ECLI:NL:RBNNE:2013:4460

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 juni 2013
Publicatiedatum
19 juli 2013
Zaaknummer
13/320
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzet tegen beslissing van Nederlandse rechter inzake voortgezette tenuitvoerlegging van strafvonnissen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 12 juni 2013 uitspraak gedaan over een verzetschrift dat was ingediend door de veroordeelde, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. J.S. Visser. Het verzetschrift was ingediend op grond van artikel 45 van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (WOTS) en betrof de voortgezette tenuitvoerlegging van een in Portugal opgelegde gevangenisstraf. De veroordeelde, die gedetineerd was in de P.I. Ter Apel, had schriftelijk afstand gedaan van zijn recht om te worden gehoord tijdens de behandeling van het verzetschrift op 29 mei 2013.

De raadsvrouw van de veroordeelde voerde aan dat het Portugese vonnis niet duidelijk maakte dat de veroordeelde niet bij verstek was veroordeeld. Tevens werd gesteld dat de veroordeelde niet op de hoogte was van de Nederlandse VI-regeling en dat hij mogelijk in aanmerking zou komen voor de gunstigere Portugese regeling. De officier van justitie concludeerde echter tot niet-ontvankelijkheid van het verzet, stellende dat het verzetschrift zich richtte tegen een beslissing van een Nederlandse rechter en niet tegen een buitenlandse rechterlijke beslissing.

De rechtbank oordeelde dat verzet op grond van artikel 45 WOTS alleen mogelijk is tegen een bij verstek gewezen beslissing van een buitenlandse rechter. Aangezien het verzet zich richtte tegen een beslissing van het gerechtshof Arnhem, was de rechtbank van mening dat de veroordeelde niet ontvankelijk kon worden verklaard. Ook het Portugese vonnis bleek geen verstekzaak te zijn, aangezien de veroordeelde aanwezig was bij de behandeling van zijn zaak. De rechtbank kwam hierdoor niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de door de verdediging naar voren gebrachte standpunten. De rechtbank verklaarde de veroordeelde niet ontvankelijk in zijn verzet.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittinghoudende te Groningen
Kenmerk: RK 13/320
Datum uitspraak: 12 juni 2013
BESCHIKKING
van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 12 juni 2013 op het verzetschrift van 5 maart 2013, ingediend bij deze rechtbank namens na te noemen persoon, in de zaak tegen:
[veroordeelde],
geboren op [geboortedag] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in de P.I. Ter Apel,
hierna te noemen “veroordeelde”.

PROCEDURE

Door de eerste raadsman van de veroordeelde, mr. J.S. Visser, is op 5 maart 2013 een verzetschrift ingediend ex artikel 45 van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (hierna: WOTS).
Het verzetschrift is behandeld op de openbare zitting van 29 mei 2013, waarbij de officier van justitie en de raadsvrouw van de veroordeelde, mr. M. Rotgans, advocaat te Utrecht, zijn gehoord. De veroordeelde heeft schriftelijk afstand gedaan van zijn recht om te worden gehoord.

STANDPUNTEN

Door de raadsvrouw van de veroordeelde is naar voren gebracht dat uit het Portugese vonnis niet duidelijk blijkt dat de veroordeelde niet bij verstek is veroordeeld. Ook blijkt uit de stukken in het dossier niet dat de veroordeelde, toen hij instemde met de voortgezette tenuitvoerlegging van zijn straf in Nederland, op de hoogte was van de Nederlandse VI-regeling en het verschil met de Portugese VI-regeling. Het is waarschijnlijk dat de veroordeelde voor de meest gunstige VI-regeling, te weten de Portugese regeling, in aanmerking zou komen, gezien zijn voorgeschiedenis en persoonlijke omstandigheden. De beslissing van 16 mei 2012 van het gerechtshof Arnhem is dan ook ondeugdelijk, nu geen rekening is gehouden met de voor de veroordeelde gunstiger Portugese VI-regeling. Dat is in strijd met artikel 10 lid 2 van het Verdrag overbrenging gevonniste personen (VOGP).
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet ontvankelijk verklaring van de veroordeelde in het verzet. Ten eerste lijkt het verzetschrift zich te richten tegen de beslissing van het gerechtshof Arnhem, hetgeen niet een buitenlandse rechterlijke beslissing is. Ten tweede, mocht het verzetschrift zich ook richten tegen het Portugese vonnis, dan geldt dat uit de tekst van dat vonnis duidelijk blijkt dat de veroordeelde aanwezig was bij de behandeling van zijn zaak en het dus geen verstekzaak betreft. Ten overvloede heeft de officier van justitie opgemerkt dat de veroordeelde ten minste tweemaal op de hoogte is gebracht van de VI-regeling in Nederland toen hij instemde met de voortgezette tenuitvoerlegging van zijn straf in Nederland. Tot slot staat niet met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid vast dat de veroordeelde daadwerkelijk in aanmerking kwam voor de meest gunstige Portugese VI-regeling.

BEOORDELING

Het verzet wordt gebaseerd op artikel 45 van de WOTS. Uit artikel 45 lid 2 van de WOTS blijkt dat verzet kan worden gedaan tegen een in de verzoekende staat (in casu Portugal) bij verstek gewezen rechterlijke beslissing.
Uit het verzetschrift dat namens de veroordeelde door mr. Visser is ingediend op 5 maart 2013, blijkt dat het verzet zich richt tegen het advies van het gerechtshof Arnhem van 16 mei 2012 tot voortgezette tenuitvoerlegging in Nederland van de in Portugal aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf. Tegen een dergelijke beslissing van een Nederlandse rechter kan geen verzet worden gedaan, het betreft immers niet een in de verzoekende staat gewezen beslissing.
Voor zover het verzet zich ook bedoeld heeft te richten tegen het in Portugal tegen de veroordeelde gewezen vonnis van 15 december 2010, overweegt de rechtbank dat ook tegen deze beslissing geen mogelijkheid tot verzet bestaat. Uit genoemd vonnis, dat zich bij de stukken in het dossier bevindt, blijkt naar het oordeel van de rechtbank immers dat veroordeelde aanwezig is geweest bij de behandeling van zijn zaak, zodat van een bij verstek gewezen rechterlijke beslissing geen sprake is.
De rechtbank zal veroordeelde daarom niet ontvankelijk verklaren in zijn verzet. De rechtbank komt hierdoor niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de door de verdediging naar voren gebrachte standpunten.

BESLISSING

De rechtbank:
- verklaart de veroordeelde niet ontvankelijk in zijn verzet.
Deze beschikking is gewezen door mrs. F. de Jong, voorzitter, L.M.E. Kiezebrink en
M.J.B. Holsink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.J. van Baren als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 juni 2013.