ECLI:NL:RBNNE:2013:4650

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 maart 2013
Publicatiedatum
29 juli 2013
Zaaknummer
19-830254-12
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor mishandeling en veroordeling voor vernieling

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 12 maart 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van mishandeling en vernieling. De verdachte is op 3 september 2012 naar de woning van zijn toenmalige vriendin gegaan, waar hij twee ruiten van de voordeur vernielde en zijn vriendin mishandelde. De tenlastelegging omvatte drie punten: opzettelijke mishandeling van zijn levensgezel, poging tot zware mishandeling van een andere persoon, en vernieling van eigendom van een derde. Tijdens de zittingen op 20 november en 4 december 2012 werd de verdachte bijgestaan door zijn advocaat, mr. H.J. Pellinkhof.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie eiste vrijspraak voor de mishandeling, maar een werkstraf voor de vernieling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte van de mishandeling moest worden vrijgesproken, omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. Echter, de rechtbank achtte de verdachte wel schuldig aan de vernieling van de voordeur en de mishandeling van de andere persoon, en legde een gevangenisstraf van dertig dagen op.

De rechtbank overwoog dat de verdachte eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat meegewogen werd in de strafmaat. De rechtbank vond de aard en ernst van de gepleegde feiten, evenals de omstandigheden waaronder deze waren begaan, van groot belang. De rechtbank besloot dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk was, gezien de ernst van de feiten en de schending van het huisrecht. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling werd afgewezen, omdat de rechtbank deze niet ontvankelijk achtte. Het vonnis werd uitgesproken door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters.

Uitspraak

Rechtbank Noord-Nederland

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummers: 19/830254-12
19/830321-11 (vordering na voorwaardelijke veroordeling algemeen)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 12 maart 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres 1].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 20 november en 4 december 2012 en op 26 februari 2013.
Verdachte/veroordeelde is verschenen ter terechtzittingen van 20 november en 4 december 2012 en werd telkens bijgestaan door mr. H.J. Pellinkhof, advocaat te Assen.

Tenlastelegging

De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 03 september 2012 te Emmen opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [slachtoffer 1], aan haar armen heeft getrokken, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 03 september 2012 te Emmen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet haar hoofd heeft vastgepakt en daarmee tegen de muur heeft geslagen en/of tegen haar hoofd heeft getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 03 september 2012 te Emmen opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]), aan het haar heeft getrokken en/of haar hoofd heeft vastgepakt en daarmee tegen de muur heeft geslagen en/of in het gezicht heeft getrapt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
hij op of omstreeks 03 september 2012 te Emmen opzettelijk en wederrechtelijk een voordeur, althans ruiten in of rondom de voordeur, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie, mr. R.J. Wildeman, persisteert bij de ter terechtzitting van 20 november 2012 geformuleerde eis, te weten vrijspraak voor het onder 1. en 2. tenlastegelegde en een werkstraf van twintig uren subsidiair tien dagen hechtenis voor het onder 3. tenlastegelegde feit.

De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak

De verdachte dient van het onder 1. en onder 2. primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat dit, evenals de officier van justitie en de raadsman van verdachte, niet wettig en overtuigend bewezen acht.

Bewijsmiddelen

feit 2. subsidiair en feit 3.
Op 3 september 2012 deed [slachtoffer 2] aangifte van mishandeling, gepleegd op 3 september 2012 tussen 21:00 uur en 21:15 uur aan de [adres 2] [1] . Het geweld dat op haar werd uitgeoefend veroorzaakte pijn aan haar hoofd.
Zij doet namens [slachtoffer 3] te Emmen tevens aangifte van beschadiging van een voordeur van de woning aan de [adres 2].
Op 3 september 2012 was zij samen met haar dochter [slachtoffer 1] in haar woning. Ze had een meningsverschil met haar dochter. Omstreeks 21:00 uur escaleerde de ruzie. [slachtoffer 1] verliet de kamer en wilde naar boven gaan. Vrijwel direct hierop hoorde ze de vriend van [slachtoffer 1], [verdachte] door de brievenbus schreeuwen dat hij [slachtoffer 1] uit huis zou halen. Hij vernielde twee ruiten van de voordeur en opende door een vernielde ruit de deur aan de binnenkant. Hij liep de hal in en begon aan de armen van [slachtoffer 1] te trekken. Aangeefster gaf [verdachte] een vuistslag tegen zijn hoofd. [verdachte] pakte daarop aangeefster bij haar haren en begon er aan te trekken. Zij voelde dat [verdachte] haar hoofd tegen een muur sloeg. Dit veroorzaakte pijn.
Ter terechtzitting van 26 februari 2013 heeft aangeefster, als getuige gehoord, onder meer verklaard dat haar kaak door de mishandeling helemaal dik was.
[slachtoffer 1] verklaart [2] dat zij op 3 september 2012 omstreeks 21:00 uur samen met haar moeder in de woning aan de [adres 2] was. Zij had ruzie met haar moeder. Omstreeks 21:00 uur wilde zij naar boven gaan. Zij hoorde dat haar vriend [verdachte] door de brievenbus schreeuwde dat hij haar uit huis zou halen. Ze zag dat [verdachte] twee ruiten van de voordeur vernielde en de deur aan de binnenkant opende. Hij kwam de hal in lopen en begon aan haar armen te trekken. Haar moeder gaf [verdachte] een vuistslag tegen zijn hoofd. [verdachte] pakte haar moeder bij haar haren vast en begon er aan te trekken. [verdachte] sloeg haar met haar hoofd tegen een muur.
Verdachte heeft op 4 september 2012 verklaard [3] dat hij op 3 september 2012 omstreeks 21:00 uur naar het huis van zijn vriendin [slachtoffer 1] is gegaan. De moeder van [slachtoffer 1] schreeuwde iets tegen hem. Hij heeft daarop een ruit van de voordeur vernield. Als iemand hem slaat, slaat hij meteen terug. Dan kan hij zich niet inhouden.

Hetgeen de rechtbank bewezen acht

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 2. subsidiair en onder 3. tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij op 03 september 2012 te Emmen opzettelijk mishandelend een persoon te weten [slachtoffer 2], aan het haar heeft getrokken en haar hoofd heeft vastgepakt en daarmee tegen de muur heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
3.
hij op 03 september 2012 te Emmen opzettelijk en wederrechtelijk een voordeur, toebehorende aan [slachtoffer 3], heeft beschadigd.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 2. subsidiair en onder 3. meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Kwalificaties

Het bewezen geachte levert respectievelijk op:
onder 2. subsidiair:
mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 3.:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen,
strafbaar gesteld bij artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht.

Strafbaarheid

De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan, hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte, de eis van de officier van justitie, geformuleerd ter terechtzitting van 20 november 2012, het pleidooi van de raadsman van de verdachte, eveneens gehouden ter terechtzitting van 20 november 2012, de oriëntatiepunten voor de straftoemeting en de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 23 januari 2013, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van soortgelijke feiten als de onderhavige is veroordeeld.
Verdachte is op 3 september 2012 naar de woning van [slachtoffer 2] aan [adres 2] gegaan met de bedoeling zijn toenmalige vriendin [slachtoffer 1] uit huis te halen. Hij heeft twee ruiten van de voordeur van de woning vernield en is de woning binnengegaan door de voordeur aan de binnenkant te openen. Vervolgens heeft verdachte [slachtoffer 2] mishandeld door haar aan haar haren te trekken en haar met haar hoofd tegen een muur te slaan. Niet alleen de mishandeling rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan maar ook het binnendringen van de woning. Dit levert immers een ernstige schending van het huisrecht op, hetgeen in de aan verdachte op te leggen straf tot uitdrukking dient te komen.
De rechtbank zal de officier van justitie dan ook niet volgen in de gevorderde taakstraf van twintig uren maar is van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten zoals hierboven is uiteengezet, niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur.
Vordering tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 19/830321-11 op grond van het plegen van een nieuw strafbaar feit gedurende de proeftijd
De rechtbank zal de officier van justitie niet ontvangen in deze vordering nu de rechtbank bij afzonderlijke beslissing van 12 maart 2013 de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf zal bevelen op grond van het niet naleven van de bij vonnis van de rechtbank Assen van 22 juni 2012 gestelde bijzondere voorwaarden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1. en onder 2. primair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 2. subsidiair en onder 3. tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2. subsidiair en onder 3. meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
dertig dagen.
De rechtbank beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 19/830321-11
De rechtbank verklaart de officier van justitie niet ontvankelijk in zijn vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 19/830321-11 op grond van het plegen van een nieuw strafbaar feit gedurende de proeftijd.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, en mr. E. Läkamp en mr. M.A.A. van Capelle, rechters, in tegenwoordigheid van R.C. Sprong, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 12 maart 2013.

Voetnoten

1.dossierpagina 6
2.dossierpagina 3
3.dossierpagina 17