boven een gordijn zag bewegen.
De rechtbank is van oordeel dat er geen aanwijzingen zijn dat verdachte in afwijking van deze verklaring rechtstreeks opzet heeft gehad op de dood of op zwaar lichamelijk letsel.
Niettemin kan opzet aanwezig worden geacht indien verdachte een bepaald gevolg weliswaar niet uitdrukkelijk heeft gewild, maar willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard op het betreffende gevolg. Gesproken wordt dan van voorwaardelijk opzet.
Voor het aannemen van voorwaardelijk opzet dient allereerst vast komen te staan dat de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg aanwezig is geweest, of dit het geval is wordt bepaald door de feitelijke omstandigheden van het geval.
Vast is komen te staan dat verdachte met een automatisch wapen op de woning van aangeefster heeft geschoten. Uit technisch onderzoek is aannemelijk geworden dat er een tweetal projectielen door de bovenkant van het benedenraam van de woning zijn gegaan, terwijl één van deze projectielen de kamer aan de achterzijde door het benedenraam weer heeft verlaten. Verder is door de recherche geconstateerd dat er zich lichte beschadigingen in de muur van de woning bevonden die recent leken te zijn ontstaan, terwijl er gruis is gevonden bij een aantal op de grond bij de woning liggende projectielen dat op het oog hiermee overeen komt. Deze beschadigingen bevonden zich tussen de bovenzijde van het benedenraam en de onderzijde van aangeefsters slaapkamerraam. Vast is voorts komen te staan dat aangeefster sliep en zich bevond op de bovenverdieping van de woning. Het raam van de bovenverdieping is niet geraakt.
Niet is nader onderzocht of verdachte daadwerkelijk op de muur van de bovenverdieping heeft geschoten en met name is niet nader onderzocht of het mogelijk was om met het door verdachte gebruikte wapen en munitie door de muur te schieten.
Gelet op vorengeschetste omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat voor het aannemen van een aanmerkelijke kans om aangeefster te raken slechts sprake kan zijn geweest indien met het door verdachte gebruikte wapen en munitie door de muur van de woning geschoten had kunnen worden. Nu dit niet aannemelijk is geworden, is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op de dood dan wel op zwaar lichamelijk letsel en dat opzet bij verdachte daarop niet bewezen kan worden.
De rechtbank acht wel het onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde, de bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, bewezen.

Bewijsmotivering

Ten aanzien van feit 1 meer subsidiair, feit 2 en feit 3:
De rechtbank hanteert voor het bewijs de navolgende bewijsmiddelen:
1.
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 juli 2013.
2.
het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van Politie Drenthe, District
Zuidwest, Basiseenheid Meppel/Westerveld/De Wolden, registratienummer PL0300 2013025201 d.d. 24 juni 2013 met bijlagen, onder meer inhoudende:
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van Politie Drenthe, District Zuidwest, Basiseenheid Meppel/Westerveld/De Wolden, proces-verbaalnummer PL033W 2013025201-1 d.d. 13 april 2013, inhoudende de aangifte van [slachtoffer], wonende te Meppel, [adres] (pagina’s 33 t/m 37), kort en zakelijk weergegeven: In de nacht van 12 op 13 april 2013 tussen 04:00 uur en 05:00 uur ben ik wakker geschrokken van geluid van buiten. Ik slaap boven de woonkamer aan de straatkant. Ik hoorde harde knallen. De eerste keer heb ik vier of vijf knallen gehoord en even later weer vier of vijf knallen. De volgende dag zag ik, toen ik de gordijnen aan de achterkant opendeed, dat er een gat in het raam zat en dat er buiten allemaal glas lag. Ik zag voorts dat er gaten in het raamkozijn en in de gordijnen aan de voorkant zaten en dat er boven het raam aan de voorkant een paar inslagen in de muur zaten.
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van de [verbalisant 1] (pagina 114 e.v.) die na de melding van aangeefster ter plaatse is gegaan en de schade aan de woning heeft geconstateerd.
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van de verbalisant [verbalisant 2] (pagina 309 e.v.), inhoudende het forensisch onderzoek verricht bij perceel [adres]te Meppel. Verbalisant heeft projectielen aangetroffen.
  • de verklaring van de verdachte bij de politie (pagina 466 e.v.), inhoudende kort en zakelijk weergegeven dat hij op de woning van [slachtoffer] heeft geschoten om een “statement” af te geven. Hij ging er van uit dat [slachtoffer] boven in bed lag. Hij heeft alleen geschoten op de benedenverdieping. Hij heeft geschoten vanuit de auto, een groene Mitsubishi. Hij heeft met een automatisch wapen geschoten.
  • het proces-verbaal van doorzoeking van de woning [adres] te Dodewaard onder leiding van de rechter-commissaris d.d. 14 april 2013. Verbalisanten treffen verschillende soorten wapens en munitie aan en nemen deze in beslag.
  • het proces-verbaal van de verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] (pagina 130 e.v.), inhoudende, kort en zakelijk weergegeven dat zij op 17 april 2013 een onderzoek hebben ingesteld in het bedrijfspand gelegen aan de [adres] te Tiel en daar wapens en munitie hebben aangetroffen.
  • het proces-verbaal van de verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] (pagina 148 e.v.), inhoudende het onderzoek naar de inbeslaggenomen wapens en munitie.
  • de verklaring van de verdachte bij de politie (pagina 487 e.v.) dat de in zijn woning in Dodewaard en in het bedrijfspand aan de [adres]in Tiel in beslag genomen wapens van hem zijn, dat hij met de Stengum op de woning van [slachtoffer] heeft geschoten en dat hij verzamelaar van voorwerpen uit de tweede wereldoorlog is.
De rechtbank acht op grond van voormelde verklaringen en bevindingen dat de onder 1 meer subsidiair, onder 2 en onder 3 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 meer subisdiair, onder 2 en onder 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 13 april 2013, te Meppel, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (met een vuurwapen) kogel(s) op de woning [adres] afgevuurd, in welke woning die [slachtoffer] ten tijde van het afvuren van die kogel(s) zich bevond en waarbij kogel(s) een muur en een kozijn en een ruit van die woning hebben geraakt;
hij in de periode van 13 april 2013 tot en met 16 april 2013, te Meppel, althans in de gemeente Meppel en/of te Dodewaard en/of te Tiel een wapen van categorie II, te weten een pistoolmitrailleur, merk STEN, model MK II, kaliber 9x19 mm, en munitie van categorie II, te weten een aantal kogelpatronen, voorhanden heeft gehad;
hij op 13 april 2013, te Dodewaard en/of te Tiel, een of meer wapens van categorie III, en munitie van categorie III, voorhanden heeft gehad, te weten:
- een enkelschots repeterend grendelgeweer, merk Mauser, model 98, serienummer 6536 en
- een enkelschots repeterend grendelgeweer, merk Mauser, model 98, serienummer 1077 en
- een enkelschots repeterend grendelgeweer, merk Steyr, model M29, serienummer 34-2963 en
- een enkelschots repeterend grendelgeweer, merk Mauser, model 98, serienummer 6932 en
- een enkelschots repeterend grendelgeweer, merk E.R.A., model P14, serienummer 313927 en
- een enkelschots repeterend grendelgeweer, merk Steyr, model M95, serienummer 5766Q en
- een enkelschots repeterend grendelgeweer, merk Mauser, model 98, serienummer 2073 en
- een machinepistool, merk PPsH 41, serienummer TB252 en
- een machinegeweer, merkloos, model MG 42 en
- 98 Centraalvuur kogelpatronen van de merken S&B, PMC en CWL en
- 145 Centraalvuur kogelpatronen van Munitiefabriek Roemenië en
- 162 kogelpatronnen van diverse merken;
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 1 meer subsidiair, onder 2 en onder 3 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Kwalificaties

Het onder 1 meer subsidiair, onder 2 en onder 3 bewezen geachte levert respectievelijk op:
1.
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,
strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht;
2.
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet Wapens en Munitie, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 55 van de Wet Wapens en Munitie;
2.
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet Wapens en Munitie, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 55 van de Wet Wapens en Munitie.

Strafbaarheid

De strafbaarheid van de verdachte.
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
De rechtbank heeft kennis genomen van een psychologisch rapport d.d. 8 juli 2013, opgemaakt door E. de Vrij, GZ psycholoog.
Dit rapport houdt onder meer in als conclusie, zakelijk weergegeven, dat bij verdachte geen sprake is van een ziekelijke stoornis of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Wel is sprake van verslavingsgevoeligheid op basis van langdurig en terugkerend gebruik van alcohol, heroïne en methadon en langdurige afhankelijkheid van kalmerende middelen. Het tenlastegelegde, een reactieve daad in een specifieke relationele en situationele context, gezien tegen de achtergrond van de algeheel labiele conditie waarin verdachte zich, ten gevolge van een afkickproces, al enige weken bevond, kan daaruit echter niet verklaard worden. Dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde onder invloed was van alcohol als bewust gekozen vorm van medicatie in een afkickproces, maakt aannemelijk dat de controle over zijn frustratie mogelijk wat beperkter is geweest, maar dat doet niet af aan de conclusie dat hij volledig verantwoordelijk kan worden geacht. Geadviseerd wordt om verdachte als volledig toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de door haar aannemelijk geachte toedracht van de feiten en de persoon van de verdachte, met voormelde conclusie en maakt die tot de hare.
De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde aan de verdachte kan worden toegerekend.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan, hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte, de eis van de officier van justitie, het pleidooi van de raadsman van de verdachte, de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 18 juni 2013, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van misdrijven is veroordeeld, alsmede voornoemde over verdachte uitgebrachte psychologische rapportage d.d. 8 juli 2013 en het reclasseringsadvies d.d. 11 juli 2013.
Uit de psychologische rapportage komt naar voren dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar wordt geacht. Om het recidivegevaar in te dammen wordt een behandeltraject wenselijk geacht. Verdachte heeft bij de psycholoog aangegeven open te staan voor een behandel- en toezichttraject.
Ook uit het reclasseringsrapport blijkt dat toezicht op bijzondere voorwaarden, waaronder ambulante behandeling door de forensische verslavingszorg, geïndiceerd zijn en dat verdachte gemotiveerd is om mee te werken aan een behandel-/begeleidingstraject.
Door de verdediging is met betrekking tot de strafmaat aangevoerd dat sprake is van een tweetal onherstelbare vormverzuimen in het politieonderzoek als bedoeld in artikel 359a Wetboek van Strafvordering, te weten het gebruik van een niet gereguleerde opsporingsmethode (de stealth sms) en het niet wijzen van verdachte en zijn partner op hun verschoningsrecht jegens elkaar. Voornoemde vormverzuimen dienen, zo stelt de verdediging, te leiden tot strafvermindering.
Met betrekking tot de zogenoemde stealth sms is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is geweest van een vormverzuim, nu voor het gebruik van deze opsporingsmethode van tevoren toestemming is gevraagd en verkregen als bedoeld in artikel 126m van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De rechtbank is van oordeel dat artikel 126m Sv ook ziet op deze opsporingsmethode.
Met betrekking tot het niet wijzen op het verschoningsrecht is de rechtbank eveneens van oordeel dat er geen sprake is van overtreding van een vormvoorschrift.
De rechtbank overweegt het volgende. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van zijn ex-partner en overtreding van artikel 26 van de Wet Wapens en Munitie.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf, passend en geboden is. Zij ziet voorts aanleiding om aan het voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht en behandeling door de AFPN op te leggen.
De rechtbank komt tot een lagere strafoplegging dan door de officier van justitie is gevorderd nu de rechtbank verdachte van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde zal vrijspreken.

Benadeelde partij [slachtoffer] te Meppel (feit 1)

De benadeelde partij heeft een vordering tot vergoeding van geleden schade ingediend ten bedrage van € 803,77, bestaande uit een gedeelte van € 53,77 aan materiële schade en uit een gedeelte van € 750,00 aan immateriële schade.
Verdachte en zijn raadsman hebben zich met betrekking tot deze vordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank overweegt het volgende:
t.a.v. de materiële schade:
De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de materiële schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen.
De vordering acht de rechtbank tot het gevorderde bedrag van € 53,77 voldoende aannemelijk gemaakt en niet onredelijk. De civiele vordering is dan ook gegrond en tot dit bedrag voor toewijzing vatbaar.
t.a.v. de immateriële schade:
De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de immateriële schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen.
De vordering acht de rechtbank tot een bedrag van € 250,00 voldoende aannemelijk gemaakt en niet onredelijk, mede gelet op het feit dat de aangifte is gestoeld op poging moord c.q. poging doodslag en de rechtbank slechts tot een bewezenverklaring komt van bedreiging van aangeefster. De civiele vordering is dan ook gegrond en tot dit bedrag voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank zal het meer of anders gevorderde aan immateriële schade afwijzen.

Schadevergoedingsmaatregel [slachtoffer] te Meppel

Met betrekking tot het bewezen verklaarde acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot een bedrag van € 303,77 aansprakelijk voor de schade, die door dat strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair en onder 1 subsidiair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1 meer subsidiair, onder 2 en onder 3 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven zijn vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 meer subsidiair, onder 2 en onder 3 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
12 maanden, waarvan een gedeelte groot
7 maandenvoorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 3 jaren de hierna te vermelden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
De rechtbank stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid van het wetboek van strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
  • zich binnen drie werkdagen na ommekomst van zijn detentie meldt bij de verslavingsreclassering, te weten IrisZorg, Tarweweg 20 te Nijmegen, en zich hierna blijft melden zo frequent en zolang de reclassering dit tijdens de proeftijd noodzakelijk acht;
  • meewerkt aan een ambulante behandeling bij de forensische verslavingszorg of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering en waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling en of behandelaar zullen worden gegeven;
  • geen contact zal hebben met aangeefster,[slachtoffer], geboren [geboortedatum] 1957, wonende te Meppel, [adres] en dat eventuele afhandeling betreffende de relatie door een tussenpersoon zal dienen te worden afgehandeld.
De rechtbank geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot toezicht op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden overeenkomstig artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 21 september 2013.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te Meppel van de som van € 303,77 en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 303,77 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] te Meppel, bij gebreke van betaling te vervangen door 6 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
De rechtbank verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voor-meld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.I. Klaassens, voorzitter, mr. E. Läkamp en
mr. C.M.M. Oostdam, rechters, in tegenwoordigheid van J. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 2 augustus 2013, zijnde mr. C.M.M. Oostdam buiten staat dit vonnis binnen de daartoe door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.