ECLI:NL:RBNNE:2013:4587

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 juli 2013
Publicatiedatum
25 juli 2013
Zaaknummer
18/830626-12
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens hennepkwekerij en witwassen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 25 juli 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van hennepkwekerij en witwassen. De verdachte, geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum], was preventief gedetineerd in P.I.V. HvB Nieuwersluis. De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van de terechtzittingen van 15 februari, 22 april en 11 juli 2013. De tenlastelegging omvatte onder andere het verwerven, voorhanden hebben en verbergen van geldbedragen die afkomstig waren uit de hennepteelt, alsook het opzetten van een hennepkwekerij in de periode van 20 oktober 2008 tot en met 13 november 2012. De officier van justitie heeft bewezenverklaring van de tenlastelegging gevorderd, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak van het eerste feit en een beperkte rol in het tweede feit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 1] een hennepkwekerij had opgezet en dat er aanzienlijke contante stortingen op haar bankrekening waren gedaan, die niet konden worden verklaard door legale inkomsten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan gewoontewitwassen en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, rekening houdend met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte. Tevens zijn de in beslag genomen goederen onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer: 18/830626-12 (Promis)
op tegenspraak
raadsman: mr. L.S. Slinkman
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 25 juli 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren te[geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedatum],
thans preventief gedetineerd in P.I.V. HvB Nieuwersluis, Nieuwersluis.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
15 februari 2013, 22 april 2013 en 11 juli 2013.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging ex art. 314a, lid 1 Sv, ten laste gelegd dat:
1.
dat zij
in de gemeente(n)[gemeente 1] en/of[gemeente 2] en/of [gemeente 3] en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
in of omstreeks de periode van 20 oktober 2008 tot en met 13 november 2012
een gewoonte heeft gemaakt van
het verwerven en/of voorhanden hebben en/of overdragen en/of omzetten en/of gebruik maken van een of meer voorwerpen, te weten van een of meer geldbedragen
en/of van
het verbergen en/of verhullen van de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding of de verplaatsing van die/dat geldbedrag(en)
dan wel
het verbergen of verhullen wie de rechthebbende(n) op die/dat geldbedrag(en)) waren/was of die geldbedrag(en) voorhanden had(den),
zulks terwijl zij en/of haar mededader (telkens) wist(en), dat die geldbedrag(en)
-onmiddellijk of middellijk- afkomstig waren/was uit het opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben van hennepplanten en/of hennepstekken, ingevolge artikel 3 van de Opiumwet,
in ieder geval uit enig misdrijf,
immers hebben/heeft zij en/of haar mededader(s),
terwijl zij en/of haar mededader geen of nagenoeg geen legale inkomsten uit had(den),
A.
telkens aanzienlijke geldbedragen gestort en/of doen of laten storten op een ten name van haar gestelde bankrekening nr.[rekeningnummer 1],
onder de vermelding: storting eigen rekening, namelijk
  • in de periode van 20-08-2008 t/m 31-12-2008: in totaal (ongeveer) 35.800,= euro en/of
  • in 2009 in totaal (ongeveer) 115.050,= euro en/of
  • in 2010 in totaal (ongeveer) 10.665,= euro en/of
  • in 2011 in totaal (ongeveer) 1.610,= euro en/of
  • in de periode van 25-03-2012 t/m 23-08-2012 in totaal (ongeveer) 13.755,= euro,
(alzo) in totaal over de gehele (bovengenoemde) periode (ongeveer) 176.880,= euro aan contante stortingen op die bankrekening,
(pagina-nrs. pv. 637, 1032 t/m1045, 1264, 1265, 1266 en 1268)
en/of
B.
(telkens) aanzienlijke bedragen contant gestort op bankrekening nr. [rekeningnummer 2]ten name van [betrokkene] en/of [medeverdachte 2] en/of op bankrekening nr. [rekeningnummer 3], ten name van de[medeverdachte 2] en/of [betrokkene] [adresgegevens][gemeente 2],
namelijk op bankrekening [rekeningnummer 2]:
- in de periode 22 december 2008 t/m 31 december 2009 in totaal (ongeveer)
36.800 euro, althans een -groot- deel van genoemd bedrag en/of
- in de periode van 23 februari 2010 t/m 15 november 2010 in totaal (ongeveer)
9.680 euro, althans een -groot- deel van genoemd bedrag en/of
- in de periode van 25 januari 2011 t/m 5 december 2011 in totaal (ongeveer)
34.565 euro, althans een -groot- deel van genoemd bedrag en/of
- in de periode van 26 januari 2012 t/m 28 september 2012 in totaal (ongeveer)
9.600 euro, althans een -groot- deel van genoemd bedrag,
in totaal in bovengenoemde periode (ongeveer) 90.645 euro, althans een -groot-
deel van genoemd bedrag (pagina-nrs. 985, 986 en 987)
en/of
op bankrekening nr.[rekeningnummer 3]:
- in de periode van 5 januari 2009 t/m 31 december 2009 in totaal (ongeveer)
20.170 euro, althans een -groot- deel van genoemd bedrag en/of
- in de periode van 23 februari 2010 t/m 15 november 2010 in totaal (ongeveer)
61.270 euro, althans een -groot- deel van genoemd bedrag en/of
- in de periode van 25 januari 2011 t/m 5 december 2011 in totaal (ongeveer)
20.825 euro, althans een -groot- deel van genoemd bedrag en/of
- in de periode van 26 januari 2012 t/m 28 september 2012 in totaal (ongeveer)
4.170 euro, althans een -groot- deel van genoemd bedrag,
in totaal in bovengenoemde periode (ongeveer) 106.435 euro, althans een -groot-
deel van genoemd bedrag, (pagina-nrs. 988, 989, 990 en 991)
alzo -in totaal- op beide bankrekeningen 90.645 euro en 106.435 euro is 197.080 euro, althans een -groot- deel van genoemd bedrag
en/of
C.
in genoemde periode grote geldbedragen geïnvesteerd in de overname en/of verbouwing(en) en/of de ingebruikname van horeca-gelegenheid ‘[naam horecagelegenheid]’, [adres horecagelegenheid] te [vestigingsplaats],
namelijk:
- in verband met de overname van de exploitatie van genoemde horeca-gelegenheid (goodwill, inventaris, huurdersbelang en handelsnaam) voor een bedrag van € 30.000, =, op 29 oktober 2008 een bedrag van 15.000 euro,= contant betaald en/of een bedrag van 15.000 euro middels de bankrekening van verdachte nr.[rekeningnummer 1] betaald (pag. 142 t/m 147) en/of
- middels de bankrekening van verdachte, nr.[rekeningnummer 1], meermalen de huur betaald voor genoemde horeca-gelegenheid, namelijk:
- op 26 november 2008 een bedrag van €8.330,=,
- op 26 januari 2009 een bedrag van € 2.776,66 ,
- op 26 januari 2009 een bedrag van € 2.776,66 ,
- op 6 februari 2009 een bedrag van € 2.776,66 ,
- op 3 maart 2009 een bedrag van € 2.776,66 ,
- op 16 april 2009 een bedrag van € 2.776,66 ,
- op 9 juni 2009 een bedrag van € 2.776,66 ,
- op 20 juli 2009 een bedrag van € 2.776,66 ,
- op 10 augustus 2009 een bedrag van € 2.776,66 ,
- op 10 augustus 2009 (nogmaals) een bedrag van € 2.776,66 ,
- op 23 oktober 2009 een bedrag van € 2.776,66 ,
- op 29 oktober 2009 een bedrag van € 2.776,66 ,
- op 25 januari 2010 een bedrag van € 2.776,66 en/of
- op 25 januari 2010 (nogmaals)een bedrag van € 2.776,66 en/of
- door de[keukenleverancier] keukenapparatuur in genoemde horeca-gelegenheid laten plaatsen voor in totaal € 34.101,95, waarvan € 17.050,97 van de (eerdergenoemde) bankrekening[rekeningnummer 1] ten name van verdachte werd betaald, € 2.500,= door middel van een pinbetaling en € 14.550,96 contant werd betaald (pag. 140 map AH 1 t/m 25) en/of
- bij horecagroothandel[groothandel] goederen en/of producten ter waarde van (ongeveer) € 8.201,66 gekocht (pag. 152 map AH 1 t/m 25) en/of
- bij [Drankenhandel] goederen en/of producten ter waarde € 5.055,=, althans een deel van die goederen en/of producten gekocht
(pag. 240 t/m 259 map AH 1 t/m 25) en/of
- bij [Koffieleverancier]goederen en/of producten, ter waarde van € 8.322,66, althans een deel van die goederen en/of producten gekocht, waarvan een of meer bedragen, namelijk € 1000,= en/of € 841,82 en/of € 1.975,= via bankrekening[rekeningnummer 1] van verdachte werd(en) betaald (pag. 1092 t/m 1107) en/of
- bij[leverancier] 22 panelen ter waarde van €2.330,85 besteld en/of gekocht en/of (deels) betaald (pag. 357 map AH 1 t/m 25) en/of
- bij [vloerinstallateur] een keukenvloer ter waarde van € 5.200,= besteld en/of gekocht, waarvan € 3.094,= middels de bankrekening nr.[rekeningnummer 1] werd betaald en (uiteindelijk) nog een bedrag van € 3.749,05 middels genoemde bankrekening werd betaald (pag 1271 t/m 1277) en/of
- voor een bedrag van € 14.361, 27 aan diverse goederen en/of producten van bouwmarkten, doe het zelf zaken en/of aannemers gekocht (pag. 363 map AH 1 t/m 25) en/of
- voor een bedrag van € 7.499,11 aan diverse goederen en/of producten gekocht en/of geldbedragen gestort (pag. 450 map AH 1 t/m 25),
art 420ter Wetboek van Strafrecht juncto
art 420bis lid 1 aanhef/onder b en/of a Wetboek van Strafrecht
2.
dat zij
in de gemeente[gemeente 1] en/of elders in Nederland,
in of omstreeks de periode van half juli 2012 tot en met 13 november 2012,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in ieder geval opzettelijk aanwezig heeft gehad
(in een pand aan de [adres] te[plaats])
een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 3696 hennepstekjes en/of (ongeveer) 53 ‘moederplanten’,
althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan,
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 3 aanhef/onder B Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van de stukken en de verklaring van verdachte ter terechtzitting gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens verdachte aangevoerd dat vrijspraak dient te volgen voor het
onder 1 ten laste gelegde. Uit het dossier blijkt geen verband tussen de stortingen en de hennepkwekerij. De tenlastelegging is gebaseerd op vooronderstellingen, maar wordt niet gestaafd door wettige bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden, met dien verstande dat er geen sprake is van medeplegen. Verdachte heeft bekend en de volledige schuld op zich genomen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de beoordeling van de ten laste gelegde feiten acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Feit 2
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 juli 2013, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik een hennepkwekerij had, die heb ik opgezet met behulp van een boek. Ik heb het in mijn eentje gedaan.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 november 2012, opgenomen op pagina 27 van dossier nummer 01GHR12050 (verdachtenmap), inhoudende de verklaring van [verdachte], zakelijk weergegeven:
Ik ben net begonnen, ongeveer 3 a 4 maanden geleden. Het is een stekken plantage.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 november 2012, opgenomen op pagina 9 en 10 van dossier nummer 01GHR12050 (zaaksdossier AH 1 t/m 25), inhoudende de relatering van verbalisant, zakelijk weergegeven:
De beschrijving van het aantreffen van een hennepkwekerij op 13 november 2012, in een pand aan de [adres] te[plaats], met 3696 hennepstekjes en 53 moederplanten.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 november 2012, opgenomen op pagina 149 en 150 van dossier nummer 01GHR12050 (zaaksdossier AH 1 t/m 25), inhoudende buurtonderzoek, zakelijk weergegeven:
[adres 4] te[plaats]. De bewoonster verklaarde dat[medeverdachte 1] en [verdachte] met 2 jongens en 1 meisje daar 5 jaar geleden kwamen wonen. Zij zag dat er verschillende goederen in huis werden gedragen waaronder een zak met vermoedelijk voedingsmiddelen voor planten.[medeverdachte 1]
was zo nu en dan een tijdje weg en zou een woning in Groningen hebben gehad, maar kwam geregeld in de woning.
[adres 2] te[plaats]. Zij verklaarde dat de[verdachte] en[medeverdachte 1] daar 4 a 5 jaar geleden kwamen wonen met 3 a 4 kinderen. Vanaf het eerste moment viel op dat er verschillende auto’s en busjes aan de achterzijde van de woning kwamen. Er werden dan dozen in en uit geladen.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 november 2012, opgenomen op pagina 277 van dossier nummer 01GHR12050 (zaaksdossier AH 1 t/m 25), inhoudende buurtonderzoek, zakelijk weergegeven:
Op 13 november 2012 werd verzocht om bij [medeverdachte 1] een veiligheidsfouillering toe te passen. Verdachte liep op dat moment nog in de nachtkleding. [medeverdachte 1] vertelde mij dat hij een zwarte broek die op dat moment over een stoel hing aan wilde. Ik heb vervolgens de broek afgetast. Ik verbalisant haalde vervolgens een grote som geld uit de rechterbroekzak van verdachte. Het geld is in beslag genomen.
Vervolgens liep [medeverdachte 1] naar de begaande vloer waar hij een zwart gestreept jasje zocht. Vervolgens heb ik het jasje gefouilleerd en in de linkerbinnenzak van het jasje werd een broodzakje met hennep erin aangetroffen.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 november 2012, opgenomen op pagina 53 en 54 van dossier nummer 01GHR12050 (alg. dossier zaaksdossier FIN-TTI-G-ADM-CIE), inhoudende buurtonderzoek, zakelijk weergegeven:
VASTSTELLING RELATIE EN VERBLIJF[medeverdachte 1] IN[plaats]
Gedurende het SFO kon blijken van het voortduren van de relatie tussen verdachte [medeverdachte 1] en verdachte [verdachte]. Uit dit onderzoek bleek wederom van het verblijf/wonen van verdachte [medeverdachte 1] aan de [adres] te[plaats]. Deze vaststelling is van belang in verband met de verdenkingen van witwassen, maar tevens in verband met het aantreffen van de hennepstekkenkwekerij. Deze vaststelling bleek onder meer uit het volgende:
Opgave adres verzoek tot verlof
In januari 2012 heeft [medeverdachte 1] via zijn advocaat een verzoek ingediend om 7 dagen verlof te krijgen in verband met wateroverlast in zijn woning aan de [adres] te[plaats]. Nadat politieambtenaren hadden geconstateerd dat er geen sprake was van wateroverlast en de bewoonster, [verdachte], geen medewerking wilde verlenen aan de politieambtenaren om hiernaar een onderzoek in te stellen, werd het verzoek tot verlof geweigerd.
Opgave adres na detentie
[medeverdachte 1] diende voorafgaand aan zijn invrijheidstelling in april 2012 een adres op te geven waar hij wilde gaan wonen/verblijven. Hierbij werd door hem het adres van [verdachte], [adres] te[plaats], opgegeven.
Aantreffen eigendommen[medeverdachte 1] tijdens doorzoeking 13-11-2012
Op 13 november 2012 werden tijdens de doorzoeking in de woning [adres] te[plaats] meerdere poststukken aangetroffen welke waren geadresseerd aan [medeverdachte 1] met als adres [adres] te[plaats]. De datering van deze posstukken bestrijken de periode van 15 augustus 2012 tot en met 24 oktober 2012. (AH-028)
Ook werden een aantal brieven aangetroffen van de gemeente Groningen, het CJIB en [deurwaarders en incassobureau] geadresseerd aan [medeverdachte 1], adres [adres 3], [plaats 2]. Ook werd een bankpas van de ING en een zorgpas van Unive op naam van verdachte [medeverdachte 1] aangetroffen. (AH-001-03)
Het Observatieteam heeft in 2012, nadat [medeverdachte 1] op 27 april 2012 in vrijheid was gesteld, meerdere observaties uitgevoerd. Ten aanzien van de relatie tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] en het verblijf van[medeverdachte 1] in de woning te[plaats] werd het volgende waargenomen:
  • Op 29 mei 2012 werd verdachte[medeverdachte 1] waargenomen op het balkon van de woning [adres] te[plaats] terwijl hij de was ophing.
  • Op 5 juni 2012 werden verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1] samen waargenomen terwijl zij samen in een huurauto wegrijden bij de [adres] te[plaats]. Vervolgens wordt waargenomen dat zij samen bij twee winkels boodschappen doen waarna zij bij een school een jongen van 13 a 14 jaar ophalen.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 november 2012, nummer 2012-115096 opgenomen op pagina 16 en 17 van het dossier nummer 01GHR12050 (MAP AH 1 t/m 25), inhoudende aangetroffen goederen[medeverdachte 1], zakelijk weergegeven:
Op 13 november 2012 werd aan de [adres] te[plaats] aangehouden [medeverdachte 1] geboren op [geboortedatum/-plaats medeverdachte 1].
Tijdens de doorzoeking werd een paspoort aangetroffen op naam van [medeverdachte 1] geboren op [geboortedatum/-plaats medeverdachte 1].
Verder werden diverse geopende en gesloten poststukken op naam van [medeverdachte 1] aangetroffen:
  • schrijven gemeente Groningen d.d. 24 juli 2012 gericht aan [medeverdachte 1] [adres 3], [postcode plaats 2] [plaats 2];
  • schrijven van [deurwaarders en incassobureau] d.d. 24 juli 2012, gericht aan [medeverdachte 1], [adres 3], [postcode] [plaats 2];
  • schrijven van het CJIB d.d. 12 juli 2012 inzake afbetalingsregeling;
  • ING bankpasje[medeverdachte 1], rekeningnummer: [rekeningnummer 5] en zorgpasje Unive.
Feit 1
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 juli 2013, zakelijk weergegeven:
Ik heb niets afgelost op mijn ontnemingsmaatregel.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 januari 2013, opgenomen in dossier nummer 01GHR12050 (alg. dossier zaaksdossier FIN-TTI-G-ADM-CIE), inhoudende ontnemingsmaatregel CJIB, zakelijk weergegeven:
Uit navraag bij het CJIB te Leeuwarden bleek dat aan[medeverdachte 1] en aan [verdachte] beiden een onherroepelijke ontnemingsmaatregel is opgelegd van € 157.067,-- per persoon.
De maatregelen werden opgelegd na veroordelingen ter zake de handel, bezit en productie van softdrugs. Het strafrechtelijke onderzoek dat leidde tot deze ontnemingsvordering vond plaats in 2005/2006. Bij dit onderzoek werden [medeverdachte 1] en [verdachte] aangehouden en werden op vijf verschillende locaties hennepkwekerijen aangetroffen.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 november 2012, nummer PL01XA 2011077097-47 opgenomen op pagina 151 en 156 van het dossier nummer 01GHR12050 (MAP AH 1 t/m 25), inhoudende huurauto’s [verdachte], zakelijk weergegeven:
Door [autoverhuurbedrijf 1] werden op 22 november 2012 enkele facturen verstrekt betreffende de huur van een auto door verdachte [verdachte]. Tevens werd een handgeschreven brief aangetroffen, geschreven door verdachte[medeverdachte 1] waarin wordt vermeld dat zijn vrouw met deze huurauto een aanrijding heeft gehad. De handtekening op deze brief komt overeen met die van verdachte [medeverdachte 1]. Tevens werd een aanrijdingsformulier verstrekt betreffende deze aanrijding die had plaatsgevonden op 11 september 2012.
Een nota van 19 juli 2012 voor de huurperiode 12 juni tot en met 12 juli 2012, € 718,28 betaald door [verdachte].
Een nota van 26 juli 2012 voor de huurperiode 13 juli tot en met 11 augustus 2012, € 718,28 betaald door [verdachte] te[plaats].
Naar aanleiding van aangetroffen administratie spraken wij, verbalisanten, op 22 november 2012 met een medewerker van [autoverhuurbedrijf 2]te Groningen. Zij verklaarde ons dat [verdachte] een aantal malen een auto had gehuurd en overhandigde ons de facturen.
Voor de periode 6 juli tot en met 7 juli 2012 een factuurbedrag van € 129,47 contant voldaan.
Voor de periode 11 september tot 17 september 2012 een factuurbedrag van € 188,16 contant voldaan.
Voor de periode 17 september en 18 september 2012 een factuurbedrag van € 59,85 contant voldaan.
Voor de periode 18 september tot 1 oktober 2012 een factuurbedrag van € 562,01 contant voldaan.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 januari 2013, opgenomen in dossier nummer 01GHR12050 (alg. dossier zaaksdossier FIN-TTI-G-ADM-CIE), inhoudende inleidend proces-verbaal weergegeven onder 4.2 (MAP BOB 49 t/m 76 pagina 634 ev en MAP BOB 109 t/m 121 en 01 t/m 012 pagina’s 1030 ev en 1262 ev), zakelijk weergegeven:
Uit de geleverde informatie van de Belastingdienst en de bankafschriften bleek van de volgende legale inkomsten van [verdachte]:
  • in 2009 € 0,--
  • in 2010 € 6.864,60 kinderbijslag
  • in 2011 € 3.525,71 kinderbijslag
  • in 2012 € 2.329,39 kinderbijslag
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 januari 2013, opgenomen in dossier nummer 01GHR12050 (alg. dossier zaaksdossier FIN-TTI-G-ADM-CIE), inhoudende inleidend proces-verbaal weergegeven onder 7.1 en 7.5 (MAP AH 1 t/m 25 pagina 443 en MAP BOB 25 t/m 36 pagina’s 218 tot en met 241), zakelijk weergegeven:
Tijdens de doorzoeking d.d. 13 november 2012, in de woning van verdachte [medeverdachte 2], werd een koopovereenkomst aangetroffen van[naam horecagelegenheid]. Uit deze koopovereenkomst bleek dat verdachte [medeverdachte 1] op 29 oktober 2008 het [naam horecagelegenheid] heeft overgenomen van de vorige eigenaar. Opvallend was dat het overnamebedrag van '€.30.000,00' was overschreven met '13.500,00' en het woord 'dertigduizend' met pen was doorgehaald waarbij in de kantlijn `dertienduizend' was bijgeschreven.
Uit gegevens van de Kamer van Koophandel bleek dat verdachten [medeverdachte 2] en [verdachte] zich reeds per 1 januari 2009 bij de Kamer van Koophandel hadden ingeschreven als vennoot, binnen de opgerichte V.O.F. genaamd[naam horecagelegenheid]. Beiden stonden als 'onbeperkt bevoegd' ingeschreven.
Voorts bleek dat zowel verdachte [medeverdachte 2] als verdachte [verdachte] zich op 7 januari 2009 weer uit de functie hadden uitgeschreven.
Voorts bleek dat[naam horecagelegenheid] per 7 januari 2009 ingeschreven stond als eenmanszaak waarbij de onderneming wordt gedreven voor rekening van verdachte [medeverdachte 2].
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 januari 2013, opgenomen in dossier nummer 01GHR12050 (alg. dossier zaaksdossier FIN-TTI-G-ADM-CIE), inhoudende inleidend proces-verbaal weergegeven onder 7.10 (MAP AH 1 t/m 25 pagina 447), zakelijk weergegeven:
Bij de doorzoeking in de woning van [medeverdachte 2] te[gemeente 2] werd een 'Overeenkomst tot beëindiging van de huur' aangetroffen aangaande [naam horecagelegenheid]. In de overeenkomst stonden verdachte [medeverdachte 1] en verdachte [verdachte] genoemd als huurder die per 1 maart 2010 overeenkwam de huur te beëindigen.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 7 december 2012, opgenomen op pagina 52 tot en met 63 in dossier nummer 01GHR12050 (verdachtenmap), inhoudende verhoor[medeverdachte 2], zakelijk weergegeven:
Hoe vaak heb jij geld ontvangen, via de bank of contant, van je vader of [verdachte]? Van mijn vader niet. Van [verdachte] maandelijks. Ze stortte dat op mijn privérekening, of op mijn zakelijke rekening. Dus vanaf juni dit jaar (2012) elke maand. Hoeveel was dit in totaal? Om en nabij € 4.000,-- werd maandelijks gestort door [verdachte]. Dit geld was afkomstig van [naam horecagelegenheid].
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 januari 2013, opgenomen in dossier nummer 01GHR12050 (alg. dossier zaaksdossier FIN-TTI-G-ADM-CIE), inhoudende inleidend proces-verbaal weergegeven onder 4.3 (MAP BOB 49 t/m 76 pagina 634 ev en MAP BOB 109 t/m 121 en 01 t/m 012 pagina’s 1032 tot en met 1045, 1264, 1265, 1266 en 1268), zakelijk weergegeven:
REKENINGNUMMER[rekeningnummer 1] (ING) ONV [verdachte]
Uit de opgevraagde bankafschriften over de periode 1 november 2008 tot en met
20 september 2012 is mij, verbalisant Kroon, het volgende gebleken:
De vermelde inkomsten bleken na onderzoek voornamelijk opgebouwd te zijn uit contante geldstoringen:
  • in de periode 20 augustus 2008 tot en 31 december 2008 € 35.800,--
  • in 2009 € 115.050,--
  • in 2010 € 10.665,--
  • in 2011 € 1.610,--
  • in de periode 25 maart 2012 tot en met 23 augustus 2012 € 13.755,--
Totaal aan contante stortingen over de periode
€ 176.880,--
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 januari 2013, opgenomen in dossier nummer 01GHR12050 (alg. dossier zaaksdossier FIN-TTI-G-ADM-CIE), inhoudende inleidend proces-verbaal weergegeven onder 5.8 (MAP BOB 77 t/m 96 pagina’s 755 tot en met 757 en MAP BOB 97 t/m 108 pagina’s 972 ev), zakelijk weergegeven:
Bankrekening [rekeningnummer 4] bleek vanaf 1 januari 2010 uitsluitend gebruikt te worden voor het bij en - afschrijven van geldbedragen van - en naar de twee anderen bankrekeningen welke op naam staan van [medeverdachte 2] en[betrokkene] zijnde[rekeningnummer 2]en [rekeningnummer 3]. Er vonden middels deze rekening geen betalingen of pinopnames plaats.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 januari 2013, opgenomen in dossier nummer 01GHR12050 (alg. dossier zaaksdossier FIN-TTI-G-ADM-CIE), inhoudende inleidend proces-verbaal weergegeven onder 5.10 en 5.12 (MAP BOB 97 t/m 108 pagina’s 985, 986 en 987 en MAP BOB 97 t/m 108 pagina’s 988, 989, 990 en 991), zakelijk weergegeven:
CONTANTE STORTINGEN REKENINGNUMMER [rekeningnummer 2]
Na onderzoek aan de bankafschriften bleek van de volgende contante stortingen:
  • in de periode 5 januari 2009 tot en met 31 december 2009 € 36.800,--
  • in de periode 23 februari 2010 tot en met 15 november 2010 € 9.680,--
  • in de periode 25 januari 2011 tot en met 5 december 2011 € 34.565,--
  • in de periode 26 januari 2012 tot en met 28 september 2012 € 9.600,--
In totaal:
€ 90.645,--
CONTANTE STORTINGEN REKENINGNUMMER [rekeningnummer 3]
Na onderzoek aan de bankafschriften bleek van de volgende contante stortingen:
  • in de periode 5 januari 2009 tot en met 31 december 2009 € 20.170,--
  • in de periode 23 februari 2010 tot en met 15 november 2010 € 61.270,--
  • in de periode 25 januari 2011 tot en met 5 december 2011 € 20.825,--
  • in de periode 26 januari 2012 tot en met 28 september 2012 € 4.170,--
In totaal:
€ 106.435,--
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 januari 2013, opgenomen in dossier nummer 01GHR12050 (alg. dossier zaaksdossier FIN-TTI-G-ADM-CIE), inhoudende inleidend proces-verbaal weergegeven onder 7.26 (MAP BOB 1 t/m 24 pagina 56 ev en MAP BOB 49 t/m 76 pagina 634 ev en MAP BOB 109 t/m 121 en 01 t/m 012 pagina’s 1030 ev en 1262 ev), zakelijk weergegeven:
Uit gegevens van de bankrekening van [verdachte] met rekeningnummer[rekeningnummer 1] bleek dat middels deze rekening meerdere malen de huur is betaald van[naam horecagelegenheid]:
  • op 26 november 2008 € 8.330,--
  • op 26 januari 2009 € 2.776,66
  • op 6 februari 2009 € 2.776,66
  • op 3 maart 2009 € 2.776,66
  • op 16 april 2009 € 2.776,66
  • op 9 juni 2009 € 2.776,66
  • op 20 juli 2009 € 2.776,66
  • op 10 augustus 2009 € 2.776,66
  • op 10 augustus 2009 € 2.776,66
  • op 23 oktober 2009 € 2.776,66
  • op 29 oktober 2009 € 2.776,66
  • op 25 januari 2010 € 2.774,66
  • op 25 januari 2010 € 2.776,66
In totaal:
€41.647,92
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 november 2012, opgenomen op pagina 119 en 120 van dossier nummer 01GHR12050 (MAP AH 1 t/m 25), inhoudende betalingen aan [keukenleverancier], zakelijk weergegeven:
Tijdens de doorzoeking van de woning van verdachten [verdachte] en R.[medeverdachte 1] aan de [adres] te[plaats] werden onder andere facturen, offertes en een bouwtekening van een horecakeuken aangetroffen van de[keukenleverancier]
Hierbij bleek dat een totaalbedrag van € 34.101,93 was betaald aan[keukenleverancier]. Uit het overzicht bleek dat € 14.550,96 contant (kas) was betaald. Zoals eerder vermeld door de medewerker van [keukenleverancier] waren alle contante betalingen verricht door[medeverdachte 1]. Een bedrag van € 17.050,97 was betaald middels bankrekening[rekeningnummer 1]. Het is mij ambtshalve bekend dat deze rekening op naam staat van [verdachte].
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 november 2012, opgenomen op pagina 151 en 152 van dossier nummer 01GHR12050 (MAP AH 1 t/m 25), inhoudende[groothandel], zakelijk weergegeven:
Uit de debiteurenadministratie van[groothandel] blijkt dat [verdachte] en[medeverdachte 1] op
27 juli 2011 zijn ingeschreven. Uit de kopieën van de facturen blijkt dat een totaalbedrag van
€ 8.201,66 aan inkopen is gedaan in de periode 8 augustus 2011 tot en met 27 oktober 2012. Op 22 oktober 2012 worden goederen opgehaald met één van de passen. Op de camerabeelden is te zien dat een oudere gebogen man in een pak en een vrouw in een zwart vest en roze/rood shirt bij de kassa staan en daarna naar de uitgang lopen. Beide zijn herkenbaar in beeld. Verbalisant herkende de oudere man als [medeverdachte 1] en de vrouw als [verdachte].
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 januari 2013, opgenomen in dossier nummer 01GHR12050 (alg. dossier zaaksdossier FIN-TTI-G-ADM-CIE), inhoudende inleidend proces-verbaal weergegeven onder 7.19.6 (MAP AH 1 t/m 25 pagina 240 tot en met 259), zakelijk weergegeven:
Door [Drankenhandel] is meerdere malen drank geleverd aan [naam horecagelegenheid]. Door een medewerker [Drankenhandel] werd verklaard dat zij hierbij zaken hebben gedaan met zowel[medeverdachte 2] als [medeverdachte 1]. Ook werd verklaard dat op enig moment en iedere week een fust bier werd opgehaald door [verdachte] in een rode auto. Uit de facturen bleek dat er in de periode 11 augustus 2011 t/m 5 november 2012 voor € 5.055,00 aan drank was geleverd.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 januari 2013, opgenomen in dossier nummer 01GHR12050 (alg. dossier zaaksdossier FIN-TTI-G-ADM-CIE), inhoudende inleidend proces-verbaal weergegeven onder 7.19.7 (MAP BOB 49 t/m 76 pagina 634 ev en MAP BOB 109 t/m 121 en 01 t/m 012 pagina’s 1092 tot en met 1107 en 1030 ev en 1262 ev), zakelijk weergegeven:
Door de firma[Koffieleverancier] zijn verschillende goederen en producten geleverd aan[naam horecagelegenheid]. Hierbij werden zaken gedaan met zowel [medeverdachte 1]als [medeverdachte 2]. Door medewerkers van [Koffieleverancier] werd verklaard dat 'de oude de baas leek, en de jonge deed ja en amen'. Voorts werd verklaard dat met de [medeverdachte 2] contact was omtrent de uitvoering en met de oude over het geld'. Na navraag bij [Koffieleverancier] bleek in de periode 08 juni 2009 tot en met 26 oktober 2012 een totaalbedrag van € 8.322,66 te zijn uitgegeven bij [Koffieleverancier].
De volgende betalingen bleken middels de bankrekening van verdachte [verdachte] te zijn voldaan:
  • op 16 februari 2009 € 1.000,--
  • op 10 augustus 2009 € 841,82
  • op 19 augustus 2009 € 1.975,--
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 januari 2013, opgenomen in dossier nummer 01GHR12050 (alg. dossier zaaksdossier FIN-TTI-G-ADM-CIE), inhoudende inleidend proces-verbaal weergegeven onder 7.19.10 (MAP BOB 109 t/m 121 en 01 t/m 012 pagina’s 1271 tot en met 1277), zakelijk weergegeven:
Door [vloerinstallateur] werden middels een vordering gegevens verstrekt omtrent deze werkzaamheden. Hierbij bleek door [vloerinstallateur] voor een totaalbedrag van €.5.200,00 een keukenvloer te zijn aangebracht. Op de offertes en de factuur bleek van de naam[medeverdachte 2] te zijn voorzien. De betaling van €.3.094,-- is echter op 27 april 2009 betaald middels de bankrekening van verdachte [verdachte], zijnde[rekeningnummer 1]. Het restant van €.3.749,05 is na een betalingsachterstand door [Incassobureau ] geïncasseerd. Dit bleek tevens te zijn betaald middels voornoemde bankrekening van verdachte [verdachte]. Uiteindelijk is er €.6.843,05 betaald.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 januari 2013, opgenomen in dossier nummer 01GHR12050 (alg. dossier zaaksdossier FIN-TTI-G-ADM-CIE), inhoudende inleidend proces-verbaal weergegeven onder 7.19.11 (MAP AH 1 t/m 25 pagina 363 tot en met 365), zakelijk weergegeven:
In de woning van verdachte[medeverdachte 1] en verdachte [verdachte] werd een plastic map aangetroffen - met hierin kassabonnen van verschillende bedrijven. Enkele van deze facturen waren geadresseerd aan [naam horecagelegenheid], alsmede een betaalbewijs van €.15.000,00 aan de vorige eigenaar van [naam horecagelegenheid]. Het totaal van de aangetroffen bonnen betrof €.14.361,27.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 januari 2013, opgenomen in dossier nummer 01GHR12050 (alg. dossier zaaksdossier FIN-TTI-G-ADM-CIE), inhoudende inleidend proces-verbaal weergegeven onder 7.19.12 (MAP AH 1 t/m 25 pagina 450 en 451), zakelijk weergegeven:
In de woning van verdachte [medeverdachte 1] en verdachte [verdachte] werd een plastic broodtrommel aangetroffen met hierin kassabonnen van supermarkten, bouwmarkten, slagerij en een drankenhandel. Tevens werden 5 stortingsbonnen aangetroffen van een bankrekening op naam van [naam horecagelegenheid]. Derhalve kan worden aangenomen dat de betrokken aankopen tevens waren gedaan ten behoeve van [naam horecagelegenheid]. Het totaal van de aangetroffen bonnen betrof € 7.499,11.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de inhoud van de bewijsmiddelen en de hiervoor weergegeven standpunten als volgt.
Feit 2
Naar het oordeel van de rechtbank is het onder 2 ten laste gelegde op grond van de voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft ook bekend dat zij een hennepkwekerij had.
Ten aanzien van het medeplegen overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat medeverdachte[medeverdachte 1] op 13 november 2012 is aangehouden aan de [adres] te[plaats], zijnde het woonadres van verdachte. Ook werden persoonlijke eigendommen van deze medeverdachte op dit adres aangetroffen.
Uit detentiegegevens van medeverdachte [medeverdachte 1] blijkt van een nauwe verbondenheid met verdachte en het [adres] en uit observaties komt naar voren dat zij regelmatig in elkaars bijzijn werden aangetroffen. Ook uit buurtonderzoek komt naar voren dat medeverdachte [medeverdachte 1] veelvuldig op de [adres] aanwezig was en dat hij daarnaast vaak in het bijzijn van verdachte verkeerde.
Voorts blijkt uit het dossier dat door verbalisanten bij het betreden van het pand op 13 november 2012 een hennepgeur werd waargenomen.
Gelet op de bovenomschreven aanwezigheid van medeverdachte [medeverdachte 1] in het pand aan de [adres], kan hem dit niet zijn ontgaan. De aanwezigheid van de hennepkwekerij en de professionaliteit waarmee het één en ander was opgezet, in samenhang met medeverdachtes antecedenten op het gebied van de Opiumwet, berust naar het oordeel van de rechtbank niet enkel op toeval. De aanvang van de hennepkwekerij komt ongeveer overeen met medeverdachtes ontslag uit detentie en uit informatie van de CIE volgde een aanwijzing die medeverdachte in verband bracht met hennepteelt. Tevens werd onder medeverdachte een grote hoeveelheid contant geld in beslag genomen bij zijn aanhouding en het is een feit van algemene bekendheid dat in de handel in softdrugs veel contant geld omgaat.
Gelet hierop heeft naar het oordeel van de rechtbank verdachte samen met medeverdachte
[medeverdachte 1] de hennepkwekerij opgezet en gerund. De verklaring van verdachte dat zij de kwekerij alleen zou hebben verzorgd en in stand gehouden, acht de rechtbank dan ook ongeloofwaardig.
Feit 1
Afkomstig van misdrijf
Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat verdachte en medeverdachte[medeverdachte 1] beiden zijn veroordeeld tot een ontnemingsmaatregel van €157.067,-- in verband met wederrechtelijk verkregen voordeel verband houdend met hennepkwekerijen in 2005 en 2006. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hiervan tot op heden niets is afgelost. Voorts blijkt uit de bewijsmiddelen dat het verifieerbare legale inkomen van verdachte, over de jaren 2009 tot en met 2012, €12.719,70 betrof.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte in de periode 20 oktober 2008 tot en met
13 november 2012 aanzienlijke contante stortingen heeft verricht op haar eigen rekening, te weten € 176.880,-- en dat daarnaast geldbedragen zijn gestort op twee bankrekeningen op naam van [medeverdachte 2] en [betrokkene], te weten € 90.645,-- en € 106.435,-- . Ook hebben er met betrekking tot het [naam horecagelegenheid] door verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] verschillende (grote) betalingen plaatsgevonden variërend van huurleges, inkopen, investeringen en een koopovereenkomst.
In verschillende verklaringen van debiteuren van[naam horecagelegenheid] wordt medeverdachte [medeverdachte 1] regelmatig genoemd als contactpersoon/eigenaar van [naam horecagelegenheid]. Daarnaast worden betalingen door verdachte en medeverdachte contant voldaan, of ook wel via de bankrekening van verdachte.
De voornoemde vastgestelde feiten en omstandigheden rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank het vermoeden van witwassen. Verdachte heeft zowel bij de politie als ter zitting geen enkele verklaring willen geven voor de herkomst van de door haar contant gestorte gelden, overgeboekte gelden naar de rekeningen van [medeverdachte 2]en [betrokkene], alsmede de voor het [naam horecagelegenheid] aangewende gelden. Daarnaast leidt de rechtbank uit de bewijsmiddelen af dat verdachte voorts haar gezin moest onderhouden, een woning had en regelmatig auto’s huurde, zonder dat daar verifieerbare legale inkomsten tegenover stonden.
Gelet hierop, nu gezien de eerdere beslissing tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel vaststaat dat verdachte €157.067,-- aan wederrechtelijk verkregen voordeel had genoten (waarop niets is afgelost) en zij daarnaast in de ten laste gelegde periode slechts een marginaal legaal te verifiëren inkomen had, stelt de rechtbank vast, dat, gezien uit de feiten en omstandigheden die uit het beschikbare bewijsmateriaal kunnen worden afgeleid, het niet anders kan zijn dan dat de door verdachte aangewende gelden uit misdrijf afkomstig zijn. Naar het oordeel van de rechtbank houden deze gelden verband met de opbrengsten uit de hennepkwekerijen waarvoor verdachte reeds in het verleden is veroordeeld en een ontnemingsmaatregel heeft opgelegd gekregen, alsmede uit opbrengsten van de nieuwe hennepkwekerij, zoals onder 2 ten laste is gelegd, welk feit de rechtbank, blijkens het hiervoor overwogene, wettig en overtuigend bewezen acht.
Verbergen en verhullen
Naar het oordeel van de rechtbank hebben verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] de gelden uit misdrijf afkomstig niet alleen voorhanden gehad, ook hebben zij de criminele herkomst van deze gelden getracht te verbergen en te verhullen. Immers hebben verdachte en medeverdachte[medeverdachte 1] deze gelden actief aangewend gedurende een lange periode en in het openbaar financiële en economische verkeer gebracht door deze gelden op de bankrekening van verdachte te storten, deze gelden over te boeken naar bankrekeningen van[medeverdachte 2] en [betrokkene] en daarnaast deze gelden te gebruiken voor (contante) inkopen of investeringen ten behoeve van[naam horecagelegenheid], in de exploitatie waarvan zij beiden een rol hadden. Door geen boekhouding ten behoeve van[naam horecagelegenheid] te voeren en betalingen aan debiteuren (grotendeels) contant te voldoen, hebben verdachte en medeverdachte[medeverdachte 1] kennelijk de daadwerkelijke criminele herkomst van deze gelden geprobeerd te verhullen en te verbergen.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking.

Bewezenverklaring

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
dat zij in de gemeenten[gemeente 1] en/of[gemeente 2] en/of [gemeente 3], tezamen en in vereniging met anderen, in de periode van 20 oktober 2008 tot en met 13 november 2012 een gewoonte heeft gemaakt van het verwerven en voorhanden hebben en overdragen en omzetten en gebruik maken van een of meer voorwerpen, te weten geldbedragen en van het verbergen en verhullen van de werkelijke aard en de herkomst en van die geldbedragen,
zulks terwijl zij en haar mededader telkens wisten, dat die geldbedragen -onmiddellijk of middellijk- afkomstig waren uit het opzettelijk telen en bewerken en verwerken en verkopen en afleveren en verstrekken en vervoeren en aanwezig hebben van hennepplanten en hennepstekken, ingevolge artikel 3 van de Opiumwet,
immers hebben zij en/of haar mededader, terwijl zij en/of haar mededader geen of nagenoeg geen legale inkomsten hadden,
A.
telkens aanzienlijke geldbedragen gestort en/of doen of laten storten op een ten name van haar gestelde bankrekening nr.[rekeningnummer 1],
onder de vermelding: storting eigen rekening, namelijk
  • in de periode van 20-08-2008 t/m 31-12-2008: in totaal (ongeveer) 35.800,= euro en
  • in 2009 in totaal (ongeveer) 115.050,= euro en
  • in 2010 in totaal (ongeveer) 10.665,= euro en
  • in 2011 in totaal (ongeveer) 1.610,= euro en
  • in de periode van 25-03-2012 t/m 23-08-2012 in totaal (ongeveer) 13.755,= euro,
(alzo) in totaal over de gehele bovengenoemde periode (ongeveer) 176.880,= euro aan contante stortingen op die bankrekening,
en/of
B.
telkens aanzienlijke bedragen contant gestort op bankrekening nr. [rekeningnummer 2]ten name van [betrokkene] en/of [medeverdachte 2] en/of op bankrekening nr. [rekeningnummer 3], ten name van de[medeverdachte 2] en/of [betrokkene][adresgegevens][gemeente 2],
namelijk op bankrekening nr. [rekeningnummer 2]:
- in de periode 22 december 2008 t/m 31 december 2009 in totaal (ongeveer)
36.800 euro, en
- in de periode van 23 februari 2010 t/m 15 november 2010 in totaal (ongeveer)
9.680 euro, en
- in de periode van 25 januari 2011 t/m 5 december 2011 in totaal (ongeveer)
34.565 euro, en
- in de periode van 26 januari 2012 t/m 28 september 2012 in totaal (ongeveer)
9.600 euro,
in totaal in bovengenoemde periode (ongeveer) 90.645 euro,
en/of
op bankrekening nr.[rekeningnummer 3]:
- in de periode van 5 januari 2009 t/m 31 december 2009 in totaal (ongeveer)
20.170 euro, en
- in de periode van 23 februari 2010 t/m 15 november 2010 in totaal (ongeveer)
61.270 euro, en
- in de periode van 25 januari 2011 t/m 5 december 2011 in totaal (ongeveer)
20.825 euro, en
- in de periode van 26 januari 2012 t/m 28 september 2012 in totaal (ongeveer)
4.170 euro,
in totaal in bovengenoemde periode (ongeveer) 106.435 euro,
alzo -in totaal- op beide bankrekeningen 90.645 euro en 106.435 euro is 197.080 euro,
en/of
C.
in genoemde periode grote geldbedragen geïnvesteerd in de overname en/of verbouwingen en/of de ingebruikname van horeca-gelegenheid[naam horecagelegenheid], [adres horecagelegenheid]te [vestigingsplaats],
namelijk:
- in verband met de overname van de exploitatie van genoemde horeca-gelegenheid (goodwill, inventaris, huurdersbelang en handelsnaam) voor een bedrag van
€ 30.000, =, op 29 oktober 2008 een bedrag van 15.000 euro,= contant betaald en een bedrag van 15.000 euro middels de bankrekening van verdachte nr.[rekeningnummer 1] betaald en
- middels de bankrekening van verdachte, nr.[rekeningnummer 1], meermalen de huur betaald voor genoemde horeca-gelegenheid, namelijk:
- op 26 november 2008 een bedrag van €8.330,=,
- op 26 januari 2009 een bedrag van € 2.776,66 ,
- op 26 januari 2009 een bedrag van € 2.776,66 ,
- op 6 februari 2009 een bedrag van € 2.776,66 ,
- op 3 maart 2009 een bedrag van € 2.776,66 ,
- op 16 april 2009 een bedrag van € 2.776,66 ,
- op 9 juni 2009 een bedrag van € 2.776,66 ,
- op 20 juli 2009 een bedrag van € 2.776,66 ,
- op 10 augustus 2009 een bedrag van € 2.776,66 ,
- op 10 augustus 2009 (nogmaals) een bedrag van € 2.776,66 ,
- op 23 oktober 2009 een bedrag van € 2.776,66 ,
- op 29 oktober 2009 een bedrag van € 2.776,66 ,
- op 25 januari 2010 een bedrag van € 2.776,66 en
- op 25 januari 2010 (nogmaals) een bedrag van € 2.776,66 en
- door de[keukenleverancier] keukenapparatuur in genoemde horeca-gelegenheid laten plaatsen voor in totaal € 34.101,95, waarvan € 17.050,97 van de (eerdergenoemde) bankrekening[rekeningnummer 1] ten name van verdachte werd betaald,
€ 2.500,-- door middel van een pinbetaling en € 14.550,96 contant werd betaald en
- bij horecagroothandel[groothandel] goederen en/of producten ter waarde van (ongeveer)
€ 8.201,66 gekocht en
- bij [Drankenhandel] goederen en/of producten ter waarde € 5.055,--, althans een deel van die goederen en/of producten gekocht en
- bij [Koffieleverancier]goederen en/of producten, ter waarde van € 8.322,66, althans een deel van die goederen en/of producten gekocht, waarvan een of meer bedragen, namelijk € 1000,-- en € 841,82 en € 1.975,-- via bankrekening[rekeningnummer 1] van verdachte werden betaald en
- bij [vloerinstallateur] een keukenvloer ter waarde van € 5.200,= besteld en gekocht, waarvan € 3.094,= middels de bankrekening nr.[rekeningnummer 1] werd betaald en uiteindelijk nog een bedrag van € 3.749,05 middels genoemde bankrekening werd betaald en
- voor een bedrag van € 14.361, 27 aan diverse goederen en producten van bouwmarkten, doe het zelf zaken en aannemers gekocht en
- voor een bedrag van € 7.499,11 aan diverse goederen en producten gekocht en geldbedragen gestort.
2.
dat zij in de gemeente[gemeente 1], in de periode van half juli 2012 tot en met 13 november 2012, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft geteeld en bewerkt en verwerkt en verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, in een pand aan de [adres] te[plaats] een hoeveelheid van in totaal 3696 hennepstekjes en 53 ‘moederplanten’, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het feit

Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert het volgende strafbare feiten op:
1.
medeplegen van gewoontewitwassen, meermalen gepleegd
2.
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek. De officier van justitie heeft bij haar strafeis rekening gehouden met de aard, ernst en omvang van het ten laste gelegde, alsmede de justitiële documentatie van verdachte.
Standpunt van de verdediging
Namens verdachte heeft de raadsman, met inachtneming van hetgeen hij ten aanzien van de bewezenverklaring naar voren heeft gebracht, aangevoerd dat verdachte de zorg heeft over haar kinderen. De officier van justitie heeft haar strafeis te zwaar aangezet. De raadsman pleit voor matiging van de op te leggen straf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, de aangaande haar persoon opgemaakte rapportages en het haar betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister, alsmede met de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met haar mededader schuldig gemaakt aan het er een gewoonte van maken grote hoeveelheden geld van criminele herkomst waarover zij geen enkele opening van zaken wenste te geven wit te wassen. Daarnaast heeft zij met haar mededader een hennepkwekerij gehad.
Door geld uit de opbrengsten van misdrijf verkregen in het handelsverkeer te brengen heeft verdachte de integriteit van de financiële en economische markt ernstige schade toegebracht. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan, te meer nu het handelen van verdachte lange tijd heeft voortgeduurd en er vele duizenden euro’s als zijnde legaal verkregen geld in het financiële verkeer zijn gebracht.
Tevens heeft verdachte op grote schaal hennepplanten geteeld. Het is een feit van algemene bekendheid dat de teelt van hennep veelal gepaard gaat met allerhande criminele activiteiten en dat daarnaast de volksgezondheid in gevaar wordt gebracht. Verdachte heeft door haar handelen de maatschappij hieraan blootsgesteld. Ook rekent de rechtbank het verdachte aan dat zij grote sommen geld heeft verdiend met deze illegale teelt en daar zelf financieel beter van is geworden, zoals bovenomschreven.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gelet op verdachtes justitiële documentatie. Hieruit komt naar voren dat zij eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen voor hennepteelt waarbij een werkstraf en een ontneming van wederechtelijk verkregen voordeel is opgelegd. Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsrapport van 9 januari 2013.
De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is nu de eerder opgelegde werkstraf en wederrechtelijke voordeelsontneming, verdachte er kennelijk niet van heeft weerhouden zich opnieuw met hennepteelt in te laten.

Beslag

De officier van justitie heeft gevorderd dat de administratieve bescheiden van [medeverdachte 1] en/of [verdachte] moeten worden teruggeven aan de rechthebbenden. Daarnaast heeft zij gevorderd dat 13,80 gram hennep, de kwekerijbenodigdheden aan de [adres horecagelegenheid] en de kwekerijbenodigdheden aan de [adres] moeten worden ontrokken aan het verkeer.
De raadsman heeft zich ten aanzien van het beslag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomene, te weten de administratieve bescheiden van [medeverdachte 1] en/of [verdachte], moeten worden teruggegeven aan de rechthebbenden.
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomene, te weten 13,80 gram hennep, de kwekerijbenodigdheden aan de [adres horecagelegenheid] en de kwekerijbenodigdheden aan de
[adres], moeten worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet of het algemeen belang. Verder is uit het onderzoek ter terechtzitting gebleken dat het onder 2 bewezenverklaarde met behulp van deze voorwerpen is begaan.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 47, 36c, 36d, 57, 420 bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht en artikel 3, 11 en 13a van de Opiumwet.

BESLISSING

De rechtbank:
- verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
- verklaart verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar.
- verklaart het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
  • 13,80 gram hennep;
  • de kwekerijbenodigdheden aan de [adres horecagelegenheid];
  • de kwekerijbenodigdheden aan de [adres].
Gelast de teruggave van:
- de onder verdachte in beslag genomen administratieve bescheiden aan de rechthebbenden.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. L.W. Janssen, voorzitter, L.M.E. Kiezebrink en
F.J. Agema rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J. Mulder als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 juli 2013.
De Wet Herziening Gerechtelijke Kaart is op 1 januari 2013 in werking getreden. De rechtbanken Assen, Groningen en Leeuwarden vormen met ingang van die datum tezamen de nieuwe rechtbank Noord-Nederland. Het rechtsgebied van deze rechtbank beslaat de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen. De zaak wordt daarom verder behandeld en beslist door de rechtbank Noord-Nederland.