In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 30 juli 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal in vereniging door middel van valse sleutels. De verdachte was samen met anderen betrokken bij een inbraak in een woning op 10 april 2013. De rechtbank oordeelde dat de aanhouding van de verdachte rechtmatig was, ondanks het verweer van de raadsman dat deze onrechtmatig was vanwege schending van artikel 7 van de Ambtsinstructie. De rechtbank stelde vast dat de verdachte zich had proberen te onttrekken aan zijn aanhouding en dat er voldoende verdenking was van een misdrijf waarvoor een gevangenisstraf van vier jaar of meer kon worden opgelegd. De rechtbank oordeelde dat het gebruik van een waarschuwingsschot door de politie geoorloofd was onder de gegeven omstandigheden.
De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan diefstal in vereniging en veroordeelde hem tot een gevangenisstraf van drie maanden. De rechtbank overwoog dat de inbraak een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers vormde, wat leidde tot gevoelens van onveiligheid. De verdachte had geen relevante persoonlijke omstandigheden die aanleiding gaven om van de standaard strafmaat af te wijken. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding vroeg voor de gestolen sieraden, gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte ook verplicht was om een schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partij, die was vastgesteld op €450,--.