ECLI:NL:RBNNE:2013:4605

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 juli 2013
Publicatiedatum
25 juli 2013
Zaaknummer
18/670517-12
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens hennepkwekerij en witwassen

Op 25 juli 2013 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van hennepkwekerij en witwassen. De verdachte, geboren te [geboorteplaats/-datum verdachte], was op dat moment preventief gedetineerd in P.I. HvB Ter Apel. De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van de terechtzittingen van 15 februari, 22 april en 11 juli 2013. De tenlastelegging omvatte onder andere het verwerven en verbergen van aanzienlijke geldbedragen, die volgens de aanklacht afkomstig waren uit de opzettelijke teelt van hennepplanten, in strijd met de Opiumwet. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van de tenlastelegging, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak, met de argumentatie dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de hennepkwekerij.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte vrijgesproken werd van het eerste deel van de tenlastelegging, maar dat er voldoende bewijs was voor het tweede deel, namelijk de opzettelijke teelt van hennep. De rechtbank baseerde haar oordeel op verschillende bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van de verdachte en getuigen, alsook op het aantreffen van een hennepkwekerij in de woning van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat de verdachte samen met zijn mededader een hennepkwekerij had opgezet en dat hij betrokken was bij het witwassen van de opbrengsten daarvan.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 15 maanden, rekening houdend met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke delicten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een gevaar vormde voor de maatschappij door zijn betrokkenheid bij de hennepteelt en het witwassen van criminele gelden. De uitspraak benadrukt de ernst van de misdrijven en de impact daarvan op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
parketnummers: 18/670517-12 (Promis)
op tegenspraak
raadsman: mr. L.S. Slinkman
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 25 juli 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren te[geboorteplaats/-datum verdachte],
thans preventief gedetineerd in P.I. HvB Ter Apel, Ter Apel.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
15 februari 2013, 22 april 2013 en 11 juli 2013.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging ex art. 314a, lid 1 Sv, ten laste gelegd dat:
1.
dat hij
in de gemeente(n) [gemeente 1] en/of[gemeente 2] en/of[gemeente 3] en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
in of omstreeks de periode van 20 oktober 2008 tot en met 13 november 2012
een gewoonte heeft gemaakt van
het verwerven en/of voorhanden hebben en/of overdragen en/of omzetten en/of gebruik maken van een of meer voorwerpen, te weten van een of meer geldbedragen
en/of van
het verbergen en/of verhullen van de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding of de verplaatsing van die/dat geldbedrag(en)
dan wel
het verbergen of verhullen wie de rechthebbende(n) op die/dat geldbedrag(en)) waren/was of die geldbedrag(en) voorhanden had(den),
terwijl hij en/of zijn mededader (telkens) wist(en), dat die geldbedrag(en)
-onmiddellijk of middellijk- afkomstig waren/was uit het opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben van hennepplanten en/of hennepstekken, ingevolge artikel 3 van de Opiumwet,
in ieder geval uit enig misdrijf,
immers hebben/heeft hij en/of zijn mededader(s),
terwijl hij en/of zijn mededader geen of nagenoeg geen legale inkomsten had(den),
A.
telkens aanzienlijke geldbedragen gestort of doen of laten storten op bankrekening nr.[rekeningnummer 1],
gesteld ten name van[medeverdachte 1], [adres] [pleegplaats],
onder de vermelding: storting eigen rekening, namelijk
  • in de periode van 20-08-2008 t/m 31-12-2008: in totaal (ongeveer) 35.800,= euro en/of
  • in 2009 in totaal (ongeveer) 115.050,= euro en/of
  • in 2010 in totaal (ongeveer) 10.665,= euro en/of
  • in 2011 in totaal (ongeveer) 1.610,= euro en/of
  • in de periode van 25-03-2012 t/m 23-08-2012 in totaal (ongeveer) 13.755,= euro,
(alzo) in totaal over de gehele (bovengenoemde) periode (ongeveer) 176.880,= euro aan contante stortingen op die bankrekening,
(pv. pag.nrs.: 637, 1032 t/m 1045, 1264, 1265, 1266 en 1268)
en/of
B.
(telkens) aanzienlijke bedragen contant gestort op bankrekening nr. [rekeningnummer 2] ten name van [betrokkene]en/of [medeverdachte 2]en/of op bankrekening nr. [rekeningnummer 3], ten name van [medeverdachte 2] en/of[betrokkene] [woonadres][gemeente 2],
namelijk op bankrekening nr. [rekeningnummer 2]:
- in de periode 22 december 2008 t/m 31 december 2009 in totaal (ongeveer)
36.800 euro, althans een -groot- deel van genoemd bedrag en/of
- in de periode van 23 februari 2010 t/m 15 november 2010 in totaal (ongeveer)
9.680 euro, althans een -groot- deel van genoemd bedrag en/of
- in de periode van 25 januari 2011 t/m 5 december 2011 in totaal (ongeveer)
34.565 euro, althans een -groot- deel van genoemd bedrag en/of
- in de periode van 26 januari 2012 t/m 28 september 2012 in totaal (ongeveer)
9.600 euro, althans een -groot- deel van genoemd bedrag,
in totaal in bovengenoemde periode (ongeveer) 90.645 euro, althans een -groot-
deel van genoemd bedrag (pagina-nrs. 985, 986 en 987)
en/of
op bankrekening nr. [rekeningnummer 3]:
- in de periode van 5 januari 2009 t/m 31 december 2009 in totaal (ongeveer)
20.170 euro, althans een -groot- deel van genoemd bedrag en/of
- in de periode van 23 februari 2010 t/m 15 november 2010 in totaal (ongeveer)
61.270 euro, althans een -groot- deel van genoemd bedrag en/of
- in de periode van 25 januari 2011 t/m 5 december 2011 in totaal (ongeveer)
20.825 euro, althans een -groot- deel van genoemd bedrag en/of
- in de periode van 26 januari 2012 t/m 28 september 2012 in totaal (ongeveer)
4.170 euro, althans een -groot- deel van genoemd bedrag,
in totaal in bovengenoemde periode (ongeveer) 106.435 euro, althans een -groot-
deel van genoemd bedrag (pagina-nrs. 988, 989, 990 en 991,
alzo -in totaal- op beide bankrekeningen 90.645 euro en 106.435 euro is 197.080 euro, althans een -groot- deel van genoemd bedrag,
en/of
C.
in genoemde periode grote geldbedragen geïnvesteerd in de overname en/of verbouwing(en) en/of de ingebruikname van horeca-gelegenheid[naam horecagelegenheid], [adres horecagelegenheid],
namelijk:
- in verband met de overname van de exploitatie van genoemde horeca-gelegenheid (goodwill, inventaris, huurdersbelang en handelsnaam) voor een bedrag van € 30.000, =, op 29 oktober 2008 een bedrag van 15.000 euro,= contant betaald en/of een bedrag van 15.000 euro middels de bankrekening van verdachte nr.[rekeningnummer 1] betaald (pag. 142 t/m 147) en/of
middels de bankrekening van nr.[rekeningnummer 1], gesteld ten name van[medeverdachte 1], [adres] [pleegplaats],
- meermalen de huur betaald voor genoemde horeca-gelegenheid, namelijk:
- op 26 november 2008 een bedrag van €8.330,=,
- op 26 januari 2009 een bedrag van € 2.776,66 ,
- op 26 januari 2009 een bedrag van € 2.776,66 ,
- op 6 februari 2009 een bedrag van € 2.776,66 ,
- op 3 maart 2009 een bedrag van € 2.776,66 ,
- op 16 april 2009 een bedrag van € 2.776,66 ,
- op 9 juni 2009 een bedrag van € 2.776,66 ,
- op 20 juli 2009 een bedrag van € 2.776,66 ,
- op 10 augustus 2009 een bedrag van € 2.776,66 ,
- op 10 augustus 2009 (nogmaals) een bedrag van € 2.776,66 ,
- op 23 oktober 2009 een bedrag van € 2.776,66 ,
- op 29 oktober 2009 een bedrag van € 2.776,66 ,
- op 25 januari 2010 een bedrag van € 2.776,66 en/of
- op 25 januari 2010 (nogmaals)een bedrag van € 2.776,66 en/of
- door de[Keukenleverancier] keukenapparatuur in genoemde horeca-gelegenheid laten plaatsen voor in totaal € 34.101,95, waarvan € 17.050,97 van de (eerdergenoemde) bankrekening[rekeningnummer 1] ten name van verdachte werd betaald, € 2.500,= door middel van een pinbetaling en € 14.550,96 contant werd betaald (pag. 140 map AH 1 t/m 25) en/of
- bij horecagroothandel [Groothandel] goederen en/of producten ter waarde van (ongeveer) € 8.201,66 gekocht (pag. 152 map AH 1 t/m 25) en/of
- bij [Drankenhandel] goederen en/of producten ter waarde € 5.055,=, althans een deel van die goederen en/of producten gekocht
(pag. 240 t/m 259 map AH 1 t/m 25) en/of
- bij[Koffieleverancier] goederen en/of producten, ter waarde van € 8.322,66, althans een deel van die goederen en/of producten gekocht, waarvan een of meer bedragen, namelijk € 1000,= en/of € 841,82 en/of € 1.975,= via bankrekening[rekeningnummer 1] van verdachte werd(en) betaald (pag. 1092 t/m 1107) en/of
- bij [Leverancier] 22 panelen ter waarde van €2.330,85 besteld en/of gekocht en/of (deels) betaald (pag. 357 map AH 1 t/m 25) en/of
- bij[Vloerleverancier] een keukenvloer ter waarde van € 5.200,= besteld en/of gekocht, waarvan € 3.094,= middels de bankrekening nr.[rekeningnummer 1] werd betaald en (uiteindelijk) nog een bedrag van € 3.749,05 middels genoemde bankrekening werd betaald (pag 1271 t/m 1277) en/of
- voor een bedrag van € 14.361, 27 aan diverse goederen en/of producten van bouwmarkten, doe het zelf zaken en/of aannemers gekocht (pag. 363 map AH 1 t/m 25) en/of
- voor een bedrag van € 7.499,11 aan diverse goederen en/of producten gekocht en/of geldbedragen gestort (pag. 450 map AH 1 t/m 25),
art 420ter Wetboek van Strafrecht juncto
art 420bis lid 1 aanhef/onder b en/of a Wetboek van Strafrecht
2.
dat hij
in de gemeente [gemeente 1] en/of elders in Nederland,
in of omstreeks de periode van half juli 2012 tot en met 13 november 2012,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in ieder geval opzettelijk aanwezig heeft gehad
(in een pand aan de[adres] te [pleegplaats])
een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 3696 hennepstekjes en/of (ongeveer) 53 ‘moederplanten’,
althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan,
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 3 aanhef/onder B Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van de stukken en de verklaring van verdachte ter terechtzitting gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens verdachte aangevoerd dat vrijspraak dient te volgen voor het
onder 1 ten laste gelegde. Uit het dossier blijkt geen verband tussen de stortingen en de hennepkwekerij. De tenlastelegging is gebaseerd op vooronderstellingen, maar wordt niet gestaafd door wettige bewijsmiddelen. Ten aanzien van verdachte ligt er nagenoeg geen bewijs.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman eveneens gepleit voor vrijspraak. [medeverdachte 1] heeft een duidelijke bekennende verklaring afgelegd dat zij alleen verantwoordelijk moet worden gehouden voor de hennepkwekerij. Uit de bewijsmiddelen in het dossier blijkt niet van medeplegen.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder 1 onder A en B ten laste gelegde. Daartoe overweegt de rechtbank dat het strafdossier onvoldoende aanknopingspunten bevat om te komen tot bewijs.
De rechtbank heeft bij de beoordeling van de ten laste gelegde feiten acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Feit 2
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 juli 2013, zakelijk weergegeven:
Na mijn detentie heb ik enige tijd bij[medeverdachte 1] verbleven.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 november 2012, opgenomen op pagina 1 en 2 van dossier nummer 01GHR12050 (zaaksdossier AH 1 t/m 25), inhoudende de relatering van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Betreffende de doorzoeking van het pand aan de [adres] te [pleegplaats] op 13 november 2012.
Ter plaatse rook ik aan de voorkant van de woning een lichte hennepgeur. Na aanbellen werd de deur geopend door [medeverdachte 1] en [verdachte]. In de garage werd een inwerking zijnde hennep stekkenkwekerij aangetroffen.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 november 2012, opgenomen op pagina 9 en 10 van dossier nummer 01GHR12050 (zaaksdossier AH 1 t/m 25), inhoudende de relatering van verbalisant, zakelijk weergegeven:
De beschrijving van het aantreffen van een hennepkwekerij op 13 november 2012, in een pand aan de[adres] te [pleegplaats], met 3696 hennepstekjes en 53 moederplanten.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 14 november 2012, opgenomen op pagina 27 van voornoemd dossier nummer 01GHR12050 (verdachtenmap), inhoudende de verklaring van [medeverdachte 1], zakelijk weergegeven:
V: Wij beginnen eerst met vragen over de hennepkwekerij. Wat voor een plantage is het?
A: Ik ben net begonnen, ongeveer 3 a 4 maanden. Het is een stekken plantage.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 november 2012, opgenomen op pagina 149 en 150 van dossier nummer 01GHR12050 (zaaksdossier AH 1 t/m 25), inhoudende buurtonderzoek, zakelijk weergegeven:
[adres 2] te [pleegplaats]. De bewoonster verklaarde dat[verdachte]en [medeverdachte 1] met 2 jongens en 1 meisje daar 5 jaar geleden kwamen wonen. De bewoonster had een vreemd gevoel bij het gezin omdat ze altijd thuis waren en het leek alsof ze geen werk hadden. Bewoonster had sterk het vermoeden dat de zaken die in en om het huis werden gedaan niet klopten. Zij zag dat er verschillende goederen in huis werden gedragen waaronder een zak met vermoedelijk voedingsmiddelen voor planten. Zij had het gevoel dat er in hennep werd gehandeld. [verdachte]was zo nu en dan een tijdje weg en zou een woning in Groningen hebben gehad, maar kwam geregeld in de woning.
[adres 3] te [pleegplaats]. Zij verklaarde dat de[medeverdachte 1] en[verdachte] daar 4 a 5 jaar geleden kwamen wonen met 3 a 4 kinderen. Vanaf het eerste moment viel op dat er verschillende auto’s en busjes aan de achterzijde van de woning kwamen. Er werden dan dozen in en uit geladen.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 november 2012, opgenomen op pagina 277 van dossier nummer 01GHR12050 (zaaksdossier AH 1 t/m 25), inhoudende buurtonderzoek, zakelijk weergegeven:
Op 13 november 2012 werd verzocht om bij [verdachte] een veiligheidsfouillering toe te passen. Verdachte liep op dat moment nog in de nachtkleding. Verdachte vertelde mij dat hij een zwarte broek die op dat moment over een stoel hing aan wilde. Ik heb vervolgens de broek afgetast. Ik verbalisant haalde vervolgens een grote som geld uit de rechterbroekzak van verdachte. Het geld is in beslag genomen.
Vervolgens liep verdachte naar de begaande vloer waar hij een zwart gestreept jasje zocht. Vervolgens heb ik het jasje gefouilleerd en in de linkerbinnenzak van het jasje werd een broodzakje met hennep erin aangetroffen.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 november 2012, opgenomen op pagina 53 en 54 van dossier nummer 01GHR12050 (alg. dossier zaaksdossier FIN-TTI-G-ADM-CIE), inhoudende buurtonderzoek, zakelijk weergegeven:
VASTSTELLING RELATIE EN VERBLIJF[verdachte] IN [pleegplaats]
Gedurende het SFO kon blijken van het voortduren van de relatie tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] Uit dit onderzoek bleek wederom van het verblijf/wonen van[verdachte] aan de [adres] te [pleegplaats]. Deze vaststelling is van belang in verband met de verdenkingen van witwassen, maar tevens in verband met het aantreffen van de hennepstekkenkwekerij. Deze vaststelling bleek onder meer uit het volgende:
Opgave adres verzoek tot verlof
In januari 2012 heeft [verdachte] via zijn advocaat een verzoek ingediend om 7 dagen verlof te krijgen in verband met wateroverlast in zijn woning aan de [adres] te [pleegplaats]. Nadat politieambtenaren hadden geconstateerd dat er geen sprake was van wateroverlast en de bewoonster, [medeverdachte 1], geen medewerking wilde verlenen aan de politieambtenaren om hiernaar een onderzoek in te stellen, werd het verzoek tot verlof geweigerd.
Opgave adres na detentie
[verdachte] diende voorafgaand aan zijn invrijheidstelling in april 2012 een adres op te geven waar hij wilde gaan wonen/verblijven. Hierbij werd door hem het adres van [medeverdachte 1], [adres] te [pleegplaats], opgegeven.
Aantreffen eigendommen[verdachte] tijdens doorzoeking 13-11-2012
Op 13 november 2012 werden tijdens de doorzoeking in de woning [adres] te [pleegplaats] meerdere poststukken aangetroffen welke waren geadresseerd aan [verdachte] met als adres[adres] te [pleegplaats]. De datering van deze posstukken bestrijken de periode van 15 augustus 2012 tot en met 24 oktober 2012. (AH-028)
Ook werden een aantal brieven aangetroffen van de gemeente Groningen, het CJIB en [Deurwaarders en incassokantoor] geadresseerd aan [verdachte], adres [adres 4], [gemeente 4]. Ook werd een bankpas van de ING en een zorgpas van Unive op naam van [verdachte] aangetroffen. (AH-001-03)
Het Observatieteam heeft in 2012, nadat verdachte[verdachte] op 27 april 2012 in vrijheid was gesteld, meerdere observaties uitgevoerd. Ten aanzien van de relatie tussen verdachte [verdachte] en [medeverdachte 1] en het verblijf van[verdachte] in de woning te [pleegplaats] werd het volgende waargenomen:
  • Op 29 mei 2012 werd [verdachte] waargenomen op het balkon van de woning [adres] te [pleegplaats] terwijl hij de was ophing.
  • Op 5 juni 2012 werden verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] samen waargenomen terwijl zij samen in een huurauto wegrijden bij de [adres] te [pleegplaats]. Vervolgens wordt waargenomen dat zij samen bij twee winkels boodschappen doen waarna zij bij een school een jongen van 13 a 14 jaar ophalen.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 november 2012, nummer 2012-115096 opgenomen op pagina 16 en 17 van het dossier nummer 01GHR12050 (MAP AH 1 t/m 25), inhoudende aangetroffen goederen[verdachte], zakelijk weergegeven:
Op 13 november 2012 werd aan de [adres] te [pleegplaats] aangehouden [verdachte] geboren op [geboorteplaats/-datum verdachte]
Tijdens de doorzoeking werd een paspoort aangetroffen op naam van [verdachte] .
Verder werden diverse geopende en gesloten poststukken op naam van [verdachte] aangetroffen:
  • schrijven gemeente Groningen d.d. 24 juli 2012 gericht aan [verdachte] [adres 4] [gemeente 4];
  • schrijven van [Deurwaarders en incassokantoor] d.d. 24 juli 2012, gericht aan [verdachte], [adres 4] [gemeente 4];
  • schrijven van het CJIB d.d. 12 juli 2012 inzake afbetalingsregeling;
  • ING bankpasje [verdachte], rekeningnummer:[rekeningnummer 5] en zorgpasje Unive.
Feit 1
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 juli 2013, zakelijk weergegeven:
Ik bracht mijn tijd door bij [naam horecagelegenheid]. Ik had geen inkomen en geen huis. Ik was in de [naam horecagelegenheid] en verrichtte ook hand- en spandiensten. Ik ging wel eens mee naar de groothandel.
In 2008 was ik met[medeverdachte 1] van plan om [naam horecagelegenheid] te exploiteren. Ik heb voor de koopovereenkomst van[naam horecagelegenheid] € 15.000 contant betaald. Na 2009 heb ik er nooit meer iets mee van doen gehad, het was mijn zaak niet.
Ik heb nooit iets afgelost op mijn ontnemingsmaatregel.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 januari 2013, opgenomen in dossier nummer 01GHR12050 (alg. dossier zaaksdossier FIN-TTI-G-ADM-CIE), inhoudende ontnemingsmaatregel CJIB, zakelijk weergegeven:
Uit navraag bij het CJIB te Leeuwarden bleek dat [verdachte] en [medeverdachte 1] beiden een onherroepelijke ontnemingsmaatregel is opgelegd van € 157.067,-- per persoon.
De maatregelen werden opgelegd na veroordelingen ter zake de handel, bezit en productie van softdrugs. Het strafrechtelijke onderzoek dat leidde tot deze ontnemingsvordering vond plaats in 2005/2006. Bij dit onderzoek werden [verdachte] en [medeverdachte 1] aangehouden en werden op vijf verschillende locaties hennepkwekerijen aangetroffen.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 november 2012, nummer PL01XA 2011077097-47 opgenomen op pagina 151 en 156 van het dossier nummer 01GHR12050 (MAP AH 1 t/m 25), inhoudende huurauto’s [medeverdachte 1] zakelijk weergegeven:
Door [autoverhuurbedrijf] werden op 22 november 2012 enkele facturen verstrekt betreffende de huur van een auto door [medeverdachte 1]. Tevens werd een handgeschreven brief aangetroffen, geschreven door [verdachte] waarin wordt vermeld dat [medeverdachte 1] met deze huurauto een aanrijding heeft gehad. De handtekening op deze brief komt overeen met die van verdachte[verdachte]. Tevens werd een aanrijdingsformulier verstrekt betreffende deze aanrijding die had plaatsgevonden op 11 september 2012.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 januari 2013, opgenomen in dossier nummer 01GHR12050 (alg. dossier zaaksdossier FIN-TTI-G-ADM-CIE), inhoudende inleidend proces-verbaal weergegeven onder 4.2 (MAP BOB 49 t/m 76 pagina 634 ev en MAP BOB 109 t/m 121 en 01 t/m 012 pagina’s 1030 ev en 1262 ev), zakelijk weergegeven:
Uit de geleverde informatie van de Belastingdienst en de bankafschriften bleek van de volgende legale inkomsten van [verdachte]:
  • in 2009 € 0,--
  • in 2010 € 0,--
  • in 2011 € 0,--
  • in 2012 € 0,--
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 januari 2013, opgenomen in dossier nummer 01GHR12050 (alg. dossier zaaksdossier FIN-TTI-G-ADM-CIE), inhoudende inleidend proces-verbaal weergegeven onder 7.1 en 7.5 (MAP AH 1 t/m 25 pagina 443 en MAP BOB 25 t/m 36 pagina’s 218 tot en met 241), zakelijk weergegeven:
Tijdens de doorzoeking d.d. 13 november 2012, in de woning van verdachte [medeverdachte 2], werd een koopovereenkomst aangetroffen van [naam horecagelegenheid]. Uit deze koopovereenkomst bleek dat [verdachte] op 29 oktober 2008 [naam horecagelegenheid] heeft overgenomen van de vorige eigenaar. Opvallend was dat het overnamebedrag van '€.30.000,00' was overschreven met '13.500,00' en het woord 'dertigduizend' met pen was doorgehaald waarbij in de kantlijn `dertienduizend' was bijgeschreven.
Uit gegevens van de Kamer van Koophandel bleek dat verdachten[medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zich reeds per 1 januari 2009 bij de Kamer van Koophandel hadden ingeschreven als vennoot, binnen de opgerichte V.O.F. genaamd[naam horecagelegenheid]'. Beiden stonden als 'onbeperkt bevoegd' ingeschreven.
Voorts bleek dat zowel verdachte[medeverdachte 2]als [medeverdachte 1] zich op 7 januari 2009 weer uit de functie hadden uitgeschreven.
Voorts bleek dat [naam horecagelegenheid] per 7 januari 2009 ingeschreven stond als eenmanszaak waarbij de onderneming wordt gedreven voor rekening van [medeverdachte 2]
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 januari 2013, opgenomen in dossier nummer 01GHR12050 (alg. dossier zaaksdossier FIN-TTI-G-ADM-CIE), inhoudende inleidend proces-verbaal weergegeven onder 7.10 (MAP AH 1 t/m 25 pagina 447), zakelijk weergegeven:
Bij de doorzoeking in de woning van [medeverdachte 2] te[gemeente 2] werd een 'Overeenkomst tot beëindiging van de huur' aangetroffen aangaande [naam horecagelegenheid]. In de overeenkomst stonden [verdachte] en [medeverdachte 1] genoemd als huurder die per 1 maart 2010 overeenkwam de huur te beëindigen.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 november 2012, opgenomen op pagina 142 en 143 van dossier nummer 01GHR12050 (MAP AH 1 t/m 25), inhoudende verklaring [getuige], zakelijk weergegeven:
[getuige] verklaarde ons dat het geldbedrag van € 30.000,-- (goodwill, huurderbelang en handelsnaam) als volgt was betaald; € 15.000,-- per bank en € 15.000,-- contant betaald door[verdachte] in biljetten van € 50,--. [betrokkene 2] heeft hier zelf een provisie gekregen van € 1.500,--
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 januari 2013, opgenomen in dossier nummer 01GHR12050 (alg. dossier zaaksdossier FIN-TTI-G-ADM-CIE), inhoudende inleidend proces-verbaal weergegeven onder 7.26 (MAP BOB 1 t/m 24 pagina 56 ev en MAP BOB 49 t/m 76 pagina 634 ev en MAP BOB 109 t/m 121 en 01 t/m 012 pagina’s 1030 ev en 1262 ev), zakelijk weergegeven:
Uit gegevens van de bankrekening van[medeverdachte 1] met rekeningnummer[rekeningnummer 1] bleek dat middels deze rekening meerdere malen de huur is betaald van [naam horecagelegenheid]:
  • op 26 november 2008 € 8.330,--
  • op 26 januari 2009 € 2.776,66
  • op 6 februari 2009 € 2.776,66
  • op 3 maart 2009 € 2.776,66
  • op 16 april 2009 € 2.776,66
  • op 9 juni 2009 € 2.776,66
  • op 20 juli 2009 € 2.776,66
  • op 10 augustus 2009 € 2.776,66
  • op 10 augustus 2009 € 2.776,66
  • op 23 oktober 2009 € 2.776,66
  • op 29 oktober 2009 € 2.776,66
  • op 25 januari 2010 € 2.774,66
  • op 25 januari 2010 € 2.776,66
In totaal:
€41.647,92
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 november 2012, opgenomen op pagina 119 en 120 van dossier nummer 01GHR12050 (MAP AH 1 t/m 25), inhoudende betalingen aan [Keukenleverancier], zakelijk weergegeven:
Tijdens de doorzoeking van de woning van verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] aan de [adres] te [pleegplaats] werden onder andere facturen, offertes en een bouwtekening van een horecakeuken aangetroffen van de firma [Keukenleverancier].
Hierbij bleek dat een totaalbedrag van € 34.101,93 was betaald aan[Keukenleverancier]. Uit het overzicht bleek dat € 14.550,96 contant (kas) was betaald. Zoals eerder vermeld door de medewerker van [Keukenleverancier] waren alle contante betalingen verricht door [verdachte]. Een bedrag van € 17.050,97 was betaald middels bankrekening[rekeningnummer 1]. Het is mij ambtshalve bekend dat deze rekening op naam staat van[medeverdachte 1].
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 november 2012, opgenomen op pagina 151 en 152 van dossier nummer 01GHR12050 (MAP AH 1 t/m 25), inhoudende [Groothandel], zakelijk weergegeven:
Uit de debiteurenadministratie van [Groothandel] blijkt dat [medeverdachte 1] en [verdachte] op 27 juli 2011 zijn ingeschreven. Uit de kopieën van de facturen blijkt dat een totaalbedrag van
€ 8.201,66 aan inkopen is gedaan in de periode 8 augustus 2011 tot en met 27 oktober 2012.
Op 22 oktober 2012 worden goederen opgehaald met één van de passen. Op de camerabeelden is te zien dat een oudere gebogen man in een pak en een vrouw in een zwart vest en roze/rood shirt bij de kassa staan en daarna naar de uitgang lopen. Beide zijn herkenbaar in beeld. Verbalisant herkende de oudere man als [verdachte] en [medeverdachte 1].
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 januari 2013, opgenomen in dossier nummer 01GHR12050 (alg. dossier zaaksdossier FIN-TTI-G-ADM-CIE), inhoudende inleidend proces-verbaal weergegeven onder 7.19.6 (MAP AH 1 t/m 25 pagina 240 tot en met 259), zakelijk weergegeven:
Door [Drankenhandel] is meerdere malen drank geleverd aan [naam horecagelegenheid]. Door een medewerker [Drankenhandel] werd verklaard dat zij hierbij zaken hebben gedaan met[medeverdachte 2] als [verdachte]. Ook werd verklaard dat op enig moment en iedere week een fust bier werd opgehaald door [medeverdachte 1] in een rode auto. Uit de facturen bleek dat er in de periode 11 augustus 2011 t/m 5 november 2012 voor € 5.055,00 aan drank was geleverd.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 januari 2013, opgenomen in dossier nummer 01GHR12050 (alg. dossier zaaksdossier FIN-TTI-G-ADM-CIE), inhoudende inleidend proces-verbaal weergegeven onder 7.19.7 (MAP BOB 49 t/m 76 pagina 634 ev en MAP BOB 109 t/m 121 en 01 t/m 012 pagina’s 1092 tot en met 1107 en 1030 ev en 1262 ev), zakelijk weergegeven:
Door de firma[Koffieleverancier]' zijn verschillende goederen en producten geleverd aan[naam horecagelegenheid]. Hierbij werden zaken gedaan met zowel [verdachte] als [medeverdachte 2]. Door medewerkers van[Koffieleverancier] werd verklaard dat 'de oude de baas leek, en de jonge deed ja en amen'. Voorts werd verklaard dat met de[medeverdachte 2] contact was omtrent de uitvoering en met de oude over het geld'. Na navraag bij [Koffieleverancier] bleek in de periode 08 juni 2009 tot en met 26 oktober 2012 een totaalbedrag van € 8.322,66 te zijn uitgegeven bij [Koffieleverancier].
De volgende betalingen bleken middels de bankrekening van [medeverdachte 1] te zijn voldaan:
  • op 16 februari 2009 € 1.000,--
  • op 10 augustus 2009 € 841,82
  • op 19 augustus 2009 € 1.975,--
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 januari 2013, opgenomen in dossier nummer 01GHR12050 (alg. dossier zaaksdossier FIN-TTI-G-ADM-CIE), inhoudende inleidend proces-verbaal weergegeven onder 7.19.8 (MAP AH 1 t/m 25 pagina 349 tot en met 362), zakelijk weergegeven:
Bij [Leverancier] bleken tbv [naam horecagelegenheid] 22 stoelen medio april 2009 te zijn besteld. De offerte en opdrachtbon bleken te zijn voorzien van de naam van [verdachte]. Het daaropvolgende mailverkeer vond plaats met [medeverdachte 2]. € 600,-- van de in totaal €.2.330,85 werd betaald, het restant bleek tot op heden nog niet te zijn betaald.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 januari 2013, opgenomen in dossier nummer 01GHR12050 (alg. dossier zaaksdossier FIN-TTI-G-ADM-CIE), inhoudende inleidend proces-verbaal weergegeven onder 7.19.10 (MAP BOB 109 t/m 121 en 01 t/m 012 pagina’s 1271 tot en met 1277), zakelijk weergegeven:
Door[Vloerleverancier] werden middels een vordering gegevens verstrekt omtrent deze werkzaamheden. Hierbij bleek door[Vloerleverancier] voor een totaalbedrag van €.5.200,00 een keukenvloer te zijn aangebracht. Op de offertes en de factuur bleek van de naam[medeverdachte 2] te zijn voorzien. De betaling van €.3.094,-- is echter op 27 april 2009 betaald middels de bankrekening van [medeverdachte 1], zijnde[rekeningnummer 1]. Het restant van €.3.749,05 is na een betalingsachterstand door[incassobureau] geïncasseerd. Dit bleek tevens te zijn betaald middels voornoemde bankrekening van [medeverdachte 1]. Uiteindelijk is er €.6.843,05 betaald.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 januari 2013, opgenomen in dossier nummer 01GHR12050 (alg. dossier zaaksdossier FIN-TTI-G-ADM-CIE), inhoudende inleidend proces-verbaal weergegeven onder 7.19.11 (MAP AH 1 t/m 25 pagina 363 tot en met 365), zakelijk weergegeven:
In de woning van [verdachte] en [medeverdachte 1] werd een plastic map aangetroffen - met hierin kassabonnen van verschillende bedrijven. Enkele van deze facturen waren geadresseerd aan[naam horecagelegenheid], alsmede een betaalbewijs van €.15.000,00 aan de vorige eigenaar van [naam horecagelegenheid]. Het totaal van de aangetroffen bonnen betrof €.14.361,27.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 januari 2013, opgenomen in dossier nummer 01GHR12050 (alg. dossier zaaksdossier FIN-TTI-G-ADM-CIE), inhoudende inleidend proces-verbaal weergegeven onder 7.19.12 (MAP AH 1 t/m 25 pagina 450 en 451), zakelijk weergegeven:
In de woning van [verdachte] en [medeverdachte 1] werd een plastic broodtrommel aangetroffen met hierin kassabonnen van supermarkten, bouwmarkten, slagerij en een drankenhandel. Tevens werden 5 stortingsbonnen aangetroffen van een bankrekening op naam van[naam horecagelegenheid]. Derhalve kan worden aangenomen dat de betrokken aankopen tevens waren gedaan ten behoeve van [naam horecagelegenheid]. Het totaal van de aangetroffen bonnen betrof € 7.499,11.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de inhoud van de bewijsmiddelen en de hiervoor weergegeven standpunten als volgt.
Feit 2
Naar het oordeel van de rechtbank is het onder 2 ten laste gelegde op grond van de voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen. De verklaring van verdachte dat hij van niets heeft geweten, acht de rechtbank in het licht van de voornoemde bewijsmiddelen onaannemelijk.
Ten aanzien van het medeplegen overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat verdachte op 13 november 2012 is aangehouden aan de [adres] te [pleegplaats], zijnde het woonadres [medeverdachte 1]. Ook werden persoonlijke eigendommen van de verdachte op dit adres aangetroffen.
Uit detentiegegevens van verdachte blijkt van een nauwe verbondenheid met [medeverdachte 1] en het [adres] en uit observaties komt naar voren dat zij in elkaars bijzijn werden aangetroffen. Ook uit buurtonderzoek komt naar voren dat verdachte op de[adres] aanwezig was en dat hij in het bijzijn van [medeverdachte 1] verkeerde.
Voorts blijkt uit het dossier dat door verbalisanten bij het betreden van het pand op 13 november 2012 een hennepgeur werd waargenomen.
Gelet op de bovenomschreven aanwezigheid van verdachte in het pand aan [adres], kan hem dit niet zijn ontgaan. De aanwezigheid van de hennepkwekerij en de professionaliteit waarmee het één en ander was opgezet, in samenhang met verdachtes antecedenten op het gebied van de Opiumwet, berust naar het oordeel van de rechtbank niet enkel op toeval. De aanvang van de hennepkwekerij komt ongeveer overeen met verdachtes ontslag uit detentie en uit informatie van de CIE volgde een aanwijzing die verdachte in verband bracht met hennepteelt. Tevens werd onder verdachte een grote hoeveelheid contant geld in beslag genomen bij zijn aanhouding en het is een feit van algemene bekendheid dat in de handel in softdrugs veel contant geld omgaat.
Gelet hierop heeft naar het oordeel van de rechtbank verdachte samen met[medeverdachte 1]
de hennepkwekerij opgezet en in stand gehouden.
Feit 1
Afkomstig van misdrijf
Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat verdachte en [medeverdachte 1] beiden zijn veroordeeld tot een ontnemingsmaatregel van €157.067,-- in verband met wederrechtelijk verkregen voordeel verband houdend met hennepkwekerijen in 2005 en 2006. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hiervan tot op heden niets is afgelost. Voorts blijkt uit de bewijsmiddelen dat hij geen verifieerbaar legaal inkomen had.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt daarnaast uit de bewijsmiddelen dat met betrekking tot [naam horecagelegenheid] door verdachte en [medeverdachte 1] verschillende (grote) betalingen plaatsgevonden variërend van huurleges, inkopen, investeringen en een koopovereenkomst. In verschillende verklaringen van debiteuren van[naam horecagelegenheid] wordt veroordeelde regelmatig genoemd als contactpersoon/eigenaar van het [naam horecagelegenheid]. Daarnaast werden betalingen door verdachte of [medeverdachte 1]contant voldaan.
De voornoemde vastgestelde feiten en omstandigheden rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank het vermoeden van witwassen. De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat verdachte geen enkel legaal inkomen had, maar kennelijk wel de beschikking had over ruime middelen om van te bestaan. Tevens werd bij zijn aanhouding een groot contant bedrag in coupures aangetroffen en deed hij contante betalingen ten behoeve van[naam horecagelegenheid].
De verklaring van verdachte dat hij aanwezig was in [naam horecagelegenheid] om zijn zoon te helpen met het familiebedrijf acht de rechtbank niet aannemelijk. Uit verschillende bewijsmiddelen volgt dat verdachte herhaaldelijk wordt genoemd als contactpersoon/eigenaar van[naam horecagelegenheid], offertes aanging en contante betalingen deed.
Gelet hierop, nu gezien de eerdere beslissing tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel vaststaat dat verdachte €157.067,-- aan wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten (waarop niets is afgelost) en hij daarnaast in de ten laste gelegde periode geen inkomen had in samenhang met verdachtes antecedenten op het gebied van hennepteelt, stelt de rechtbank vast dat, gezien de feiten en omstandigheden die uit het beschikbare bewijsmiddelen kunnen worden afgeleid, het niet anders kan zijn dan dat de door verdachte aangewende gelden uit misdrijf afkomstig zijn. Naar het oordeel van de rechtbank houden deze gelden verband met de opbrengsten uit de hennepkwekerijen waarvoor verdachte reeds in het verleden meermalen is veroordeeld en ook een ontnemingsmaatregel heeft opgelegd gekregen, alsmede uit opbrengsten van de nieuwe hennepkwekerij, zoals onder 2 ten laste is gelegd, welk feit de rechtbank blijkens het hiervoor overwogene, wettig en overtuigend bewezen acht.
Verbergen en verhullen
Naar het oordeel van de rechtbank hebben verdachte en [medeverdachte 1] de gelden uit misdrijf afkomstig niet alleen voorhanden gehad, ook hebben zij de criminele herkomst van deze gelden getracht te verbergen en te verhullen. Immers hebben verdachte en [medeverdachte 1] deze gelden actief aangewend gedurende een lange periode en in het openbaar financiële en economische verkeer gebracht door deze gelden te gebruiken voor (contante) inkopen of investeringen ten behoeve van[naam horecagelegenheid] Door geen boekhouding ten behoeve van[naam horecagelegenheid] te voeren en betalingen aan debiteuren (grotendeels) contant te voldoen, hebben verdachte en [medeverdachte 1] kennelijk de daadwerkelijke criminele herkomst van deze gelden geprobeerd te verhullen en te verbergen. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking.

Bewezenverklaring

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
dat hij in de gemeenten [gemeente 1] en/of[gemeente 2] en/of[gemeente 3], tezamen en in vereniging met een ander, in de periode van 20 oktober 2008 tot en met 13 november 2012
een gewoonte heeft gemaakt van het verwerven en voorhanden hebben en overdragen en omzetten en gebruik maken van een of meer voorwerpen, te weten geldbedragen
en van het verbergen en verhullen van de werkelijke aard en de herkomst van die geldbedragen,
terwijl hij en zijn mededader telkens wisten, dat die geldbedragen
-onmiddellijk of middellijk- afkomstig waren uit het opzettelijk telen en bereiden en bewerken en verwerken en verkopen en afleveren en verstrekken en vervoeren en aanwezig hebben van hennepplanten en hennepstekken, ingevolge artikel 3 van de Opiumwet,
immers hebben hij en/of zijn mededader, terwijl hij en/of zijn mededader geen of nagenoeg geen legale inkomsten hadden,
C.
in genoemde periode grote geldbedragen geïnvesteerd in de overname en/of verbouwing(en) en/of de ingebruikname van horeca-gelegenheid[naam horecagelegenheid], [adres horecagelegenheid],
namelijk:
- in verband met de overname van de exploitatie van genoemde horeca-gelegenheid (goodwill, inventaris, huurdersbelang en handelsnaam) voor een bedrag van
€ 30.000, =, op 29 oktober 2008 een bedrag van 15.000 euro,= contant betaald en/of een bedrag van 15.000 euro middels de bankrekening van[medeverdachte 1] nr.[rekeningnummer 1] betaald en/of
middels de bankrekening van nr.[rekeningnummer 1], gesteld ten name van[medeverdachte 1], [adres][pleegplaats],
- meermalen de huur betaald voor genoemde horeca-gelegenheid, namelijk:
- op 26 november 2008 een bedrag van €8.330,=,
- op 26 januari 2009 een bedrag van € 2.776,66 ,
- op 26 januari 2009 een bedrag van € 2.776,66 ,
- op 6 februari 2009 een bedrag van € 2.776,66 ,
- op 3 maart 2009 een bedrag van € 2.776,66 ,
- op 16 april 2009 een bedrag van € 2.776,66 ,
- op 9 juni 2009 een bedrag van € 2.776,66 ,
- op 20 juli 2009 een bedrag van € 2.776,66 ,
- op 10 augustus 2009 een bedrag van € 2.776,66 ,
- op 10 augustus 2009 nogmaals een bedrag van € 2.776,66 ,
- op 23 oktober 2009 een bedrag van € 2.776,66 ,
- op 29 oktober 2009 een bedrag van € 2.776,66 ,
- op 25 januari 2010 een bedrag van € 2.776,66 en
- op 25 januari 2010 nogmaals een bedrag van € 2.776,66 en
- door de[Keukenleverancier] keukenapparatuur in genoemde horeca-gelegenheid laten plaatsen voor in totaal € 34.101,95, waarvan € 17.050,97 van de eerdergenoemde bankrekening[rekeningnummer 1] ten name [medeverdachte 1]werd betaald,
€ 2.500,-- door middel van een pinbetaling en € 14.550,96 contant werd betaald en
- bij horecagroothandel [Groothandel] goederen en/of producten ter waarde van ongeveer
€ 8.201,66 gekocht en
- bij [Drankenhandel] goederen en/of producten ter waarde € 5.055,=, althans een deel van die goederen en/of producten gekocht en
- bij[Koffieleverancier] goederen en/of producten, ter waarde van € 8.322,66, gekocht, waarvan een of meer bedragen, namelijk € 1000,-- en € 841,82 en
€ 1.975,-- via bankrekening[rekeningnummer 1] van[medeverdachte 1] werden betaald en
- bij [Leverancier] 22 panelen ter waarde van €2.330,85 besteld en/of gekocht en deels betaald en
- bij[Vloerleverancier] een keukenvloer ter waarde van € 5.200,= besteld en gekocht, waarvan € 3.094,-- middels de bankrekening nr.[rekeningnummer 1] werd betaald en uiteindelijk nog een bedrag van € 3.749,05 middels genoemde bankrekening werd betaald en
- voor een bedrag van € 14.361, 27 aan diverse goederen en/of producten van bouwmarkten, doe het zelf zaken en aannemers gekocht (pag. 363 map AH 1 t/m 25) en
- voor een bedrag van € 7.499,11 aan diverse goederen en producten gekocht en geldbedragen gestort.
2.
dat hij in de gemeente [gemeente 1], in de periode van half juli 2012 tot en met 13 november 2012, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft geteeld en bereid en bewerkt en verwerkt en verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, in een pand aan de[adres] te [pleegplaats] een hoeveelheid van in totaal ongeveer 3696 hennepstekjes en ongeveer 53 ‘moederplanten’, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.

Strafbaarheid van het feit

Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert het volgende strafbare feit op:
1.
medeplegen van gewoontewitwassen, meermalen gepleegd
2.
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen
strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek.
De officier van justitie heeft bij haar strafeis rekening gehouden met de aard, ernst en omvang van het ten laste gelegde, alsmede de justitiële documentatie van verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens verdachte aangevoerd dat de strafeis van de officier van justitie zwaar wordt aangezet, terwijl van actieve betrokkenheid van verdachte met betrekking tot de ten laste gelegde feiten niets is gebleken.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, de aangaande zijn persoon opgemaakte rapportages en het hem betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister, alsmede met de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededader schuldig gemaakt aan het er een gewoonte van maken grote hoeveelheden geld van criminele herkomst wit te wassen. Daarnaast heeft hij met zijn mededader een hennepkwekerij gehad.
Door geld uit de opbrengsten van misdrijf verkregen in het handelsverkeer te brengen heeft verdachte de integriteit van de financiële en economische markt ernstige schade toegebracht. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan, te meer nu het handelen van verdachte lange tijd heeft voortgeduurd en er vele duizenden euro’s als zijnde legaal verkregen geld in het financiële verkeer zijn gebracht.
Tevens heeft verdachte op grote schaal hennepplanten geteeld. Het is een feit van algemene bekendheid dat de teelt van hennep veelal gepaard gaat met allerhande criminele activiteiten en dat daarnaast de volksgezondheid in gevaar wordt gebracht. Verdachte heeft door zijn handelen de maatschappij hieraan blootsgesteld. Ook rekent de rechtbank het verdachte aan dat hij grote sommen geld heeft verdiend met deze illegale teelt en daar zelf financieel beter van is geworden, zoals bovenomschreven.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gelet op verdachtes justitiële documentatie waaruit naar voren komt dat hij herhaaldelijk is veroordeeld ter zake hennepteelt en vrijheidsstraffen heeft opgelegd gekregen. Daarbij is hij tevens veroordeeld tot betaling van het wederechtelijk verkregen voordeel dat hij heeft genoten in verband met deze hennepteelt. Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsrapport van 6 februari 2013.
De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is. De rechtbank merkt daarbij op dat verdachte volhardend lijkt in zijn recidive en telkens opnieuw betrokken is bij hennepteelt, ondanks zijn eerdere veroordelingen tot gevangenisstraf. De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan gevorderd, omdat de rechtbank minder bewezen acht dan de officier van justitie.

Beslag

De officier van justitie heeft gevorderd dat de administratieve bescheiden van[verdachte] en/of[medeverdachte 1] moeten worden teruggeven aan de rechthebbenden. Daarnaast heeft zij gevorderd dat 13,80 gram hennep, de kwekerijbenodigdheden aan de[adres 5]en de kwekerijbenodigdheden aan de [adres]moeten worden ontrokken aan het verkeer.
De raadsman heeft zich ten aanzien van het beslag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomene, te weten de administratieve bescheiden van[verdachte] en[medeverdachte 1], moeten worden teruggegeven aan de rechthebbenden.
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomene, te weten 13,80 gram hennep, de kwekerijbenodigdheden aan de [adres 5] en de kwekerijbenodigdheden aan de
[adres], moeten worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet of het algemeen belang. Verder is uit het onderzoek ter terechtzitting gebleken dat het onder 2 bewezenverklaarde met behulp van deze voorwerpen is begaan.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36c, 36d, 47, 57, 420 bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht en artikel 3, 11 en 13a van de Opiumwet.

BESLISSING

De rechtbank:
- verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
- verklaart verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar.
- verklaart het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
  • 13,80 gram hennep;
  • de kwekerijbenodigdheden aan de [adres 5];
  • de kwekerijbenodigdheden aan de [adres].
Gelast de teruggave van:
- de onder verdachte in beslag genomen administratieve bescheiden aan de rechthebbenden.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. L.W. Janssen, voorzitter, L.M.E. Kiezebrink en F.J. Agema rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J. Mulder als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 juli 2013.
De Wet Herziening Gerechtelijke Kaart is op 1 januari 2013 in werking getreden. De rechtbanken Assen, Groningen en Leeuwarden vormen met ingang van die datum tezamen de nieuwe rechtbank Noord-Nederland. Het rechtsgebied van deze rechtbank beslaat de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen. De zaak wordt daarom verder behandeld en beslist door de rechtbank Noord-Nederland.