ECLI:NL:RBNNE:2013:4618

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 juli 2013
Publicatiedatum
26 juli 2013
Zaaknummer
18/630545-11
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf wegens gewoontewitwassen met aanzienlijke geldbedragen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 25 juli 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van gewoontewitwassen. De verdachte, geboren op een onbekende datum en woonachtig in een onbekende gemeente, werd ervan beschuldigd in de periode van 22 december 2008 tot en met 13 november 2012 aanzienlijke geldbedragen te hebben verworven en verborgen, die afkomstig waren uit misdrijven, waaronder hennepteelt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten betrokken was bij het witwassen van geld door middel van verschillende bankrekeningen en transacties. De verdachte heeft verklaard dat de gelden legaal waren verkregen, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaring niet geloofwaardig was, gezien het grote verschil tussen de legale inkomsten en de gestorte bedragen op zijn rekeningen.

De rechtbank heeft verschillende bewijsmiddelen in overweging genomen, waaronder verklaringen van de verdachte en medeverdachten, alsook bankafschriften die aantonen dat er grote contante bedragen op de rekeningen van de verdachte zijn gestort. De rechtbank concludeerde dat de verdachte op de hoogte was van de criminele herkomst van de gelden en dat hij heeft geprobeerd deze te verbergen door geldbedragen tussen verschillende rekeningen te sluizen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van gewoontewitwassen en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft ook bepaald dat de bankpas van de verdachte moet worden teruggegeven.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters L.W. Janssen, L.M.E. Kiezebrink en F.J. Agema betrokken waren. De rechtbank heeft de zaak behandeld in het openbaar en de uitspraak is gedaan in het kader van de Wet Herziening Gerechtelijke Kaart, die op 1 januari 2013 in werking is getreden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer: 18/630545-11 (Promis)
op tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 25 juli 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[Verdachte],
geboren op [geboortedatum/-plaats verdachte],
wonende te[woonadres/-plaats verdachte].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
22 april 2013 en 11 juli 2013.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij
in de gemeente(n)[woonadres/-plaats verdachte] en/of [gemeente 1] en/of [gemeente 2] en/of elders in
Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
in of omstreeks de periode van 22 december 2008 tot en met 13 november 2012
een gewoonte heeft gemaakt van
het verwerven en/of voorhanden hebben en/of overdragen en/of omzetten en/of
gebruik maken van een of meer voorwerpen, te weten een of meer geldbedragen
en/of van
het verbergen en/of verhullen van de werkelijke aard en/of de herkomst en/of
de vindplaats en/of de vervreemding of de verplaatsing van die/dat geld-
bedrag(en)
dan wel het verbergen en/of verhullen wie de rechthebbende(n) op die/dat
geldbedrag(en) waren/was en/of die/dat geldbedrag(en) voorhanden had(den),
zulks terwijl hij en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat die/dat
geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren/was uit de door
zekere [medeverdachte 1] en/of zekere [medeverdachte 2], althans door een of
meer anderen, gepleegde hennepteelt, in ieder geval uit enig misdrijf,
immers
1.
werden in genoemde periode (telkens) door die [medeverdachte 1] en/of door
die [medeverdachte 2], althans door (die/een) ander(en) aanzienlijke bedragen
contant gestort op of ten behoeve van bankrekening nr. [rekeningnummer 1], ten name
van[betrokkene] en/of verdachte en/of op of ten behoeve van
hun/zijn bankrekening nr. [rekeningnummer 2], ten name van verdachte en/of [betrokkene]
,
namelijk op bankrekening nr. [rekeningnummer 1]:
- in de periode 22 december 2008 t/m 31 december 2009 in totaal (ongeveer)
36.800 euro, althans een -groot- deel van genoemd bedrag en/of
- in de periode van 23 februari 2010 t/m 15 november 2010 in totaal (ongeveer)
9.680 euro, althans een -groot- deel van genoemd bedrag en/of
- in de periode van 25 januari 2011 t/m 5 december 2011 in totaal (ongeveer)
34.565 euro, althans een -groot- deel van genoemd bedrag en/of
- in de periode van 26 januari 2012 t/m 28 september 2012 in totaal (ongeveer)
9.600 euro, althans een -groot- deel van genoemd bedrag,
in totaal in bovengenoemde periode (ongeveer) 90.645 euro, althans een -groot-
deel van genoemd bedrag (pagina-nrs. 985, 986 en 987)
en/of
op bankrekening nr. [rekeningnummer 2]:
- in de periode van 5 januari 2009 t/m 31 december 2009 in totaal (ongeveer)
20.170 euro, althans een -groot- deel van genoemd bedrag en/of
- in de periode van 23 februari 2010 t/m 15 november 2010 in totaal (ongeveer)
61.270 euro, althans een -groot- deel van genoemd bedrag en/of
- in de periode van 25 januari 2011 t/m 5 december 2011 in totaal (ongeveer)
20.825 euro, althans een -groot- deel van genoemd bedrag en/of
- in de periode van 26 januari 2012 t/m 28 september 2012 in totaal (ongeveer)
4.170 euro, althans een -groot- deel van genoemd bedrag,
in totaal in bovengenoemde periode (ongeveer) 106.435 euro, althans een -groot-
deel van genoemd bedrag (pagina-nrs. 988, 989, 990 en 991),
alzo -in totaal- 90.645 euro en 106.435 euro is 197.080 euro, althans een
-groot- deel van genoemd bedrag, hetwelk (telkens) door die [medeverdachte 1]
en/of die [medeverdachte 2], althans door (die/een) ander(en) op hun/zijn
bankrekening(en) werd(en) gestort,
en/of
2.
hebben/heeft verdachte en/of zijn mededader(s) (zakelijk weergegeven) (telkens)
- van zijn bankrekening(en) aangezienlijke geldbedrag(en) overgemaakt naar de
bankrekening(en) en/of de creditcardrekening van zekere[medeverdachte 3]
en/of zijn echtgenote, te weten:
  • in 2009 in totaal (ongeveer) 3.100 euro en/of (ongeveer) 7.800 euro en/of
  • in 2010 in totaal (ongeveer) 18.170 euro en/of (ongeveer) 21.450 euro en/of
  • in 2011 in totaal (ongeveer) 18.075 euro en/of (ongeveer) 11.790 euro en/of
  • in 2012 in totaal (ongeveer) 6.070 euro en/of (ongeveer) 6.240 euro,
in totaal (ongeveer) 92.695 euro en
hebbende genoemde [medeverdachte 3] en/of diens mededader(s)
- van zijn bankrekening(en) aanzienlijke geldbedragen overgemaakt naar de
bankrekening(en) van verdachte en/of zijn mededader(s), te weten:
  • in 2009 in totaal (ongeveer) 11.700 euro en/of (ongeveer) 3.275 euro en/of
  • in 2010 in totaal (ongeveer) 33.300 euro en/of (ongeveer) 575 euro en/of
  • in 2011 in totaal (ongeveer) 19.318,52 euro en/of
  • in 2012 in totaal (ongeveer) 6.580 euro en/of (ongeveer) 4.740 euro
in totaal (ongeveer) 79.488,52 euro
en/of
3.
hebben/heeft verdachte en/of zijn mededader(s)
in genoemde periode (grote) bedragen geïnvesteerd in en/of betaald voor de
overname en/of verbouwing(en) en/of de ingebruikname van horeca-gelegenheid
[naam horecagelegenheid], [adres horecagelegenheid]
namelijk
middels de bankrekening van verdachte en/of[betrokkene], nr.[rekeningnummer 2] meermalen
de huur betaald voor genoemde horeca-gelegenheid, namelijk
  • op 15 maart 2010 een bedrag van 2.776,66 euro en/of
  • op 12 mei 2010 een bedrag van 2.776,66 euro en/of
  • op 12 juli 2010 een bedrag van 2.776,66 euro en/of
  • op 4 augustus 2010 een bedrag van 2.776,66 euro en/of
  • op 21 september 2010 een bedrag van 2.776,66 euro en/of
  • op 2 november 2010 een bedrag van 2.776,66 euro en/of
  • op 10 december 2011 een bedrag van 2.776,66 euro en/of
  • op 23 maart 2011 een bedrag van 2.776,66 euro en/of
  • op 2 mei 2011 een bedrag van 2.776,66 euro en/of
  • op 2 mei 2011 een bedrag van 2.776,66 euro (pag. 29) en/of
door het bedrijf [Installatiebedrijf] in genoemd pand de installatie
van/voor verwarming en/of sanitair en/of riolering en electriciteit heeft
laten aanbrengen voor een bedrag van 16.477,77 euro, waarvan verdachte contant
in totaal (ongeveer) 13.477,77 euro had betaald (pag. 151)
en/of
4.
hebben/heeft verdachte en/of zijn mededader(s)
in genoemde periode meermalen van zijn bankrekening(en) (een deel van) de huur
voor het perceel[adres 2] te[gemeente 3] heeft overgemaakt, al dan niet met
de omschrijving [omschrijving], namelijk
  • op 15 februari 2009 een bedrag van 1.025 euro en/of
  • op 29 mei 2009 een bedrag van 1.050 euro en/of
  • op 25 juli 2009 een bedrag van 500 euro en/of
  • op 3 september 2009 een bedrag van 500 euro en/of
  • op 5 oktober 2009 een bedrag van 500 euro en/of
  • op 8 oktober 2009 een bedrag van 1.173 euro en/of
  • op 3 december 2009 een bedreag van 650 euro en/of
  • op 13 januari 2010 een bedrag van 650 euro en/of
  • op 8 maart 2010 een bedrag van 660 euro en/of
  • op 9 april 2010 een bedrag van 1.173 euro en/of
  • op 22 juni 2010 een bedrag van 2.346 euro en/of
  • op 25 juni 2010 een bedrag van 650 euro en/of
  • op 12 juli 2010 een bedrag van 640,73 euro en/of
  • op 4 augustus 2010 een bedrag van 2.346 euro en/of
  • op 18 augustus 2010 een bedrag van 650 euro en/of
  • op 22 oktober 2010 een bedrag van 940 euro en/of
  • op 4 november 2010 een bedrag 3.851 euro en/of
  • op 20 november 2010 een bedrag van 1.204 euro en/of
  • op 7 februari 2011 een bedrag van 1.204 euro en/of
  • op 11 mei 2011 een bedrag van 1.216 euro en/of
  • op 15 juni 2011 een bedrag van 1.204 euro en/of
  • op 3 augustus 2011 een bedrag van 1.228,08 euro en/of
  • op 9 september 2011 een bedrag van 1.252,56 euro, (pv.pag. 33);
art 420ter Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van de stukken en de verklaring van verdachte ter terechtzitting gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
Standpunt van de verdachte
De verdachte heeft ter verdediging aangevoerd dat alle gelden legaal zijn verkregen. Tegenover alle stortingen op zijn rekeningen staan ook opnames. Het geld is niet afgeschreven, maar werd door overboekingen verplaatst in verband met opgelopen schulden. Onbetaalde rekeningen worden wel meegerekend als zijnde witgewassen. De politie heeft kennelijk geen volledige verklaringen opgenomen, terwijl verdachte tijdens zijn verhoor volledige uitleg heeft gegeven.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de beoordeling van de ten laste gelegde feiten acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 juli 2013, zakelijk weergegeven:
Ik heb samen met[medeverdachte 1] het [naam horecagelegenheid]. De omzet van [naam horecagelegenheid] werd rechtsreeks of via haar op mijn rekening gestort. Ik heb geen administratie gevoerd van [naam horecagelegenheid]; als ondernemer ben ik dat voor de fiscus in de eerste 5 jaar ook niet verplicht. Ik heb mijn vader een creditcard cadeau gegeven voor zijn verjaardag.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 14 november 2012, opgenomen op pagina 28 tot en met 42 in dossier nummer 01GHR12050 (verdachtenmap), inhoudende verhoor [Verdachte], zakelijk weergegeven:
V: Wanneer ben je begonnen met [naam horecagelegenheid]? A: Begin 2010.
V: Hoe is dat verlopen?
A: Niet goed. Dat kwam door een conflict met de gemeente.
V: Waarover was dit conflict?
A: Over het krijgen van een vergunning.
V: Wat zijn de maandelijkse inkomsten van [naam horecagelegenheid]? A: Om en nabij de uitgaven.
V: Wat is de omzet van het[naam horecagelegenheid] in 2011 geweest? A: Nul. Ik ben in 2011 dicht geweest.
Ik heb in 2011 mijn vergunning gekregen, ik ben ook ongeveer 2 maanden open geweest in 2011. Daarna was het geld op en moest ik zelf gaan werken.
V: Welke periode ben je open geweest in 2011? A: De maanden augustus en september.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 7 december 2012, opgenomen op pagina 52 tot en met 63 in dossier nummer 01GHR12050 (verdachtenmap), inhoudende verhoor [Verdachte], zakelijk weergegeven:
lk heb de vergunning aangevraagd. Hoe vaak heb jij geld ontvangen, via de bank of contant, van je[medeverdachte 2] of [medeverdachte 1]? Van mijn[medeverdachte 2] niet. Van [medeverdachte 1] maandelijks. Ze stortte dat op mijn privérekening, of op mijn zakelijke rekening. Dus vanaf juni dit jaar (2012) elke maand. Hoeveel was dit in totaal? Om en nabij € 4.000,-- werd maandelijks gestort door[medeverdachte 1]. Dit geld was afkomstig van [naam horecagelegenheid].
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 januari 2013, opgenomen in dossier nummer 01GHR12050 (alg. dossier zaaksdossier FIN-TTI-G-ADM-CIE), inhoudende inleidend proces-verbaal weergegeven onder 5.3 (MAP BOB 1 t/m 24 pagina’s 56 tot en met 62 en 166 tot en met 177 en MAP BOB 97 t/m 108 pagina’s 957 ev), zakelijk weergegeven:
Uit de geleverde informatie van de Belastingdienst bleek van de volgende legale inkomsten van[Verdachte]:
  • in 2009 € 34.822,--
  • in 2010 € 39.470,--
  • in 2011 € 23.965,--
Uit de geleverde informatie van de Belastingdienst bleek van de volgende legale inkomsten van[betrokkene]:
  • in 2009 € 34.699,--
  • in 2010 € 39.552,--
  • in 2011 € 39.011,--
Na onderzoek aan de bankrekeningen van [Verdachte] en [betrokkene] bleek van de volgende inkomsten zoals vermeld op de bankafschriften. Deze inkomsten zijn inclusief salarisuitbetalingen, teruggaven van de Inkomstenbelasting en Omzetbelasting (tbv [naam horecagelegenheid] en kinderbijslag):
  • in 2009 € 56.119,85
  • in 2010 € 59.066,--
  • in 2011 € 54.238,72
  • in 2012 (tot september) € 45.926,83
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 januari 2013, opgenomen in dossier nummer 01GHR12050 (alg. dossier zaaksdossier FIN-TTI-G-ADM-CIE), inhoudende inleidend proces-verbaal weergegeven onder 5.21, zakelijk weergegeven:
In verband met de verklaring van [Verdachte], dat al het door hem contant gestorte geld afkomstig was van pinopnames, werd het totaal van de geldopnames van beide rekeningen vastgelegd. Uit de opgevraagde bankafschriften van de twee voornoemde bankrekeningen bleek dat vanaf 2009 tot en met september 2012 in totaal een bedrag van
€ 72.467,69 (ook buitenlandse, vandaar decimalen) aan contante geldopnames waren uitgevoerd terwijl er in dezelfde periode op dezelfde bankrekeningen in totaal een bedrag van € 197.080,00 was gestort. Dit betreft een verschil van € 124.612,31.
Door verdachte[Verdachte] werd hieromtrent geen nadere verklaring afgelegd.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 januari 2013, opgenomen in dossier nummer 01GHR12050 (alg. dossier zaaksdossier FIN-TTI-G-ADM-CIE), inhoudende inleidend proces-verbaal weergegeven onder 5.8 (MAP BOB 77 t/m 96 pagina’s 755 tot en met 757 en MAP BOB 97 t/m 108 pagina’s 972 ev), zakelijk weergegeven:
Bankrekening[rekeningnummer 3] bleek vanaf 1 januari 2010 uitsluitend gebruikt te worden voor het bij en - afschrijven van geldbedragen van - en naar de twee anderen bankrekeningen welke op naam staan van [Verdachte] en [betrokkene]zijnde [rekeningnummer 1] en [rekeningnummer 2]. Er vonden middels deze rekening geen betalingen of pinopnames plaats.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 januari 2013, opgenomen in dossier nummer 01GHR12050 (alg. dossier zaaksdossier FIN-TTI-G-ADM-CIE), inhoudende inleidend proces-verbaal weergegeven onder 5.10 en 5.12 (MAP BOB 97 t/m 108 pagina’s 985, 986 en 987 en MAP BOB 97 t/m 108 pagina’s 988, 989, 990 en 991), zakelijk weergegeven:
CONTANTE STORTINGEN REKENINGNUMMER [rekeningnummer 1]
Na onderzoek aan de bankafschriften bleek van de volgende contante stortingen:
  • in de periode 5 januari 2009 tot en met 31 december 2009 € 36.800,--
  • in de periode 23 februari 2010 tot en met 15 november 2010 € 9.680,--
  • in de periode 25 januari 2011 tot en met 5 december 2011 € 34.565,--
  • in de periode 26 januari 2012 tot en met 28 september 2012 € 9.600,--
In totaal:
€ 90.645,--
CONTANTE STORTINGEN REKENINGNUMMER [rekeningnummer 2]
Na onderzoek aan de bankafschriften bleek van de volgende contante stortingen:
  • in de periode 5 januari 2009 tot en met 31 december 2009 € 20.170,--
  • in de periode 23 februari 2010 tot en met 15 november 2010 € 61.270,--
  • in de periode 25 januari 2011 tot en met 5 december 2011 € 20.825,--
  • in de periode 26 januari 2012 tot en met 28 september 2012 € 4.170,--
In totaal:
€ 106.435,--
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 januari 2013, opgenomen in dossier nummer 01GHR12050 (alg. dossier zaaksdossier FIN-TTI-G-ADM-CIE), inhoudende inleidend proces-verbaal weergegeven onder 6.1 (MAP BOB 37 pagina 399 ev MAP BOB 77 t/m 96 pagina’s 755 tot en met 757 en MAP BOB 97 t/m 108 pagina’s 972 ev), zakelijk weergegeven:
Na onderzoek aan de bankafschriften van [Verdachte][betrokkene] bleek van de volgende bij- en afschrijvingen van en naar twee bankrekeningen op naam van[medeverdachte 3]
Overgemaakt naar [medeverdachte 3] op rekeningnummer [rekeningnummer 1]
  • in 2009 € 3.100,--
  • in 2010 € 18.170,--
  • in 2011 € 18.075,--
  • in 2012 € 6.070,--
Overgemaakt naar [medeverdachte 3] op rekeningnummer [rekeningnummer 2]:
  • in 2009 € 7.800,--
  • in 2010 € 21.450,--
  • in 2011 € 11.790,--
  • in 2012 € 6.240,--
Ontvangen van [medeverdachte 3] op rekeningnummer [rekeningnummer 1]
  • in 2009 € 11.700,--
  • in 2010 € 33.300,--
  • in 2011 € 19.318,52,--
  • in 2012 € 6.580,--
Ontvangen van [medeverdachte 3] op rekeningnummer [rekeningnummer 2]:
  • in 2009 € 3.275,--
  • in 2010 € 575,--
  • in 2011 € 0,--,--
  • in 2012 € 4.740,--
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 januari 2013, opgenomen in dossier nummer 01GHR12050 (alg. dossier zaaksdossier FIN-TTI-G-ADM-CIE), inhoudende inleidend proces-verbaal weergegeven onder 7.26 (MAP BOB 37 pagina 399 ev MAP BOB 77 t/m 96 pagina’s 755 tot en met 757 en MAP BOB 97 t/m 108 pagina’s 972 ev), zakelijk weergegeven:
Uit gegevens van de bankrekening van [Verdachte] en [betrokkene] met rekeningnummers [rekeningnummer 2] en [rekeningnummer 1] bleek dat middels deze rekeningen meerdere malen de huur is betaald van [naam horecagelegenheid]:
  • op 15 maart 2010 € 2.776,66
  • op 12 mei 2010 € 2.776,66
  • op 12 juli 2010 € 2.776,66
  • op 4 augustus 2010 € 2.776,66
  • op 21 september 2010 € 2.776,66
  • op 2 november 2010 € 2.776,66
  • op 10 december 2010 € 2.776,66
  • op 23 maart 2011 € 2.776,66
  • op 2 mei 2011 € 2.776,66
  • op 2 mei 2011 € 2.776,66
In totaal:
€27.766,27
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 november 2012, opgenomen op pagina 151 tot en met 156 van dossier nummer 01GHR12050 (MAP AH 1 t/m 25), inhoudende [Installatiebedrijf], zakelijk weergegeven:
Op 23 november 2012 heeft verbalisant gebeld met [Installateur]. Deze bevestigde een installatiebedrijf te hebben gehad en in 2009 zaken te hebben gedaan met[naam horecagelegenheid]. Het ging om installatie van elektriciteit, verwarming, sanitair en riolering. Hij vertelde dat hij de opdracht had gekregen van [Verdachte] en dat[Verdachte] in gedeeltes contant had betaald. Hij had nog ongeveer 3000 euro van [Verdachte]tegoed.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 januari 2013, opgenomen in dossier nummer 01GHR12050 (alg. dossier zaaksdossier FIN-TTI-G-ADM-CIE), inhoudende inleidend proces-verbaal weergegeven onder 8.4 (MAP BOB 37 pagina 399 ev MAP BOB 77 t/m 96 pagina’s 755 tot en met 757 en MAP BOB 97 t/m 108 pagina’s 972 ev), zakelijk weergegeven:
Uit gegevens van de bankrekening van[Verdachte] en[betrokkene] met rekeningnummers [rekeningnummer 2] en [rekeningnummer 1] bleek dat middels deze rekeningen meerdere malen de huur is betaald van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] dan wel bedragen met omschrijving[omschrijving]:
  • op 15 februari 2009 € 1.025,--
  • op 29 mei 2009 € 1.050,--
  • op 25 juli 2009 € 500,--
  • op 3 september 2009 € 500,--
  • op 5 oktober 2009 € 500,--
  • op 8 oktober 2009 € 1.173,--
  • op 3 december 2009 € 650,--
  • op 13 januari 2010 € 650,--
  • op 8 maart 2010 € 660,--
  • op 9 april 2010 € 1.173,--
  • op 22 juni 2010 € 2.346,--
  • op 25 juni 2010 € 650,--
  • op 12 juli 2010 € 640,73
  • op 4 augustus 2010 € 2.346,--
  • op 18 augustus 2010 € 650,--
  • op 22 oktober 2010 € 940,--
  • op 4 november 2010 € 3.581,--
  • op 20 november 2010 € 1.204,--
  • op 7 februari 2011 € 1.204,--
  • op 11 mei 2011 € 1.216,04
  • op 15 juni 2011 € 1.204,--
  • op 3 augustus 2011 € 1.228,08
  • op 9 september 2011 € 1.252,56
In totaal:
€26.343,37
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 januari 2013, opgenomen in dossier nummer 01GHR12050 (alg. dossier zaaksdossier FIN-TTI-G-ADM-CIE), inhoudende inleidend proces-verbaal weergegeven onder 5.1, zakelijk weergegeven:
In de woning waar verdachte[medeverdachte 2] werd aangehouden en de stekkenkwekerij werd aangetroffen werd een creditcard van American Express aangetroffen op naam van [Verdachte]. Tevens werd een pasje aangetroffen van groothandel [Groothandel], op naam van [naam horecagelegenheid]/[Verdachte]. Voorafgaande aan diens aanhouding werd verdachte[medeverdachte 2] waargenomen in een personenauto welke op naam stond van [Verdachte].
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 januari 2013, opgenomen in dossier nummer 01GHR12050 (alg. dossier zaaksdossier FIN-TTI-G-ADM-CIE), inhoudende inleidend proces-verbaal weergegeven onder 7.15 (MAP AH 1 t/m 25 pagina’s 45 tot en met 110), zakelijk weergegeven:
Tijdens de doorzoeking op 13 november 2012 in de woning van verdachte [Verdachte], [woonadres/-plaats verdachte], werd een brief aangetroffen van [Verdachte], gericht aan `vader. Bij de brief was een bijlage gevoegd met hierop een overzicht van betalingen dan wel schulden met een totaalbedrag van €.53.974,05 ten behoeve van [naam horecagelegenheid].
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 januari 2013, opgenomen in dossier nummer 01GHR12050 (alg. dossier zaaksdossier FIN-TTI-G-ADM-CIE), inhoudende inleidend proces-verbaal weergegeven onder 5.13 (MAP BOB 97 t/m 108 pagina’s 917 tot en met 939 en MAP BOB 109 t/m 121 en 01 t/m 012 pagina’s 1012 tot en met 1018), zakelijk weergegeven:
Voorts werden, voor zover beschikbaar, de camerabeelden opgevraagd van stortingen op de bankrekeningen [rekeningnummer 2]. Op de camerabeelden werd door mij, verbalisant, [medeverdachte 1] herkend als degene die op 13 augustus 2012 een storting van € 300,- uitvoerde op rekeningnummer [rekeningnummer 2]. Hierbij werd gebruik gemaakt van een bankpas welke op naam staat van [Verdachte] voorzien van pasnummer 081.
Op 24 september 2012 bleek een storting te hebben plaatsgevonden van
€ 1.050,00 op rekeningnummer [rekeningnummer 2] van [Verdachte]. Nadat van deze storting de beelden waren opgevraagd herkende ik, verbalisant, verdachte[medeverdachte 1]als degene die deze storting had verricht. Hierbij werd gebruik gemaakt van een bankpas welke op naam staat van [Verdachte] voorzien van pasnummer 081.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 januari 2013, opgenomen op pagina 154 van dossier nummer 01GHR12050 (alg. dossier zaaksdossier FIN-TTI-G-ADM-CIE), inhoudende aantreffen bankpassen [Verdachte] onder [medeverdachte 1], zakelijk weergegeven:
Na de aanhouding van verdachte[medeverdachte 1] werd op 14 november 2012 in haar fouillering een bankpas aangetroffen van ABN-AMR0 rekening[rekeningnummer 2], pasnummer 081 op naam van[Verdachte]. (ADM-05-01)
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 januari 2013, opgenomen in dossier nummer 01GHR12050 (alg. dossier zaaksdossier FIN-TTI-G-ADM-CIE), inhoudende inleidend proces-verbaal weergegeven onder 7.19.6 (MAP AH 1 t/m 25 pagina 240 tot en met 259), zakelijk weergegeven:
Door[Drankenhandel] is meerdere malen drank geleverd aan [naam horecagelegenheid]. Door een medewerker [Drankenhandel] werd verklaard dat zij hierbij zaken hebben gedaan met zowel[Verdachte] als zijn [medeverdachte 2]. Ook werd verklaard dat op enig moment en iedere week een fust bier werd opgehaald door[medeverdachte 1] in een rode auto. Uit de facturen bleek dat er in de periode 11 augustus 2011 t/m 5 november 2012 voor € 5.055,00 aan drank was geleverd.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 januari 2013, opgenomen in dossier nummer 01GHR12050 (alg. dossier zaaksdossier FIN-TTI-G-ADM-CIE), inhoudende inleidend proces-verbaal weergegeven onder 7.19.7 (MAP BOB 49 t/m 76 pagina 634 ev en MAP BOB 109 t/m 121 en 01 t/m 012 pagina’s 1092 tot en met 1107 en 1030 ev en 1262 ev), zakelijk weergegeven:
Door de firma[Koffieleverancier] zijn verschillende goederen en producten geleverd aan [naam horecagelegenheid]. Hierbij werden zaken gedaan met zowel [medeverdachte 2]als [Verdachte]. Door medewerkers van [Koffieleverancier] werd verklaard dat 'de oude de baas leek, en de jonge deed ja en amen'. Voorts werd verklaard dat met de jonge[Verdachte] contact was omtrent de uitvoering en met de oude over het geld'. Na navraag bij[Koffieleverancier] bleek in de periode 08 juni 2009 tot en met 26 oktober 2012 een totaalbedrag van € 8.322,66 te zijn uitgegeven bij [Koffieleverancier].
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 januari 2013, opgenomen in dossier nummer 01GHR12050 (alg. dossier zaaksdossier FIN-TTI-G-ADM-CIE), inhoudende inleidend proces-verbaal weergegeven onder 7.19.8 (MAP AH 1 t/m 25 pagina 349 tot en met 362), zakelijk weergegeven:
Bij[Leverancier] bleken ten behoeve van[naam horecagelegenheid] 22 stoelen medio april 2009 te zijn besteld. De offerte en opdrachtbon bleken te zijn voorzien van de naam van[medeverdachte 2]. Het daaropvolgende mailverkeer vond plaats met [Verdachte]. € 600,-- van de in totaal €.2.330,85 werd betaald, het restant bleek tot op heden nog niet te zijn betaald.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 januari 2013, opgenomen in dossier nummer 01GHR12050 (alg. dossier zaaksdossier FIN-TTI-G-ADM-CIE), inhoudende inleidend proces-verbaal weergegeven onder 7.19.10 (MAP BOB 109 t/m 121 en 01 t/m 012 pagina’s 1271 tot en met 1277), zakelijk weergegeven:
Door[Vloerinstallateur] werden middels een vordering gegevens verstrekt omtrent deze werkzaamheden. Hierbij bleek door [Vloerinstallateur] voor een totaalbedrag van €.5.200,00 een keukenvloer te zijn aangebracht. Op de offertes en de factuur bleek van de naam [Verdachte] te zijn voorzien. De betaling van €.3.094,-- is op
27 april 2009 betaald middels de bankrekening van [medeverdachte 1], zijnde[rekeningnummer 4]. Het restant van €.3.749,05 is na een betalingsachterstand door [Incassobureau] geïncasseerd. Dit bleek tevens te zijn betaald middels voornoemde bankrekening van [medeverdachte 1]. Uiteindelijk is er €.6.843,05 betaald.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de inhoud van de bewijsmiddelen en de hiervoor weergegeven standpunten als volgt.
Afkomstig van misdrijf
Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat verdachte met zijn partner over de ten laste gelegde periode een legaal verifieerbaar inkomen had van € 215.351,40. De geldbedragen die door verdachte over diezelfde periode werden overgeboekt van zijn bankrekeningen lagen echter vele malen hoger.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de bewijsmiddelen dat in de periode 20 oktober 2008 tot en met 13 november 2012 contante geldbedragen zijn gestort op twee bankrekeningen op naam van verdachte en [betrokkene] onder meer door[medeverdachte 1], waarover verdachte verklaarde dat het een omzet van[naam horecagelegenheid] was. Over die omzet, die niet kan worden aangetoond, verklaarde verdachte zelf dat deze in 2011 € 0,-- was. Ook hebben er met betrekking tot het[naam horecagelegenheid] door verdachte verschillende (grote) betalingen plaatsgevonden in de vorm van huurleges en investeringen.
Tussen de bankrekeningen van verdachte en[medeverdachte 3] hebben over en weer stortingen plaatsgevonden. Tot slot heeft verdachte veelvuldig huur betaald voor de woning van [medeverdachte 1] en[medeverdachte 2].
Het kan niet anders dan dat verdachte bekend was met de antecedenten en veroordelingen van medeverdachte [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]. Immers werd een horecavergunning hem in eerste instantie geweigerd vanwege eerdere veroordelingen van zijn vader[medeverdachte 2].
Verder blijkt uit de bewijsmiddelen van een nauwe verbondenheid tussen verdachte en de medeverdachten in relatie tot het [naam horecagelegenheid]. Zo was [medeverdachte 1] in het bezit van een bankpas op naam van verdachte en verrichtte zij daarmee stortingen op verdachtes bankrekening. Tevens waren verdachte en[medeverdachte 1] samen eigenaar van [naam horecagelegenheid].
Daarnaast werden ook de namen van verdachte en [medeverdachte 2] herhaaldelijk met elkaar in verband gebracht met betrekking tot investeringen en inkopen voor[naam horecagelegenheid]. Onder [medeverdachte 2] werd tevens een groothandelpas op naam van verdachte aangetroffen en was hij in het bezit van een creditcard op naam van verdachte. Tot slot is [medeverdachte 2]waargenomen in de personenauto van verdachte en zijn bij verdachte schriftelijke bescheiden gevonden gericht aan zijn vader met betrekking tot het [naam horecagelegenheid].
De voornoemde vastgestelde feiten en omstandigheden rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank het vermoeden van witwassen. De verklaring van verdachte dat door
[medeverdachte 1] gestorte bedragen verband hielden met de omzet van [naam horecagelegenheid], acht de rechtbank niet geloofwaardig. Immers heeft verdachte zelf verklaard dat [naam horecagelegenheid] geen omzet genereerde en zelfs een periode gesloten is geweest. Daarnaast werd er ook geen boekhouding bijgehouden voor[naam horecagelegenheid]. Verdachte heeft ook geen logische en geloofwaardige verklaring gegeven voor het grote verschil tussen zijn inkomenspositie enerzijds en de vele geldverschuivingen die via zijn bankrekeningen plaatsvonden anderzijds. Dat al deze geldbedragen uit legale bron afkomstig zijn heeft verdachte niet aannemelijk kunnen maken.
Nu het legaal te verifiëren inkomen van verdachte de grote uitgaven die door verdachte werden gemaakt niet dekken, is het waarschijnlijk dat de naar verdachte overgeboekte en vervolgens door hem door- en teruggestorte gelden uit misdrijf afkomstig zijn en dat verdachte daarvan op de hoogte was, gezien de onderlinge (familie-)relatie met één van de medeverdachten.
Verbergen en verhullen
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte getracht de criminele herkomst van de aan hem, onder meer door[medeverdachte 1], gestorte gelden te verbergen en te verhullen. Immers heeft verdachte, om de werkelijke aard en herkomst te verbergen, geldbedragen tussen zijn bankrekeningen en bankrekeningen van [medeverdachte 3] overgeboekt, onder het mom van leningen en terugbetalingen van die leningen. Ook werden met de aan hem gestorte geldbedragen huurpenningen voor [naam horecagelegenheid] betaald en investeringen gedaan. Tot slot werden met de gestorte geldbedragen huurpenningen betaald voor de woning van [medeverdachte 3]
Door op deze wijze contant gestorte gelden die hij op zijn bankrekening had ontvangen over te boeken naar andere bankrekeningen of hiermee andere betalingen te verrichten, waarbij zijn bankrekeningen als tussenrekeningen werden gebruikt om geldbedragen door te sluizen, heeft verdachte kennelijk de daadwerkelijke criminele herkomst van deze gelden geprobeerd te verhullen en te verbergen.

Bewezenverklaring

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de gemeenten[woonadres/-plaats verdachte] en/of [gemeente 1] en/of [gemeente 2], tezamen en in vereniging met anderen, in de periode van 22 december 2008 tot en met 13 november 2012 een gewoonte heeft gemaakt van het verwerven en het verbergen en verhullen van de werkelijke aard en de herkomst en vervreemding of de verplaatsing van die geldbedragen
zulks terwijl hij en zijn mededaders telkens wisten dat die geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit de door zekere [medeverdachte 1] en zekere[medeverdachte 2], gepleegde hennepteelt, in ieder geval uit enig misdrijf,
immers
1.
werden in genoemde periode telkens door die [medeverdachte 1] aanzienlijke bedragen
contant gestort op of ten behoeve van bankrekening nr.[rekeningnummer 1], ten name van [betrokkene] en/of verdachte en op of ten behoeve van hun bankrekening nr. [rekeningnummer 2], ten name van verdachte en/of [betrokkene],
namelijk op bankrekening nr. [rekeningnummer 1]:
- in de periode 22 december 2008 t/m 31 december 2009 in totaal (ongeveer)
36.800 euro, en
- in de periode van 23 februari 2010 t/m 15 november 2010 in totaal (ongeveer)
9.680 euro, en
- in de periode van 25 januari 2011 t/m 5 december 2011 in totaal (ongeveer)
34.565 euro, en
- in de periode van 26 januari 2012 t/m 28 september 2012 in totaal (ongeveer)
9.600 euro,
in totaal in bovengenoemde periode ongeveer 90.645 euro, althans een -groot-
deel van genoemd bedrag
en
op bankrekening nr. [rekeningnummer 2]:
- in de periode van 5 januari 2009 t/m 31 december 2009 in totaal (ongeveer)
20.170 euro, en
- in de periode van 23 februari 2010 t/m 15 november 2010 in totaal (ongeveer)
61.270 euro, en
- in de periode van 25 januari 2011 t/m 5 december 2011 in totaal (ongeveer)
20.825 euro, en
- in de periode van 26 januari 2012 t/m 28 september 2012 in totaal (ongeveer)
4.170 euro,
in totaal in bovengenoemde periode ongeveer 106.435 euro
alzo -in totaal- 90.645 euro en 106.435 euro is 197.080 euro, hetwelk telkens door die [medeverdachte 1] op hun bankrekeningen werden gestort,
en
2.
heeft verdachte zakelijk weergegeven telkens
  • van zijn bankrekeningen aanzienlijke geldbedragen overgemaakt naar de bankrekeningen van zekere [medeverdachte 3], te weten:
  • in 2009 in totaal (ongeveer) 3.100 euro en (ongeveer) 7.800 euro en
  • in 2010 in totaal (ongeveer) 18.170 euro en (ongeveer) 21.450 euro en
  • in 2011 in totaal (ongeveer) 18.075 euro en (ongeveer) 11.790 euro en
  • in 2012 in totaal (ongeveer) 6.070 euro en (ongeveer) 6.240 euro,
in totaal (ongeveer) 92.695 euro en
hebbende genoemde[medeverdachte 3]
- van zijn bankrekening aanzienlijke geldbedragen overgemaakt naar de
bankrekeningen van verdachte, te weten:
  • in 2009 in totaal (ongeveer) 11.700 euro en (ongeveer) 3.275 euro en
  • in 2010 in totaal (ongeveer) 33.300 euro en (ongeveer) 575 euro en
  • in 2011 in totaal (ongeveer) 19.318,52 euro en
  • in 2012 in totaal (ongeveer) 6.580 euro en (ongeveer) 4.740 euro
in totaal (ongeveer) 79.488,52 euro
en
3.
heeft verdachte in genoemde periode (grote) bedragen geïnvesteerd in en betaald voor de
overname en/of verbouwingen en/of de ingebruikname van horeca-gelegenheid[naam horecagelegenheid] [adres horecagelegenheid], namelijk
middels de bankrekening van verdachte en/of[betrokkene], nr. [rekeningnummer 2] meermalen
de huur betaald voor genoemde horeca-gelegenheid, namelijk
  • op 15 maart 2010 een bedrag van 2.776,66 euro en
  • op 12 mei 2010 een bedrag van 2.776,66 euro en
  • op 12 juli 2010 een bedrag van 2.776,66 euro en
  • op 4 augustus 2010 een bedrag van 2.776,66 euro en
  • op 21 september 2010 een bedrag van 2.776,66 euro en
  • op 2 november 2010 een bedrag van 2.776,66 euro en
  • op 10 december 2011 een bedrag van 2.776,66 euro en
  • op 23 maart 2011 een bedrag van 2.776,66 euro en
  • op 2 mei 2011 een bedrag van 2.776,66 euro en
  • op 2 mei 2011 een bedrag van 2.776,66 euro en
door het bedrijf [Installatiebedrijf] in genoemd pand de installatie
van/voor verwarming en sanitair en riolering en elektriciteit heeft
laten aanbrengen voor een bedrag van 16.477,77 euro, waarvan verdachte contant
in totaal (ongeveer) 13.477,77 euro had betaald,
en
4.
heeft verdachte in genoemde periode meermalen van zijn bankrekeningen (een deel van) de huur voor het perceel [adres 2] te[gemeente 3] heeft overgemaakt, al dan niet met
de omschrijving [omschrijving], namelijk
  • op 15 februari 2009 een bedrag van 1.025 euro en
  • op 29 mei 2009 een bedrag van 1.050 euro en
  • op 25 juli 2009 een bedrag van 500 euro en
  • op 3 september 2009 een bedrag van 500 euro en
  • op 5 oktober 2009 een bedrag van 500 euro en
  • op 8 oktober 2009 een bedrag van 1.173 euro en
  • op 3 december 2009 een bedrag van 650 euro en
  • op 13 januari 2010 een bedrag van 650 euro en
  • op 8 maart 2010 een bedrag van 660 euro en
  • op 9 april 2010 een bedrag van 1.173 euro en
  • op 22 juni 2010 een bedrag van 2.346 euro en
  • op 25 juni 2010 een bedrag van 650 euro en
  • op 12 juli 2010 een bedrag van 640,73 euro en
  • op 4 augustus 2010 een bedrag van 2.346 euro en
  • op 18 augustus 2010 een bedrag van 650 euro en
  • op 22 oktober 2010 een bedrag van 940 euro en
  • op 4 november 2010 een bedrag 3.851 euro en
  • op 20 november 2010 een bedrag van 1.204 euro en
  • op 7 februari 2011 een bedrag van 1.204 euro en
  • op 11 mei 2011 een bedrag van 1.216 euro en
  • op 15 juni 2011 een bedrag van 1.204 euro en
  • op 3 augustus 2011 een bedrag van 1.228,08 euro en
  • op 9 september 2011 een bedrag van 1.252,56 euro.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

Strafbaarheid van het feit

Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert het volgende strafbare feit op:
medeplegen van gewoontewitwassen, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen
strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het en laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De officier van justitie heeft bij haar strafeis rekening gehouden met de aard, ernst en omvang van het ten laste gelegde, alsmede de justitiële documentatie van verdachte.
Standpunt van de verdachte
Verdachte heeft aangevoerd dat de strafeis van de officier van justitie is gebaseerd op verkeerde aannames en onjuistheden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, de aangaande zijn persoon opgemaakte rapportage en het hem betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister, alsmede met de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan het er een gewoonte van te maken grote hoeveelheden geld van criminele herkomst wit te wassen.
Door geld uit de opbrengsten van misdrijf verkregen via zijn bankrekeningen door te sluizen en vervolgens in het handelsverkeer te brengen heeft verdachte de integriteit van de financiële en economische markt ernstige schade toegebracht. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan, te meer nu het handelen van verdachte lange tijd heeft voortgeduurd en er vele duizenden euro’s als zijnde legaal verkregen geld in het financiële verkeer zijn gebracht.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met verdachtes justitiële documentatie. Hieruit komt naar voren dat hij niet eerder met politie of justitie in aanraking is gekomen. Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsrapport van
19 april 2013.
De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is. De rechtbank zal tevens bepalen dat een gedeelte van deze straf voorwaardelijk wordt opgelegd met een proeftijd van twee jaren. Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en omvang van het bewezenverklaarde.

Beslag

De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat het inbeslaggenomene, te weten de bankpas ING ten name van[Verdachte], moet worden teruggegeven aan verdachte.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 47, 57, 420 bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

De rechtbank:
- verklaart het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
- verklaart verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar.
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot
4 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde voor het einde van dan wel gedurende de proeftijd van 2 jaren één of meer voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
Gelast de teruggave van:
- de bankpas ING ten name van [Verdachte] aan veroordeelde.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. L.W. Janssen, voorzitter, L.M.E. Kiezebrink en
F.J. Agema rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J. Mulder als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 juli 2013.
Mr. L.W. Janssen was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
De Wet Herziening Gerechtelijke Kaart is op 1 januari 2013 in werking getreden. De rechtbanken Assen, Groningen en Leeuwarden vormen met ingang van die datum tezamen de nieuwe rechtbank Noord-Nederland. Het rechtsgebied van deze rechtbank beslaat de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen. De zaak wordt daarom verder behandeld en beslist door de rechtbank Noord-Nederland.