ECLI:NL:RBNNE:2013:4701

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 april 2013
Publicatiedatum
31 juli 2013
Zaaknummer
19.910304-12
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het houden van een hennepkwekerij en illegaal aftappen van elektriciteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 26 april 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het in vereniging houden van een hennepkwekerij en het illegaal aftappen van elektriciteit. De verdachte is ten laste gelegd dat zij in de periode van 1 september 2010 tot en met 11 september 2011, in de gemeente Noordenveld, opzettelijk een grote hoeveelheid hennep heeft geteeld en dat zij elektriciteit heeft weggenomen die toebehoorde aan Enexis B.V. Tijdens de zitting op 12 april 2013 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door haar advocaat, mr. D.C. Keuning. De officier van justitie, mr. B.A.C. Looijestijn, vorderde een werkstraf van 80 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand, met bijzondere voorwaarden voor reclasseringstoezicht en behandeling van de verdachte's verslaving.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met een medeverdachte, een hennepkwekerij heeft opgezet en dat zij daarbij ook elektriciteit illegaal heeft afgetapt. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan beide feiten en heeft de vordering van de officier van justitie grotendeels toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand, met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast is de verdachte verplicht om een schadevergoeding van € 8.286,44 te betalen aan Enexis B.V. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte meegewogen in de strafmaat. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd met betrekking tot reclassering en behandeling van de verdachte's verslaving, om herhaling van strafbare feiten te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 19.910304-12
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 26 april 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 12 april 2013.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. D.C. Keuning, advocaat te Groningen.

Tenlastelegging

De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
zij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 1 september 2010 tot en met 11 september 2011, in de gemeente Noordenveld, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk (in de uitoefening van een beroep of bedrijf) (telkens) heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of aanwezig heeft gehad een grote hoeveelheid hennep, te weten ongeveer 500, althans meer dan 200, hennepplanten, zijnde hennep (telkens) een middel als bedoeld in artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
zij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 1 september 2010 tot en met 11 september 2011 in de gemeente Noordenveld, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan Enexis B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), waarbij verdachte en/of haar mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen elektriciteit/goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of een valse sleutel;
De rechtbank zal, waar in de tenlastelegging staat “verdachte en/of zijn mededader(s)” lezen alsof daar staat “verdachte en/of haar medeverdachte(n)”. De term mededader namelijk impliceert dat verdachte ook als dader moet worden aangemerkt, hetgeen in strijd is met de presumptie van onschuld: een verdachte dient tot aan het moment van onherroepelijke bewezenverklaring van het haar tenlastegelegde voor onschuldig te worden gehouden.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie mr. B.A.C. Looijestijn acht hetgeen aan de verdachte onder 1 en onder 2 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen.
Hij vordert voor deze feiten een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht met een meldingsgebod, een behandelverplichting voor verdachtes drugsverslaving en psychische problematiek door het FACT-team en de methadonbehandeling van de VNN te Groningen of soortgelijke ambulante forensische en/of verslavingszorg hetgeen tevens een kortdurende klinische opname voor de duur van maximaal 7 weken kan inhouden binnen het ambulante behandelingstraject ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek.
De officier van justitie vorderde tenslotte dat de vordering van de benadeelde partij Enexis B.V. dient te worden toegewezen, onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Bewijsmiddelen

Nu verdachte, hetgeen de rechtbank ten aanzien van het onder 1 en onder 2 tenlastegelegde bewezen zal verklaren, niet heeft weersproken en nadien niet anders heeft verklaard en zij noch haar raadsman vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank ten aanzien van dit feit volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
De rechtbank hanteert voor het bewijs de navolgende bewijsmiddelen:
1.
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 april 2013.
2.
het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van Politie Drenthe, District Noord, Basiseenheid Noordenveld,/Tynaarlo/Aa en Hunze, registratienummer: PL031W 2011064053 d.d. 4 januari 2012 met bijlagen, onder meer inhoudende:
- het aangifteformulier met bijlagen van Enexis B.V., Afdeling Fraudebestrijding, met bijlagen, opgemaakt door [aangever]
(pagina’s 40 t/m 66);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van politie Drenthe, district Noord, Basiseenheid Noordenveld/Tynaarlo/Aa en Hunze, proces-verbaalnummer PL031W 2011064053-27 d.d. 5 oktober 2011, houdende de eigen waarneming, wetenschap en bevinding van hoofdagent [verbalisant] (pagina’s 75 t/m 84);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (narcotest Opiumwetmiddel lijst II) van politie Drenthe, Noordenveld/Tynaarlo, proces-verbaalnummer 2011064053 d.d. 12 september, houdende de eigen waarneming, wetenschap en bevinding van hoofdagent [verbalisant] (pagina 113);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van politie Drenthe, district Noord, Basiseenheid Noordenveld/Tynaarlo/Aa en Hunze, proces-verbaalnummer PL031W 2011064053-12 d.d. 12 september 2011, houdende de verklaring van [verdachte] (pagina’s 137 t/m 140);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van politie Drenthe, district Noord, Basiseenheid Noordenveld/Tynaarlo/Aa en Hunze, proces-verbaalnummer PL031W 2011064053-18 d.d. 13 september 2011, houdende de verklaring van [verdachte] (pagina’s 142 t/m 144);

Nadere bewijsoverweging

De rechtbank overweegt dat zowel bij feit 1 als bij feit 2 het initiatief is uitgegaan van de medeverdachte. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat er bij de beide feiten sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking en derhalve van medeplegen door verdachte.
Verdachte wist dat er een hennepkwekerij zou worden opgezet om aanvankelijk beider verslavingsbehoefte te bekostigen en later een aanstaande verhuizing. Verdachte heeft de hennepkwekerijinrichting mede bekostigd, zij heeft geholpen bij de aanleg van de watervoorziening van de kwekerij en zij heeft geholpen bij het knippen van de henneptoppen. Verdachte heeft mede geprofiteerd van twee eerdere oogsten.
Verdachte wist dat de elektriciteit buiten de meter om werd verkregen. Het factuuradres ten behoeve van de levering van elektriciteit stond op haar naam, omdat medeverdachte in het verleden moeilijkheden heeft gehad met elektriciteitleverancier in verband met hennepteelt. Ook hier heeft verdachte geprofiteerd van het niet in rekening brengen van de illegaal afgenomen elektriciteit.
De rechtbank acht derhalve beide feiten wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 en onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.zij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 september 2010 tot en met 11 september 2011,in de gemeente Noordenveld, tezamen en in vereniging met een opzettelijk in de uitoefening van een bedrijf heeft geteeld en bereid en bewerkt en verwerkt een grote hoeveelheid hennep, te weten ongeveer 500, zijnde hennep een middel als bedoeld in artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst II;
2.
zij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 september 2010 tot en met 11 september 2011 in de gemeente Noordenveld, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan Enexis B.V., waarbij verdachte en haar medeverdachte die weg te nemen elektriciteit/goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 1 en onder 2 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Kwalificaties

Het onder 1 en onder 2 bewezen geachte levert respectievelijk op:
1.
Openlijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van de Opiumwet;
2.
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht
door middel van verbreking,
strafbaar gesteld bij artikel 311 juncto artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Strafbaarheid

De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: de aard en de ernst van de gepleegde feiten; de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan; hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; de eis van de officier van justitie; de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 20 maart 2013, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld.
De officier van justitie heeft gevorderd een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht met een meldingsgebod, een behandelverplichting voor verdachtes drugsverslaving en psychische problematiek door het FACT-team en de methadonbehandeling van de VNN te Groningen of soortgelijke ambulante forensische en/of verslavingszorg hetgeen tevens een kortdurende klinische opname voor de duur van maximaal 7 weken kan inhouden binnen het ambulante behandelingstraject ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek.
De raadsman van verdachte heeft de rechtbank onder meer verzocht de door de officier van justitie gevorderde voorwaarden niet op te leggen omdat dit zorgaanbod reeds aan verdachte wordt aangeboden in het kader van een schorsing van de voorlopige hechtenis in verband met naderhand gepleegd feit. Bovendien zal verdachte als hulp vrijwillig aanvaarden omdat zij van haar verslaving en ook van de methadon af wil. Een eventuele proeftijd verbonden aan een voorwaardelijk gedeelte van de straf zou op 2 jaren moeten worden gesteld.
De rechtbank overweegt hierbij dat verdachte samen met haar medeverdachte in hun een hennepkwekerij hebben aangelegd en dat zij twee keer uit de kwekerij hebben geoogst.
Het is een feit van algemene bekendheid dat verdovende middelen grote schade toebrengen aan het sociaal-maatschappelijk functioneren van diegenen die daaraan verslaafd zijn. Bovendien brengt de verslavingsproblematiek en de daarmee samenhangende criminaliteit van drugsgebruikers mee dat aan de maatschappij jaarlijks grote schade wordt berokkend. Verdachte heeft uit winstbejag gehandeld en heeft daarmee tevens de verslaving van gebruikers en de geschetste, daaraan gerelateerde problematiek gefaciliteerd. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank verder rekening gehouden met het de verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 20 maart 2013 waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld.
Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheden en achtergronden van de verdachte zoals omschreven in het reclasseringsadvies van Verslavingszorg Noord Nederland te Groningen van 9 april 2013.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden en mede gelet op de landelijke oriëntatiepunten voor de straftoemeting, van oordeel dat in dit geval het opleggen van de werkstraf en de voorwaardelijke gevangenisstraf met de bijzondere voorwaarden, als door de officier van justitie is gevorderd, een passende bestraffing is voor deze verdachte.
De rechtbank zal de proeftijd bepalen op 3 jaren.

Motivering van de maatregel onttrekking aan het verkeer

De rechtbank acht de hierna te vermelden in beslag genomen voorwerpen vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, aangezien deze voorwerpen goederen bij verdachte zijn aangetroffen en van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerd bezit daarvan in strijd is met de wet dan wel het algemeen belang.

Benadeelde partij Enexis B.V.

De benadeelde partij heeft een vordering tot vergoeding van geleden schade ingediend ten bedrage van € 8.286,44 aan materiële schade.
De raadsman heeft aangevoerd dat de medeverdachte de initiatiefnemer was tot het plegen van het onderhavige feit en verdachte daar maar een gering aandeel in had. Hij verzoekt de rechtbank de hoofdelijkheidsclausule achterwege te laten en verdachte te veroordelen tot een substantieel deel van de vordering.
De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn betoog. De rechtbank acht het causaal verband tussen het onder 2 bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de mede-aansprakelijkheid van de verdachte hoofdelijk voor die schade bewezen. De vordering acht zij tot genoemd bedrag van € 8.286,44 voldoende aannemelijk gemaakt en niet onredelijk. De civiele vordering is dan ook gegrond en tot dit bedrag voor toewijzing vatbaar.

Schadevergoedingsmaatregel Enexis B.V.

Met betrekking tot de in het onder 2 bewezen verklaarde feit acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot een bedrag van € 8.286,44 hoofdelijk aansprakelijk voor de schade, die door dat strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36b, 36c, 36d, 36f, 57 en 91c van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1 en het onder 2 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en onder 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
gevangenisstrafvoor de duur van
1 maand voorwaardelijkmet een proeftijd van 3 jaren.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tevens tot een
taakstrafbestaande uit
80 urenwerkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 3 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
De rechtbank geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot toezicht op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden overeenkomstig artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid van het wetboek van strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
  • zich binnen twee werkdagen na de uitspraak van dit vonnis meldt bij de afdeling Reclassering van de VNN, Canadalaan 1 te Groningen, en zich hierna blijft melden zo frequent en zolang de reclassering dit tijdens de proeftijd noodzakelijk acht;
  • meewerkt aan een behandeling voor haar drugsverslaving en psychische problematiek door het FACT-team en de methadonbehandeling van de VNN te Groningen of soortgelijke ambulante forensische en/of verslavingszorg, zulks ter beoordeling van de reclassering en waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling door of namens de instelling en of behandelaar zullen worden gegeven;
  • wordt verplicht tot een kortdurende klinische opname voor de duur van maximaal 7 weken kan inhouden binnen het ambulante behandelingstraject ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek, als de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die opname door of namens de instelling en of behandelaar zullen worden gegeven.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren arbeid per dag voor de in verzekering doorgebrachte dagen.
De rechtbank verklaart onttrokken aan het verkeer de navolgende in beslag genomen voorwerpen, te weten 1 mes, met zwart heft en lemmet, lengte 21.6 cm, en 1 mes met zwart heft en lemmet, lengte 31.7 cm.
De rechtbank veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan de
benadeelde partijEnexis B.V.van de som van
€ 8.286,44en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil, met dien verstande dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre is bevrijd.
De rechtbank legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 8.286,44 ten behoeve van het slachtoffer Enexis B.V. bij gebreke van betaling te vervangen door 76 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft, en dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre is bevrijd.
De rechtbank verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voor-meld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter en mrs. M.A.A. van Capelle en M. van der Veen, rechters, in tegenwoordigheid van J. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 26 april 2013, zijnde mr. M. van der Veen buiten staat dit vonnis binnen de daartoe door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.